Post-truth en de vraag wat goede wetenschap is

Ook in het post-truth tijdperk blijft de normatieve vraag belangrijk

Analyse | door Hans Radder
16 april 2018 | Al een tijd is er veel gedoe om de rol van waarheid in de wetenschap. Geregeld lees je dat we in een tijd van post-truth leven. Slodderonderzoek en belangenverstrengeling zouden het streven naar waarheid vervangen hebben. Zie de discussies over experimentele reproduceerbaarheid, over de problemen van onafhankelijk en fundamenteel onderzoek en over de invloed van perverse prikkels.
Foto: National Park Service

In een recent rapport pleit de KNAW voor een grotere inbreng van de wetenschapsfilosofie bij het nadenken over de vraag naar de oorzaak van deze problemen. In dit artikel wil ik één van de antwoorden erop bespreken: het is de schuld van het postmodernisme.

Maar klopt dat? Of is ‘postmodernisme produceert post-truth’ niet meer dan een oppervlakkige oneliner, een slimme zet in de constante strijd om aandacht waaraan ook wetenschappers geacht worden mee te doen? Om dat uit te zoeken moeten we wat dieper op deze problematiek ingaan. Dat leidt tot twee conclusies. Enerzijds blijkt de relatie tussen postmodernisme en post-truth complexer en minder eenduidig. Anderzijds sluit dit postmodernisme een cruciale vraag, die centraal staat in de huidige discussies, bewust buiten. Dat is de normatieve filosofische vraag wat goede wetenschap is.

Het constructivisme

Wetenschap hoort zich uitsluitend te laten leiden door objectieve en universele waarheid. Dat is de traditionele visie. Maar, zo stellen postmoderne critici, een dergelijke notie van waarheid is theoretisch onhoudbaar en empirisch onvindbaar. Om deze tegenstelling te verhelderen zal ik ingaan op een recent debat in het wetenschaps- en technologieonderzoek, afgekort STS STS is een relatief grote internationale discipline. Bruno Latour, Donna Haraway, Steven Shapin, Sheila Jasanoff en Naomi Oreskes zijn STS’ers die ook bij een breder publiek bekend zijn. Ook Nederland speelt een vooraanstaande rol in deze discipline. , naar het Engelse ‘science and technology studies’.

Mijn analyse heeft betrekking op een dominante benadering binnen deze STS, die gezien kan worden als een specifieke variant van het postmodernisme. Ik noem die het empirisch-constructivistische paradigma. De kern daarvan kan in de volgende vijf punten samengevat worden:

  • Wetenschap biedt geen zekerheid en al helemaal niet als het gaat om haar geldigheid in complexe maatschappelijke contexten, zoals in de geneeskunde, de economie of het klimaatonderzoek.
  • Daardoor zijn wetenschappelijke controverses geen irrationele uitzonderingen maar normale aspecten van de wetenschapspraktijk.
  • Soms zijn die tegenstellingen blijvend, zoals tussen kwalitatieve en kwantitatieve sociale wetenschappen. Maar in veel gevallen lossen die controverses na enige tijd op en resulteren in een vaak brede consensus, zoals bij vaccinatie en klimaatopwarming.
  • Toch blijft zo’n consensus resultaat van constructiewerk, waarin wetenschappelijke argumenten (in traditionele zin) verbonden zijn met sociale en politieke opvattingen of factoren. Aan geaccepteerde wetenschappelijke beweringen kan dan ook geen puur objectieve en universele waarheid toegeschreven worden.
  • Om die reden moeten alternatieven (ook die van een kleine minderheid) serieus genomen worden. STS-onderzoekers dienen zelf onpartijdig te zijn en geen standpunt in te nemen in dergelijke wetenschappelijke controverses.

STS en post-truth

Belangrijk is te benadrukken dat de vele empirische STS-studies vaak zeer de moeite waard zijn. Ze hebben er bovendien toe bijgedragen dat ook de wetenschapsfilosofie zich veel meer is gaan verdiepen in de concrete wetenschapspraktijk. Maar hoe verhoudt het empirisch-constructivistische paradigma zich tot het post-truth verschijnsel? Daarover is recentelijk een belangrijk debat gevoerd tussen vooraanstaande STS-onderzoekers in en rond de tijdschriften Social Studies of Science en Social Epistemology.

De twee kernvragen in dit debat zijn: heeft het empirisch-constructivistische paradigma bijgedragen aan de opkomst van post-truth praktijken? En vervolgens: hoe dient de houding van STS’ers te zijn ten opzichte van het post-truth verschijnsel?

De antwoorden op deze vragen verschillen. Steve Fuller onderschrijft alle vijf uitgangspunten, beantwoordt de eerste vraag volmondig met ja en concludeert dat klimaatsceptici en aanhangers van intelligent design in evolutie volledig serieus genomen moeten worden.

Ook Michael Lynch lijkt in te stemmen met het empirisch-constructivistische paradigma, maar relativeert zijn standpunt op twee manieren. Hij wijst er terecht op dat STS ook opvattingen insluit die afwijken van het bovengeschetste paradigma; te denken valt aan de partijdigheid van kritische genderstudies. Daarnaast stelt Lynch dat de bewering dat STS verantwoordelijk is voor post-truth praktijken de invloed van deze discipline zwaar overschat.

Sergio Sismondo benadrukt dat het door STS blootgelegde constructiewerk wezenlijk verschilt van het verzinnen van fake news, omdat het gewone wetenschappelijke vaardigheid, argumentatie en toetsing omvat. Toch blijft het resultaat mensenwerk. Mensonafhankelijke objectiviteit en universele waarheid blijven onbereikbaar, vooral wanneer wetenschap gebruikt wordt in complexe maatschappelijke contexten.

Harry Collins, ten slotte, vertegenwoordigt een modernistische positie die het verst afstaat van de STS-doctrines. Hij benadrukt het maatschappelijk belang van wetenschappelijke deskundigheid, die gevrijwaard moet worden van externe, buiten-wetenschappelijke invloeden. Pas in tweede instantie, bij de ‘toepassing’, zijn een (democratische) maatschappij en politiek aan zet.

Wat is goede wetenschap?

Wat hiervan te denken? Om te beginnen zal het duidelijk zijn dat de relatie tussen STS-onderzoekers en post-truth een stuk complexer is dan gesuggereerd wordt in suggestieve of manipulatieve oneliners. Maar wat problematisch blijft, is de notie van onpartijdigheid. Terwijl de door hen bestudeerde wetenschappers wezenlijk beïnvloed worden door sociale en politieke factoren, zouden de STS-onderzoekers zelf geheel onpartijdig zijn of dat horen te zijn (met Collins als de uitzondering die de regel bevestigt). Een cruciaal gevolg hiervan is dat vragen naar wat goede wetenschap is niet gesteld mogen worden. Wellicht hebben STS-onderzoekers hun privégedachten over dergelijke vragen, maar die vallen buiten hun professionele verantwoordelijkheid.

Neem de volgende drie voorbeelden. Zijn de vele neurowetenschappelijke claims over de veroorzaking van menselijk gedrag door hersenprocessen gebaseerd op goede causale verklaringen? Kan de replicatiecrisis in de psychologie verholpen worden door verbeterde statistische technieken of zijn de problemen met het onderzoek van mensen en hun interpretaties fundamenteler van aard? En ten slotte: is de kritiek op de structurele problemen van een gecommercialiseerde wetenschap terecht, of is deze slechts afkomstig van ‘wanhopige losers’ die de boot naar de hedendaagse universiteit gemist hebben, zoals wetenschapshistoricus Shapin suggereert? Van een maatschappelijk relevante wetenschapsfilosofie mag een bijdrage aan de beantwoording van dergelijke normatieve vragen verwacht worden.

Mijn conclusie is deze. Het mag zo zijn dat de koppeling van STS-postmodernisme en post-truth minder eenduidig is dan soms gesuggereerd wordt. Maar dat neemt een veel belangrijker bezwaar tegen deze vorm van postmodernisme niet weg, namelijk haar verzaking van de traditionele filosofische vraag naar criteria voor goede wetenschap. Het is juist deze vraag die centraal staat in de huidige debatten over de wetenschap.

Hans Radder :  Emeritus Hoogleraar Wetenschapsfilosofie

Hans Radder is emeritus hoogleraar filosofie van wetenschap en technologie aan de Vrije Universiteit. Hij publiceert onder andere over experimentele reproduceerbaarheid en over de commercialisering van de wetenschappen.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK