“Emancipatie heeft onderhoud nodig”

Oud-minister Jet Bussemaker houdt de jaarlijkse Annie Romein-Verschoorlezing

Verslag | door Sicco de Knecht
9 maart 2018 | “Wanneer het over vrouwen gaat dan wordt het ineens een moreel verhaal en gelden er andere regels.” Volgens oud-minister Jet Bussemaker houden politici er een dubbele moraal op na die de emancipatie nog altijd parten speelt. Als grootste uitdaging ziet zij de achterblijvende economische onafhankelijkheid van vrouwen.
Jet Bussemaker in de Senaatszaal van de Universiteit Leiden.

De jaarlijkse Annie Romein-Verschoorlezing werd dit jaar verzorgd door oud-minister Jet Bussemaker. Het centrale thema van de avond was de economische onafhankelijkheid van vrouwen. Ondanks de vele stappen die de afgelopen eeuw zijn gezet ten behoeve van de emancipatie blijft dit volgens Bussemaker een punt van grote zorg.

Haar betoog werd kracht bijgezet door de reflectie van haar referent, NRC-columnist Lamyae Aharouay. “Als vrouwen beginnen met werken dan hebben ze gemiddeld een hoger uurloon dan mannen. Rond hun 25e worden ze echter ingehaald door hun mannelijke collega’s, ook bij de overheid al is het daar pas op hun 35e.”

Vijftien jaar na De Geus

Aan het begin van haar lezing bracht de oud-politica Bussemaker de inmiddels beruchte uitspraak van toenmalig CDA-minister Aart Jan de Geus in herinnering. Deze betrok de stelling dat de emancipatie anno 2003 wel ‘voltooid’ was. De Geus werd hier destijds al flink op aangevallen. “Zijn reactie, en van vele anderen was: de wet is nu gelijk en dan komt het vanzelf wel goed. Over tien of twintig jaar is alles anders.”

“En waar staan we nu?” vervolgde Bussemaker die erop wees dat er inderdaad een aantal zaken te vieren valt. Het hoge aandeel hoogopgeleide vrouwen, de hoge economische onafhankelijkheid onder hoogopgeleide vrouwen (onder de 35 dus) en het feit dat jonge vrouwen bij de overheid meer verdienen dan mannen noemde ze als goede voorbeelden. “Maar daar houdt het wel zo’n beetje op. Wat betreft de loonkloof, de vertegenwoordiging in de media en seksueel geweld is er weinig vooruitgang geboekt.”

“Emancipatie heeft onderhoud nodig,” zo stelde Bussemaker dan ook en noemde als meest in het oog springende probleem voor de Nederlandse situatie de gebrekkige doorstroom op de arbeidsmarkt. Al vrij snel in haar betoog getiteld “De Nederlandse vrouw: bakfietsmuts of gelukkig deeltijdmens?” werd dan ook duidelijk dat Bussemaker met deze tegenstelling een ander punt wilde maken dan wellicht vooraf vermoed. “Zo’n tegenstelling doet het goed in een column, maar raakt deze ook de kern? Volgens mij niet.” Niet alleen omdat deze twee uitersten geen recht doen aan de werkelijkheid maar vooral omdat deze populaire stereotypen “deze disbalans vooral als een probleem van vrouwen voordoet.”

“Daarmee verdwijnt het maatschappelijke probleem naar de achtergrond en krijgt een maatschappelijk probleem een vertaling als individueel verwijt.” Vrouwen kunnen het op die manier nooit goed doen volgens Bussemaker. Volgens haar is het heroverwegen van veel vanzelfsprekendheden een meer vruchtbare route naar emancipatie. “Waarom worden moeders altijd door de opvang gebeld als het kind ziek is? Waarom gaat men er in sectoren waar veel vrouwen werken altijd maar van uit dat vrouwen parttime willen werken – zelfs als ze geen kinderen hebben?” Deze voorbeelden zijn volgens haar een indicatie dat het niet gaat om een individueel probleem (van vrouwen) maar om een maatschappelijk probleem.

Licht ontvlambaar onderwerp

Dat probleem maatschappelijk adresseren is volgens Bussemaker geen sinecure, zo bleek ook uit de politieke dimensie die een aantal keer terugkwam in haar verhaal. “Ik heb me de afgelopen twintig jaar oprecht vaak verwonderd over de emoties waarmee de discussies over de economische zelfstandigheid van vrouwen gepaard gaan.”

Hier nam ze onder andere de kinderopvang en mantelzorg als voorbeelden van onderwerpen waar de Nederlandse politiek in haar ogen bijzonder weinig vooruitgang is geboekt. “Waarom is het wel gelukt om radicale omwentelingen zoals de decentralisatie van de zorg, de hypotheekaftrek en de pensioenen voor elkaar te krijgen, maar zodra het gaat om de economische onafhankelijkheid van vrouwen dan is er nagenoeg niets klaargespeeld.”

“”Waar een wil is, is een weg. Waar geen wil is, is een wet.””

Jet Bussemaker

De “licht ontvlambare” aard van het onderwerp riep Bussemaker de politieke reacties op het initiatief TopVrouwen OCW en VNO-NCW brachten in deze database op basis van een strenge selectie vrouwelijke kandidaten bijeen die potentieel geschikt zouden zijn voor bijvoorbeeld de raad van bestuur, de raad van commissarissen of de raad van toezicht. Zodoende zou niemand meer het excuus kunnen gebruiken dat er geen 'goede vrouwen' te vinden zouden zijn - dat was de gedachte. Onder politieke druk kozen de initiators er uiteindelijk voor het beheer hiervan onder te brengen bij een onafhankelijke stichting. dat zij startte met VNO-NCW in herinnering. “Hans de Boer zag de bui denk ik terecht hangen. Als er niet snel wat gebeurde zouden er quota komen, zo dacht hij.” Op dat punt gaf zij toe daar ook mee gedreigd te hebben, kenmerkend de pragmatische wijze die haar ministerschap kleurde: “Waar een wil is, is een weg. Waar geen wil is, is een wet.”

Vanuit de Kamer kreeg Bussemaker hier destijds felle kritiek op. “Ik zou mezelf bemoeien met de selectie van topvrouwen in de private sector.” Niet alleen werd haar valse concurrentie verweten maar het was vooral de vraag waar zij zich als minister mee bemoeide. “Vrouwen kunnen het zelf wel, was de tegenwerping. En bovendien, zo kreeg ik te horen, quota zijn voor vissen.”

Op dat punt sprak de oud-minister van een dubbele moraal door te stellen dat er wat haar betreft geen verschil in maatschappelijk belang is tussen emancipatie of zoiets als subsidies voor export of innovatie. “Waarom is het ene wel en het andere niet een taak van de overheid? Wanneer het over vrouwen gaat dan wordt het ineens een moreel verhaal en gelden er andere regels.”

Keten van vanzelfsprekendheid

Op een aantal van de mechanismen achter de ‘keten van vanzelfsprekendheid’ kwamen zowel Bussemaker als Aharouay terug tijdens de zaaldiscussie. Een manier om de loonkloof tussen mannen en vrouwen te overbruggen kan volgens Bussemaker uit de organisatie zelf komen. Vanuit een onderzoek op hogescholen en in de zorg kwam bijvoorbeeld een zeer concrete aanbeveling. “Een goede les voor iedere organisatie is om werknemers niet in te schalen op grond van wat deze eerder verdiende. Mannen verdienen namelijk altijd al meer, dus je incorporeert daarmee altijd al een ongelijkheid.”

Referent Lamyae Aharouay spreekt. Foto: Monique Shaw

Ook Aharouay had een zeer concrete aanbeveling die zij baseerde op de creatieve stakingsactie van BNR-presentatrice Petra Grijzen van anderhalf jaar geleden. “Vraag gewoon eens aan je mannelijke collega wat deze verdient.” Op dat punt werd zij aangevuld door een ambtenaar van Sociale Zaken die in de zaal zat en benadrukte hoe belangrijk onderhandelen kan zijn. “Die loonkloof is heel hardnekkig, en ik denk dat het er mee te maken heeft dat vrouwen, meisjes, niet geleerd wordt om hier zelf verantwoordelijkheid voor te nemen.” Een opmerking die werd vertaald als een suggestie dit ergens op te nemen in het onderwijscurriculum.

In reactie op deze suggestie was weer een vleug van de oude minister Bussemaker te herkennen. Alhoewel ze het belang van onderrichting in ‘financiële’ kwesties onderschreef was ze terughoudend wat betreft het voorstel. “We moeten ontzettend oppassen dat we niet alles wat we belangrijk vinden allemaal maar bij het onderwijs neerleggen.” Ze gaf wel toe dat dit ook voor haar een eye-opener was geweest in haar carrière. “Toen ik nog op de universiteit werkte heb ik op een gegeven moment ook nagevraagd wat anderen verdienden, en toen bleken mannelijke collega’s die godbetert niet eens gepromoveerd waren meer te verdienen dan ik.”

Het nalatenschap van Bussemaker

Te verwachten viel dat de oud-minister ook nog even terug zou blikken op haar termijn als minister, en de acties die ze had ondernomen op dit punt. “We moeten vandaag het goede nieuws vieren, maar ook vooruitkijken.” Duidelijk blij met het feit dat de Westerdijkimpuls 100 nieuwe vrouwelijke hoogleraren heeft opgeleverd wees ze Ingrid van Engelshoven erop dat de strijd daarmee niet gestreden is. “Dit moeten éxtra leerstoelen zijn. En er zijn ook nog afspraken gemaakt over 200 vrouwelijke hoogleraren bovenop de normale benoemingen.” Ze riep de zaal, overwegend bestaande uit vrouwelijke academici, dan ook op de nieuwe minister en de Leidse Universiteit hier scherp op te houden.

Opvallend was dat Bussemaker ook een paar woorden over had om het te hebben over het publicatiesysteem in de wetenschap. “We moeten ook nadenken over het publish or perish systeem, de winner takes all mechanismen, daar zit een groot risico in.” Volgens haar stelt deze manier van het verdelen van middelen vrouwen op achterstand omdat zij minder geneigd zijn de directe competitie aan te gaan. “We hoeven niet terug naar de tijd waar je met een vaste aanstelling tien jaar lang niets hoefde te publiceren, maar we moeten hier wel over nadenken.”

Lamyae Aharoay en Jet Bussemaker reageren samen op vragen uit de zaal. Foto – Monique Shaw.

Vanuit haar oude functie wilde de oud-minister ook nog even reflecteren op de bredere vraag waarom de emancipatie in de academie zo belangrijk is. “Ik kreeg als minister de kritiek dat ik me wel met die topvrouwen en hoogleraren bezig hield maar dat ik eigenlijk veel te weinig deed met vrouwen aan de onderkant van de arbeidsmarkt.” Ze gaf toe dat ze er wel eens van gebaald had dat ze zo vaak juist met die thema’s in het nieuws kwam, terwijl ze ook programma’s had opgezet om bijvoorbeeld vrouwen een eerste stap richting werk te laten zetten. “Maar daar krijg je veel moeilijker de aandacht voor in de Kamer en in de media, en dus blijft dat andere beeld hangen.”

Referent Aharouay sloot aan op het belang van de eerste stap richting werk en opleiding met een persoonlijk voorbeeld van hoe belangrijk dat eerste zetje is. “Toen mijn vader na jaren werken in de WW belandde betekende dit dat mijn moeder aan de bak moest.” Het was volgens haar de locatiemanager van het dagverblijf waar haar moeder kwam te werken die haar moeder aanspoorde om te gaan studeren. “Inmiddels is ze afgestudeerd en is ze al bijna tien jaar pedagogisch medewerker.”

“”Om een rolmodel te worden moet je wel eerst moeder worden.””

Lamyae Aharouay

Volgens beiden spelen rolmodellen een cruciale rol in de emancipatie. Bussemaker legde haar activiteiten in rond het thema van vrouwelijke hoogleraren dan ook als volgt uit: “Dit probleem staat model voor een gebrekkige doorstroom van vrouwen op de arbeidsmarkt.” Ook Aharouay erkende het belang van rolmodellen voor vrouwen, maar benadrukte ook het interne conflict voor vrouwen: “Om een rolmodel te zijn moet je wel eerst moeder worden.”

Daarnaast, zo benadrukte iemand uit de zaal, moeten vrouwen ook in staat gesteld worden om een rolmodel te zijn. Zaken als kinderopvang en gelijke werkdruk voor beide ouders spelen daar een grote rol bij. “Dat raakt eigenlijk enorm aan de kern van mijn betoog,” reageerde Bussemaker, “je ziet dat vrouwen in Nederland in zekere mate ‘beleidsresistent’ zijn geworden omdat het beleid wispelturig is.” De hardnekkige culturele mythes die bestaan rond deze thema’s kunnen volgens haar alleen worden weggehaald als mannen en vrouwen samenwerken. Al met al vormde die opmerking een kernachtige samenvatting van de enige mogelijke oplossingsrichting die beiden voor ogen hebben: solidariteit.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK