“Deur op slot kan al strafbaar zijn”

Interview met advocaat Richard Korver

Interview | door Ingeborg van der Ven
7 maart 2018 | Richard Korver is als advocaat onder andere gespecialiseerd in zedenzaken. Begin januari was de advocaat, net als seksuoloog Jelto Drenth samen met ScienceGuide aanwezig bij het symposium ‘Seksuele intimidatie op de werkvloer’ aan de Universiteit Utrecht. Een goed moment om met hem door te praten over de aandacht voor dit probleem, onderzoek naar de mate waarin meldingen succesvol worden afgehandeld en het gebruik van zwijgclausules.

Seksuele intimidatie op de werkvloer krijgt sinds eind 2017 veel aandacht. Vorige week debatteerde de Kamer er over met staatssecretaris Van Ark (SZW) en ministers Van Engelshoven (OCW) en Grapperhaus (JV). Minister Van Engelshoven gaf aan blij te zijn met het debat over seksuele intimidatie. “Er heerst brede consensus: time’s up. De tijd is gekomen om echt werk te maken van het terugdringen van seksueel geweld en seksuele intimidatie op de werkvloer of waar dan ook in de samenleving.” De minister benadrukt dat seksueel geweld niet beperkt is tot bepaalde terreinen of groepen in de samenleving. Uit verhalen blijkt ook dat binnen het hoger onderwijs sprake kan zijn van intimidatie op de werkvloer. 

Zijn er zaken van seksuele intimidatie in de context van de academie bekend?

“Ik kan geen herleidbare uitspraken doen over concrete voorbeelden, maar ik heb in de afgelopen jaren wel degelijk zaken gehad die speelden op een universiteit. Als we kijken naar mensen die zich schuldig maken aan seksuele intimidatie op de werkvloer dan kun je grofweg twee typen te onderscheiden. Als eerste de persoon met een hevige verliefdheid. Er is een focus op één persoon en deze persoon wordt hier mee lastig gevallen. Het gaat dan om een solo casus. De tweede groep is mogelijk veel gevaarlijker. Dit is de persoon die seksueel hyperactief is en kan als het ware iedereen lastigvallen.

Het is een misvatting om te denken dat seksuele intimidatie zich niet binnen de academie voordoet. Ik ben zelf afgestudeerd op onderzoek naar de juridische (on)mogelijkheden voor slachtoffers van incest. Dit is ook een thema waarvan sommigen denken dat dit een probleem is dat alleen speelt onder laagopgeleiden. ‘Dit komt onder ons soort mensen niet voor’, en dit is natuurlijk onzin.”

‘Hij is hoogleraar, jij bent maar UD.’

Wat is de juiste rol van een universiteit als het gaat om seksuele intimidatie?

“Het is natuurlijk mooi als een rector zich uitspreekt tegen het voorkomen van seksuele intimidatie op de werkvloer. Maar ik vraag mij dan meteen af, ‘en wat ga jij er vanuit die functie aan doen?’ Je ziet bijvoorbeeld dat besturen van particuliere scholen, waar in het verleden schadeclaims een rol speelden, een groot besef hebben dat er een zorgplicht vanuit de werkgever naar de medewerkers toe is.

We willen zaken niet vastleggen in regels, maar onderzoek laat zien dat het rechtssysteem in Nederland nog veel ruimte biedt voor overtredingen. Zo heeft onderzoek van Maartje Govaert, Mirjam Decoz en Stefan Sagel laten zien dat Nederlandse rechters relatief mild oordelen over vergrijpen op het gebied van seksuele intimidatie op de werkvloer. Binnen het Nederlandse arbeidsrecht is er sprake van een ‘goedpraatcultuur’. Dit is anders in het Angelsaksische model, daar is elke overtreding een doodzonde. Als je bij wijze van spreken iemand verkeerd aankijkt is het al strafbaar.

In het artikel in het FD Naar aanleiding van het artikel waar Korver aan refereert heeft kantonrechter Wim Wetzels namens de Expertgroep Arbeidsrecht gereageerd. “Het echte probleem is volgens Wetzels dat werkgevers het bewijs vaak niet rond krijgen. 'Dat is ook heel lastig om te doen. Ze staan sowieso niet te trappelen om getuigen te laten horen, dat geeft een hoop onrust. Ook collega's willen vaak niet getuigen uit angst voor de gevolgen voor hun eigen aanstelling.' Rechters leggen de lat niet te hoog voor werkgevers om een pleger te ontslaan, zegt Wetzels. 'Een werkgever hoeft echt niet in een gedragscode op te schrijven dat werknemers niet aan elkaars billen en borsten mogen komen.' Wetzels herkent wel dat de drempel heel hoog is voor slachtoffers om naar de rechter te stappen en compensatie te eisen, en dat er weinig jurisprudentie is over dergelijke zaken. 'Voor het slachtoffer is het al helemaal lastig aan te tonen. Je rakelt een heleboel ellende op. Daarom verkiezen werkgever en slachtoffer vaak een schikking.'” n.a.v. dit onderzoek wordt een voorbeeld genoemd dat dit goed illustreert. Een mannelijke leidinggevende, zestigplus, heeft in zijn organisatie de gewoonte om zijn vrouwelijke collega’s bij de borsten en billen te betasten. Nadat een van de vrouwelijke collega’s een melding maakt wordt de man op staande voet ontslagen. Hij vecht dit besluit aan en het gerechtshof in Den Haag stelt hem in het gelijk, omdat ‘deze man dit al jaren doet, er geen beleid is gemaakt, hij niet is gewaarschuwd en er bovendien een ‘knuffelcultuur’ heerst. Vooral het punt dat er beleid moet zijn vind ik apart. Moet ik dit dan ook hier op mijn eigen kantoor gaan doen, moeten er plakkaten hangen op de muur waarop staat dat wij hier elkaar niet onjuist betasten?”

Nederlandse rechter oordeelt veel te mild over seksuele intimidatie op de werkvloer

“Tenslotte is het op slot doen van een deur, zoals in een van de verhalen naar voren kwam, al strafbaar. Dit laat namelijk geen ruimte voor een vrijwillige sexual encounter meer over. Het is zelfs een voorbeeld dat ik regelmatig gebruik bij gastcolleges die ik geef. Zo stond ik laatst voor een groep van studenten. Dan doe ik de deur van de collegezaal op slot en ga voor de deur staan en zeg: ‘Dwang kan ook ogenschijnlijk mild zijn, de deur zit op slot, kleden jullie je nu maar uit’. Er ontstonden twee reacties. Studenten die gingen lachen en zeiden ‘Ja dag, dat doe ik niet’. Maar er was ook een groep die de angst meteen voelde en zichtbaar op hun gezicht had staan. Dit mag dus gewoon niet en het is onder omstandigheden strafbaar.

Als je een goede vertrouwenspersoon hebt dan weet hij of zij dat het misbruik maken van een feitelijkheid, zoals een machtspositie in combinatie met het afsluiten van een deur, strafbaar is. Het is sowieso van groot belang dat er vertrouwenspersonen zijn. Een vertrouwenspersoon buiten de organisatie is vaak nog wenselijker. Wat ik wel lastig vind aan deze functie is dat het slachtoffer zelf vol kan blijven houden dat het incident niet naar buiten mag.

Sommige melders van seksuele intimidatie belanden in een constructie waarin zij niet naar buiten kunnen met een verhaal, een zwijgcontract, hoe werkt zo’n regeling?

“Het voorbeeld van een hoogleraar die aan een andere universiteit weer aan het werk kan als UD of UHD is ingewikkeld. Natuurlijk is het onwenselijk dat iemand op een andere plek weer nieuw ‘roofterritorium’ heeft, maar je kan je ook afvragen in hoeverre het wenselijk is dat alle informatie bekend wordt. Als iemand in zijn of haar privésfeer veroordeeld wordt dan is dit ook niet bekend bij collega’s.

Wat betreft de geheimhouding die in de verhalen naar voren komt, ik vraag mij af in hoeverre deze rechtsgeldig is. Eigenlijk is de geheimhoudingsclausule in strijd met het principe van ‘goede zeden’. Vroeger werd er veel gebruik gemaakt van de zwijgcontracten. We zagen dit bijvoorbeeld in de medische wereld bij een vaststellingsovereenkomst aangaande medische missers. Als je als gedupeerde een vergoeding aanvaarde dan werd er vaak ook getekend voor een geheimhouding clausule.

Moet een dergelijke clausule verboden worden? Dat wil ik niet direct zeggen. Het is eigenlijk al niet rechtsgeldig. In de medische wereld hebben wij wel gezien dat de vorige minister Schippers een uitspraak heeft gedaan tegen de wenselijkheid van een dergelijke constructie. Wellicht is een uitspraak van de minister van onderwijs ook nodig als het gaat om deze zwijgclausules?”

Schippers wil zwijgcontracten in de zorg verbieden


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK