OCW laat carrièreproblemen postdocs aan universiteiten

Nieuws | door Frans van Heest
13 maart 2018 | Minister Van Engelshoven laat de verantwoordelijkheid voor de verbetering van de positie van postdocs op de universiteit aan instellingen zelf. Zij moeten zelf aan de slag met het eigen personeelsbeleid. Ondanks dat Leids onderzoek liet zien dat dit niet goed verloopt, is de minister van mening dat universiteiten in staat zijn om postdocs naar een andere baan te begeleiden. Daarmee reageert Van Engelshoven op Kamervragen van de Socialistische Partij.

Recent berichtte ScienceGuide over een onderzoek van de Universiteit Leiden waaruit bleek dat de positie van postdocs op universiteiten een nogal lastige is. De kans op een vaste aanstelling of om door te groeien blijkt erg klein. Dit bleek ook erg afhankelijk te zijn van de bereidheid van de begeleider om de postdoc te helpen bij de verdere carrière binnen de wetenschap.

Als een volgende stap in de wetenschap er niet in zit blijkt de begeleiding van postodc naar een andere baan moeizaam te verlopen, bleek uit het onderzoek. Volgens de onderzoekers kwam de verslechterende arbeidsomstandigheden door de toegenomen internationalisering en prestatiedruk binnen de universiteit. Voor Frank Futselaar (SP) was dit reden om Kamervragen te stellen. De minister heeft lang op een antwoord moeten broeden want de beantwoording was al eerder uitgesteld.

Minister volgt de universiteiten

De minister benadrukt dat de omgevingsfactoren zoals internationalisering en verslechterende arbeidsomstandigheden niet haar verantwoordelijkheid zijn maar die van de werkgevers, in dit geval de universiteiten. Zij houdt wel een oogje in het zeil. “Hoe de omgevingsfactoren uitwerken op de arbeidsvoorwaarden is de verantwoordelijkheid van de werkgever. De aanpak in het talentbeleid is erop gericht de kwaliteit en continuïteit van onderwijs en onderzoek blijvend te garanderen en een divers loopbaanbeleid binnen de universiteiten te entameren. In deze context volg ik hoe universiteiten omgaan met het aantal flexibele dienstverbanden.”

De minister toont wel begrip voor de universiteiten omdat de financiering voor een postdoc-positie niet overhoudt. “Ik respecteer echter de verantwoordelijkheid van de universiteiten voor hun personeelsbeleid en arbeidsvoorwaarden. Postdocs worden over het algemeen aangetrokken voor een kortdurend specifiek onderzoek (van een tot vier jaar) met een bijhorende tijdelijke financiering, waarbij in veel gevallen extern tijdelijk geld is verworven. Door de tijdelijke financiering is er doorgaans alleen ruimte voor een tijdelijk dienstverband.”

Vaste banen zijn schaars

De minister erkent dat dit probleem niet zomaar opgelost is en dat er schaarste is aan vaste banen binnen universiteiten. “Daarbij vind ik het van belang dat de universiteit een aantrekkelijke werkgever is en ben ik blij dat universiteiten in de cao hebben afgesproken dat zij werk maken van het terugdringen van variabele en tijdelijke dienstverbanden van 30% naar 22%. Dat betekent ook dat er een grens moet zijn aan het aantal flexbanen, maar het is duidelijk dat het aantal vaste banen schaars is en de concurrentie groot.”

De situatie is volgens de D66-minister zeker niet uitzichtloos. Er komt vanuit de studievoorschotmiddelen meer geld en universiteiten moeten dat geld met scherpe keuzes verdelen. “Er gaat de komende jaren meer geld rechtstreeks van het ministerie naar universiteiten vanuit de middelen die vrijkomen uit het studievoorschot. Hierover maken we kwaliteitsafspraken. Instellingen moeten scherpe keuzes maken waaraan zij willen gaan werken. Ik ga ervan uit dat het aanstellen van extra docenten voor de instellingen een prioriteit is in de besteding van middelen, zoals ook eerder in de Strategische Agenda is opgenomen.”

Verantwoordelijkheid van instellingen zelf

Waar de minister minder aan kan doen is de werkdruk. Op de vraag van Futselaar of zij ook van mening is dat de onzekerheid op een vaste baan bijdraagt aan de werkdruk antwoordt Van Engelshoven: “Werkdruk is vooral een kwestie die speelt tussen werkgever en werknemer en kan meerdere oorzaken hebben. Ik verwacht dat een goed werkgever de dialoog aangaat tussen medewerkers, leidinggevenden en het CvB, tussen vakgroepen, tussen faculteiten en ook tussen universiteiten, zodat er duidelijkheid ontstaat over ieders rol en verwachtingen.”

De minister denkt ook niet dat de onzekere baan voor postdocs zorgt voor een slechtere kwaliteit van de wetenschap, integendeel. “Voor tijdelijke dienstverbanden die universiteiten bieden, geldt dat het vaak om een uitdagende, afwisselende baan gaat, met zowel wetenschappelijke als maatschappelijke impact. Deze functies bieden de mogelijkheid om te werken aan (interdisciplinaire) academische ontwikkeling en om een groot netwerk op te bouwen. Ik heb geen reden om te twijfelen aan het arbeidsethos van postdocs en de kwaliteit van hun prestaties.”

Het onderzoek van de Universiteit Leiden liet ziet dat HRM-afdelingen nauwelijks betrokken zijn bij het begeleiden van postdocs naar een andere baan. De minister heeft echter het volste vertrouwen dat de universiteiten dit goed voor elkaar hebben. “Ik ga ervan uit dat een goede werkgever postdocs ook kennis laat maken met het loopbaanbeleid. Niet iedereen met een tijdelijk dienstverband bij een universiteit kan doorgroeien naar een vast dienstverband. Voor deze personen is het van belang dat de instelling hen begeleidt bij het zoeken naar een (wetenschaps-) carrière buiten de universiteit.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK