Geen coördinatie bij internationalisering

Ambassadeurs in India en Kenia organiseren bijeenkomsten om de lokale bevolking te verleiden om in Nederland te komen studeren, zo berichtte ScienceGuide onlangs. Volgens de ambassadeurs in deze landen is het Nederlandse hoger onderwijs van hoge kwaliteit en ook internationaal gezien relatief goedkoop. Ook zijn er volgens de ambassadeurs in Nederland volop baankansen en is het na de studie ook makkelijker om een werkvergunning te krijgen in vergelijking met landen als het VK en de VS.
Geen centraal overzicht
Voor de PVV was dit aanleiding om Kamervragen te stellen of het de taak van ambassadeurs is om talent uit deze landen naar Nederland te halen. Zij wilden bovendien weten of dit een gecoördineerde aanpak is van BZ in het buitenland. De minister van onderwijs laat nu weten dat hier geen sprake van is. “Er is geen centraal overzicht van de promotieactiviteiten voor het Nederlandse hoger onderwijs in het buitenland. Ambassades nemen daar zelfstandig beslissingen over. In elf landen worden die promotieactiviteiten uitgevoerd in nauwe samenwerking met de daar aanwezige Netherlands Education Support Offices (NESO-kantoren, onderdeel van Nuffic).”
De minister is, in tegenstelling tot de PVV, niet van mening dat buitenlandse instroom leidt tot de verdringing van Nederlandse studenten. “Van de meer dan 2500 opleidingen in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO) zijn er momenteel vier Engelstalige hbo-opleidingen en acht Engelstalige universitaire opleidingen met numerus fixus. In de praktijk doen capaciteitsproblemen zich dus niet op grote schaal voor. Wanneer dat wel het geval zou zijn, zou ik dat problematisch vinden en wil ik kunnen bijsturen.”
Geen sprake van brain drain
De minister is dan ook van mening dat dit geen ‘brain drain’ strategie is voor deze landen, maar juist het tegendeel het geval is. “Het lijkt mij dan ook dat geen sprake is van ‘brain drain’. Mijn collega van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is juist ook actief op het gebied van capaciteitsopbouw. Daarbij komen getalenteerde studenten in Nederland studeren en gaan daarna terug naar hun eigen land, waar ze de hier opgedane kennis goed kunnen gebruiken. Deze buitenlandse alumni vormen daarmee ook een relevant en onvervangbaar netwerk aan contacten die voor het bereiken van economische, maar ook andere doelen op vrijwel alle terreinen van het buitenlands beleid, waardevol zijn.”
Op de vraag of de ambassadeurs hun activiteiten direct willen staken ten aanzien van deze promotie geeft de minister een niet eenduidig antwoord. Zij verwijst daarbij naar haar internationaliseringsvisie die deze zomer naar de Kamer wordt gestuurd. “De ambassadeurs in Nigeria en India hebben aandacht gevraagd voor het hoger onderwijs in Nederland. Nederland is een open en internationale samenleving, daarbij hoort ook een internationaal georiënteerd hoger onderwijs. Buitenlandse studenten dragen op verschillende manieren bij aan de internationalisering van het Nederlands
