Een vals beeld van superdiversiteit

Opinie | door Baukje Prins
21 februari 2018 | In haar intreerede als lector Inclusive Education aan De Haagse Hogeschool schetst Aminata Cairo een vals beeld van superdiversiteit in de dubbele betekenis van het woord: het is zowel onwaar als kwaadaardig.

Op 17 januari jl. hield Aminata Cairo haar intreerede als lector Inclusive Education aan De Haagse Hogeschool. Een week later publiceerde ScienceGuide een gesprek met haar, waarin ze enkele belangrijke ideeën uit haar intreerede nog eens benadrukt. Omdat Cairo’s beweringen een frontale aanval vormden op mijn werk als lector aan diezelfde hogeschool, voel ik me genoodzaakt om weerwoord te bieden. In mijn reactie beperk ik me tot haar kritiek op het woord superdiversiteit, dat een van de kernbegrippen vormde van het onderzoeksprogramma van het lectoraat Burgerschap en Diversiteit.

Lector Inclusieve Educatie: Ik hekel superdiversiteit!

Superdiversiteit als ‘wit’ paradigma

In haar intreerede loopt Cairo op een gegeven moment een lijstje langs met woorden waarvan ze uitlegt waarom ze die nooit meer wil horen. Aan het begrip superdiversiteit, zo meldt ze, heeft ze een speciale hekel. Ongehinderd door enige kennis van zaken laat ze vervolgens haar negatieve associaties de vrije loop. In de hier volgende repliek volg ik zoveel mogelijk haar letterlijke bewoordingen (zie het videofragment van 1.32.40 tot 1.35.20). Superdiversiteit betekent volgens Cairo drie dingen:

Number one: hm, there’s a whole bunch of them now!

Het publiek lacht. Als goede verstaanders vatten ze het direct: onderzoekers die werken vanuit de idee van superdiversiteit positioneren zich als een wit ‘wij’ tegenover een niet-wit ‘zij’, over wie ze met verbazing constateren dat het er opeens zo veel zijn. Bewijsvoering of bronvermelding voor deze stelling ontbreken. Maar ze blijkt de opmaat voor de rest van Cairo’s betoog.

Voorbij focus op etniciteit

Number two: there’s diversity within diversity. So, not all black people are Surinamese? Are you kidding me? Right, so there’s some Kenyans, and there’s some Ghanaians, and there’s…? Oh man!

Een belangrijk onderdeel van de idee van superdiversiteit is inderdaad dat we ons meer rekenschap moeten geven van de diversiteit binnen de diversiteit. Maar Cairo heeft de pointe van deze uitdrukking volledig gemist.

De Amerikaanse Steven Vertovec muntte in 2007 het begrip superdiversiteit als alternatief voor de ideologie van het multiculturalisme, dat de moderne immigratiesamenleving beschouwde als een archipel van diverse, meer naast dan met elkaar levende etnische of nationale groepen. Volgens Vertovec is het tijd om deze ethnofocal lens los te laten, omdat de verschillen tussen etnische groepen minder belangrijk aan het worden zijn dan de overeenkomsten over etnische scheidslijnen heen, en dan de verschillen binnen etnische groepen.

Echter, Cairo suggereert met haar voorbeeld dat ‘diversiteit binnen diversiteit’ verwijst naar het bestaan van etnische verschillen, in dit geval tussen zwarte Nederlanders. Maar daarmee gebruikt ze precies de etno-focale lens waarvan aanhangers van superdiversiteit afscheid willen nemen. In werkelijkheid wordt met de uitdrukking ‘diversiteit binnen diversiteit’ aandacht gevraagd voor etniciteit overstijgende en doorsnijdende verschillen, zoals verschillen in opleiding, geloof, sekse, seksualiteit, juridische status en levensstijl.

Een waaier van minderheden

Number three: people of colour are in the majority, white people in the minority.

Deze bewering klopt, voor zover de definitie van een ‘superdiverse’ stad is dat er in zo’n stad geen enkele bevolkingsgroep nog de (numerieke) meerderheid uitmaakt. En met dien verstande dat hierbij bevolkingsgroepen niet worden onderscheiden naar kleur, maar naar migratieachtergrond. In Nederland zijn bijvoorbeeld Amsterdam, Den Haag en Rotterdam volgens deze definitie zogenaamde majority-minority steden. Minder dan de helft van de inwoners heeft in deze steden nog een ‘autochtoon’ Nederlandse achtergrond, in plaats daarvan bestaat de bevolking uit ‘een brede waaier van minderheden’ (Geldof 2013: 26). Maar aangezien ook inwoners van Britse, Poolse of Duitse origine tot de niet ‘autochtone’ bevolking worden gerekend, is hiermee niet gezegd dat dus people of colour in de meerderheid zijn. Op basis van deze misvatting redeneert Cairo echter verder:

And that actually means that we can no longer mean that these people adapt to us, we might actually have to adapt also, aaah! Can you imagine?

Een van de inzichten van superdiversiteit is inderdaad dat we integratie meer moeten gaan beschouwen als een kwestie van twee- of meerrichtingsverkeer dan een kwestie van eenzijdige assimilatie (zie bijvoorbeeld Crul 2013). Maar opnieuw is er die ongefundeerde suggestie dat dit wordt gepostuleerd vanuit een wij versus zij denken, waarbij een tegenstribbelend wit ‘wij’ met tegenzin erkent dat ze zich wel zullen moeten aanpassen aan ‘die mensen’.

Met deze voorstelling van zaken zet Cairo de wereld op haar kop. Onderzoekers die werken vanuit het paradigma van superdiversiteit zetten zich juist af tegen elke simpele vorm van ‘wij-zij’ denken. Tegenstellingen als die tussen ‘autochtoon’ en ‘allochtoon’ (of tussen ‘wit’ en ‘zwart’ for that matter) dekken bij lange na niet meer de lading van de complexe, meerlagige werkelijkheid van de superdiverse stad. Met hun onderzoeksbevindingen willen deze wetenschappers juist aan politici en beleidsmakers duidelijk maken dat in het alledaagse leven in superdiverse steden al vaak sprake is van dat meerrichtingsverkeer, en dat het verstandig zou zijn wanneer ze in hun beleid daar aansluiting bij zoeken. (zie ook Prins 2013: 11)

Niet super cool, maar super complex

Daarna vliegt Cairo volledig uit de bocht wanneer ze aanhangers van superdiversiteit gelijkstelt met witte mensen die bang zijn voor zwarte mensen:

Now, I understand that a room full of black people might make you feel uncomfortable. That’s okay. The fact that there’s now a majority in some cities, I understand it makes you uncomfortable. But when you say superdiversity, you don’t mean: hey, super! Super cool, super tough! You mean: wowowowoh! [Cairo ondersteunt dit met het cartooneske gebaar van iemand die op de nagels van beide handen bijt als teken van angst. Gelach in de zaal]

Wowowoh! [opnieuw het cartooneske angst gebaar, publiek lacht] There’s so many of them now, wowowowoh! [derde keer het angstgebaar]. And you are allowed to feel that way, but do nót bring it to me. I will not accept that.

 Wanneer ik in lezingen of colleges uitleg hoe de term superdiversiteit begrepen moet worden, wijs ik er inderdaad altijd op dat ‘super’ niet betekent super cool. Het paradigma van superdiversiteit staat niet voor een naïeve viering van veelkleurigheid en verschil. Het voorvoegsel ‘super’ herinnert er juist aan dat de hedendaagse diversiteit de klassieke etnische-nationale groepsgrenzen overstijgt (supersedes). Het staat niet voor super goed, maar dat het voor super griezelig zou staan is zo ver bezijden de waarheid dat ik mijn publiek dat niet eens hoef uit te leggen. Het betekent gewoon super complex.

Superdivers wordt vanzelfsprekend

Cairo sluit haar karikatuur af met een uitsmijter, die ze ook in ScienceGuide naar voren brengt:

If you have a classroom where somebody is African, mixed with Chinese, with Javanese, somebody that’s native American with Brazilian, somebody that’s Chinese mixed with Maroon – in Surinam we call that a classroom [gelach, daarna applaus]. In Surinam we call that our classmates. And we don’t go like wowowowoh! [opnieuw het cartooneske angstgebaar]

Hier wordt direct verwezen naar een onderzoeksrapport van het Haagse lectoraat Burgerschap en Diversiteit over wat wij aanduidden als een superdiverse mbo-opleiding (El Bouk et al 2017a). Opnieuw lijkt Cairo niet goed te hebben gelezen. Nergens hebben we het over superdiverse klasgenoten. Superdiversiteit is namelijk geen identiteitscategorie, maar een demografische aanduiding voor de samenstelling van een populatie. En dat mensen zelf de term superdiversiteit niet gebruiken, doet niet ter zake. Sterker nog: veel onderzoekers constateren dat superdiverse steden, buurten of scholen steeds meer gaan lijken op het Suriname van Cairo, in de zin dat die diversiteit door betrokkenen als vanzelfsprekend wordt ervaren, zoals Susanne Wessendorf bijvoorbeeld concludeerde in haar onderzoek in de Londens wijk Hackney (Wessendorf 2012).

Dit was precies een van de redenen waarom onze eerste onderzoeksbundel naar alledaagse omgangsvormen in de grootstedelijke omgeving de titel Superdivers! kreeg (Prins 2013). Voor de jonge stadsbewoners die we spraken bleek bijvoorbeeld een gemengde vriendenkring eerder regel dan uitzondering te zijn. Het onderzoek op de superdiverse mbo-school gaf een vergelijkbaar beeld: ook hier was voor de studenten etnische diversiteit amper een issue. Voor zover er sprake was van onderlinge conflicten of problemen met de docent, hadden die vooral te maken met de organisatorische onrust op de opleiding (zie ook El Bouk et al 2017b).

Een woordverbod

Cairo sluit haar cabareteske presentatie van superdiversiteit af met een waarschuwing:

So, if you want to be my friend, don’t use that word with me, please! I’ll let you go by once, may be twice. Third time, we need to have a talk out back.

Een lector die haar studenten en medewerkers verbiedt om bepaalde woorden te gebruiken: het staat haaks op de onderzoekende houding waarover het hbo zo hoog opgeeft, een houding waarvoor vrijheid van denken en van meningsuiting cruciale voorwaarden zijn. Het staat eveneens haaks op de safe spaces waarvoor Cairo een lans brak. Veilig voor wie eigenlijk?

Er is voldoende kritiek denkbaar op het paradigma van superdiversiteit, bijvoorbeeld dat het te weinig aandacht heeft voor machtsverhoudingen (Humphris 2015), te gemakkelijk voorbijgaat aan de moeilijke kanten van superdivers samenleven of aan de invloed van structuren en instituties op het leven van mensen (Crul 2016). Maar het is me werkelijk een raadsel waar Cairo het beeld vandaan haalt dat aanhangers van superdiversiteit xenofobe witte mensen zijn die bang zijn voor het verlies van hun veilige witte bubbel. Ik kan het alleen maar begrijpen als grotesk product van eigen projectie. De idee van superdiversiteit zet zich juist sterk af tegen de aanname dat we in een wereld (kunnen blijven) leven met strikte etnische en raciale scheidslijnen, een wereld van tegenstellingen tussen ‘wij’ en ‘zij’. Aanhangers van extreem-rechts en populistische nationalisten die bang zijn voor verlies van de Nederlandse identiteit zijn juist onze grootste tegenstanders.

Al met al kan ik na deze intreerede Cairo’s herhaaldelijke bewering dat ze mensen wil bereiken en betrekken moeilijk nog geloofwaardig vinden. Zij zou haar advies aan anderen om hun woorden ‘wijselijk’ te kiezen zelf wel eens ter harte mogen nemen.

Baukje Prins :  filosoof en publicist, voormalig lector Burgerschap en Diversiteit aan De Haagse Hogeschool (2009-2017)

Literatuurverwijzingen

Superdiversiteit. Een nieuwe visie op integratie

Crul, M., J. Schneider en F. Lelie (2013) Superdiversiteit. Een nieuwe visie op integratie. Amsterdam: VU University Press.

Super-diversity vs. assimilation

Crul, M. (2016) Super-diversity vs. assimilation: How complex diversity in majority–minority cities challenges the assumptions of assimilation. Journal of Ethnic and Migration Studies, 42(1), 54-68.

 

‘We zijn hier allemaal zusjes’

El Bouk, F. et al (2017a) ‘We zijn hier allemaal zusjes’. Een etnografisch onderzoek op een superdiverse mbo-opleiding Helpende Zorg en Welzijn. Den Haag: De Haagse Hogeschool.

Onrust in de superdiverse mbo-klas.

El Bouk, F. et al (2017b) Onrust in de superdiverse mbo-klas. Tijdschrift over Cultuur & Criminaliteit 7 (1) 2017, pp. 77-98.

Superdiversiteit. Hoe migratie onze samenleving verandert.

Geldof, D. (2013) Superdiversiteit. Hoe migratie onze samenleving verandert. Leuven: Acco.

Intersectionality and super-diversity: What's the difference?

Humphris, R. (2015) Intersectionality and super-diversity: What’s the difference? IRiS Key Concepts roundtable series.

Superdivers! Alledaagse omgangsvormen in de grootstedelijke samenleving.

Prins, B. (red/inleiding) 2013) Superdivers! Alledaagse omgangsvormen in de grootstedelijke samenleving. Delft/Den Haag: Eburon/De Haagse Hogeschool.

Super-diversity and its implications

Vertovec, S. (2007) Super-diversity and its implications. Ethnic and Racial Studies 30 (6), pp. 1024-54.

Commonplace Diversity. Social Relations in a Super-Diverse Context.

Wessendorf, S. (2014) Commonplace Diversity. Social Relations in a Super-Diverse Context. Houndmills, Basingstoke: Palgrave Macmillan.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK