De Kamer dwingt hbo en wo alsnog te investeren in kwaliteit

Nieuws | door Frans van Heest
31 mei 2018 | De Kamer wil dat hoger onderwijsinstellingen die niet hebben voldaan aan de beloofde voorinvesteringen deze alsnog gaan investeren in onderwijskwaliteit. Het lijkt erop dat een Kamermeerderheid zich achter een CDA-motie schaart die de minister daartoe oproept.

Gisteravond werd er in de Kamer soms fel met de minister gedebatteerd over de mislukte voorinvesteringen van het studievoorschot. De Rekenkamer had eerder dit jaar geconstateerd dat veel van de beloofde voorinvesteringen van €600 miljoen niet te traceren zijn. De Kamer wilde hier met de minister over debatteren alvorens later volgende maand te spreken over de nieuwe kwaliteitsafspraken die onlangs zijn gemaakt met de koepels en de studentenbonden.

Grote frustratie in de Kamer

Volgens de minister hoeven instellingen die wel voorinvesteringen hebben gedaan bij het vrijkomen van de studievoorschotmiddelen minder te investeren in kwaliteit omdat ze dit al in een eerder stadium hebben gedaan. Aan de andere kant wilde de minister niet zo ver gaan dat instellingen waarvan de Rekenkamer zegt dat die in gebreke zijn gebleven alsnog de voorinvesteringen moeten compenseren. Reden hiervoor is dat de definities van de Rekenkamer te onhelder waren voor de instellingen. Dit uitgangspunt leidde tot grote frustratie in de Kamer.

De aftrap kwam van Frank Futselaar van de SP. “Wie is er nou gek: de Algemene Rekenkamer of onze hogeronderwijsinstellingen? De gemaakte afspraak was helder: universiteiten en hogescholen zouden vanaf 2015 zelf €600 miljoen voorinvesteren in de kwaliteit van het onderwijs om te zorgen dat ook de eerste generatie leenstudenten onderwijsverbetering zou merken. Uit het onderzoek van de Rekenkamer blijkt echter dat minder dan de helft van dat bedrag als een zekere voorinvestering kan worden aangemerkt. Het lijkt er dus sterk op dat de instellingen hun beloftes niet hebben waargemaakt.”

Nog een gebaar maken naar studenten

Volgens Futselaar zijn de studenten hier de dupe van. “Ik heb hier weleens eerder betoogd over de grootste pechgeneratie van studenten. Ze zijn te oud voor studiefinanciering en te jong voor collegegeldverlaging en hebben nu ook nog eens niet de beloofde investeringen gekregen. Is dat voor de minister niet aanleiding om toch nog een gebaar te maken naar deze groep?”

Paul van Meenen van D66 was ook niet gelukkig met het rapport van de Rekenkamer maar wilde vooral naar de toekomst kijken. “Er is een debat tussen de instellingen en de Rekenkamer. Ik ga me daar verder niet in mengen. Ik volg de Rekenkamer; ik ga daar geen ruzie mee maken. Ik ben ontstemd, heb ik gezegd. Alleen, dat is terugkijken. Gelukkig leert de nieuwe minister snel. In de recent gesloten sectorakkoorden zijn heldere afspraken gemaakt, zodat nieuwe studenten wel gaan profiteren van het extra geld voor hoger onderwijs en de medezeggenschap nu ook echt voldoende inspraak krijgt.”

Een onafhankelijke investeringscommissie

Kirsten van den Hul (PvdA) keek ook vooruit en deed een voorstel voor een nieuwe commissie. “Ik wil nieuwe discussies achteraf over definities en wat we verstaan onder investeringen in kwaliteit voorkomen. Hoe kijkt de minister in dat licht tegen het instellen van een onafhankelijke investeringscommissie aan, een commissie die tijdens de looptijd van de investeringen de voortgang en de samenwerking tussen instellingen en medezeggenschap in de gaten houdt?”

Harry van der Molen (CDA) was ook niet blij met het rapport van de Rekenkamer. Zijn vertrouwen in de koepels de VSNU en de VH is geschaad. “Ik kan me ook voorstellen dat je als student chagrijnig wordt. Zo’n 150.000 universitaire studenten en 270.000 hbo-studenten die in de jaren 2015-2017 gestart zijn met hun opleiding zijn er de dupe van dat er wellicht zo’n €300 miljoen minder geïnvesteerd is dan afgesproken. Dit soort rapporten en ook een reactie vanuit de koepel zoals we die hebben gelezen helpen mij niet echt om dat vertrouwen te houden. Maar ik hou vol.”

Dit is cruciaal

De minister bleek in haar reactie op de Kamer ook niet erg gelukkig met deze kwestie en legde de schuld van dit probleem bij haar voorganger. “Hogescholen en universiteiten kregen de ruimte om zelf te bepalen hoe zij die voorinvesteringen vormgaven en hoe zij die bekostigden. Daarom is er destijds voor gekozen om geen definitie op te leggen van wat een voorinvestering was. Dat is in dit debat cruciaal. Het vervelende punt waar we hiervoor staan, is dat we dat niet kunnen vaststellen omdat er destijds door mijn voorgangster een afspraak is gemaakt die op dit geaggregeerde niveau moeilijk te controleren is. Ik kan het niet mooier maken.”

Met deze uitleg van de minister was Futselaar bang dat in de toekomst alleen nog maar afspraken kunnen worden gemaakt als die hard juridisch worden vastgelegd. “Mijn angst is een beetje dat we in de toekomst harde contracten moeten gaan sluiten met instellingen om afspraken te maken, omdat zij anders dingen gaan zeggen als: dat had geen juridische status, dus daar hebben wij ons niet aan gehouden.”

Er kan discussie ontstaan

De minister wilde vooral naar de toekomst kijken en naar de nieuwe kwaliteitsafspraken. Wel stelde zij dat de conclusies van de Rekenkamer ook niet helemaal terzijde konden worden geschoven. “Het kan zo zijn dat er discussie over ontstaat of het daadwerkelijk zo is gebeurd. Dan zal op basis van de jaarverslagen moeten worden bekeken wat de destijds gemaakte afspraak is. Gaat het daarin daadwerkelijk om nieuwe investeringen? Zijn die ook uitgevoerd? Als dat niet zo is, zal het alsnog bij de kwaliteitsafspraken moeten worden meegenomen.”

Van der Molen en Futselaar deden met deze bewering van de minister in het achterhoofd een voorstel voor compensatie. Maar ook dat ging Van Engelshoven te ver. “Een aantal van u heeft gevraagd: ‘wat nu als onder andere uit dat gesprek blijkt dat er nog onvoldoende is voorgeïnvesteerd?’ De heer Van der Molen sprak over compensatie. Dan zullen die investeringen alsnog gedaan moeten worden, want dat is de belofte die aan studenten gedaan is. We kunnen dat niet met terugwerkende kracht doen. We kunnen niet zeggen: er moet alsnog in voorgaande jaren geïnvesteerd worden. Maar men zal daar wel goed met elkaar naar moeten kijken.”

Het is ook een politieke afspraak

Van der Molen wilde nu doorpakken en vond deze uitleg van de minister te vrijblijvend. “Het is ook een politieke afspraak. Het is namelijk studenten als groep voorgehouden: ‘vrees niet, je gaat er ook van profiteren.’ De minister geeft nu aan dat zij vindt dat de investeringen alsnog plaats moeten vinden. Er zijn instellingen die zich onheus bejegend voelen door de Rekenkamer, en instellingen die dat minder zullen hebben. Ik zou dus graag aan de minister willen vragen: zijn de studenten niet gewoon gedupeerd, en bent u het niet aan hen verschuldigd om te kijken of u nog afspraken kunt maken om recht te zetten wat mis is gegaan?”

De minister wierp een rookgordijn op, tussen de cijfers van de Rekenkamer en de afspraken van destijds. “Mijn antwoord daarop is: dat kan ik nu niet zeggen. We weten dat niet, want de Rekenkamer stelt iets vast op basis van een definitie waarvan je eigenlijk moet zeggen: dat was niet de afspraak die met de instellingen is gemaakt. Er liggen dus cijfers tegenover elkaar.”

Het is een gênante vertoning

Het antwoord van de minister leidde tot veel irritatie bij Kamerlid Özdil van (GroenLinks): “Volgens mij hebben we niet hetzelfde rapport gelezen. De Algemene Rekenkamer is heel duidelijk: die 250 miljoen is niet geïnvesteerd conform de afspraken.” Beertema van de PVV vulde hem aan. “Ik vind het een enigszins gênante vertoning worden. De Algemene Rekenkamer is een instituut met groot gezag en met heel veel hele slimme mensen die niet over één nacht ijs gaan. Wat ik nu meen te horen, is dat de minister zegt dat de Algemene Rekenkamer heeft misgekleund. Dat moet een heel onprettig gesprek geweest zijn, kan ik me zo voorstellen.

Ook Futselaar wees de minister in zijn ogen op een tegenstrijdigheid in haar reactie. “Ik ben het spoor langzaam ook een beetje bijster. Ik heb de minister volgens mij twee dingen horen zeggen. Namelijk: ik vind dat voorinvesteringen die niet zijn gedaan en wel zijn beloofd, alsnog zouden moeten worden gedaan. Én: ik heb geen enkele mogelijkheid om te controleren of in te zien of de beloofde voorinvesteringen wel of niet zijn gedaan. Als dat tweede klopt, is het eerste volgens mij een zinloze uitspraak.”

Wat zijn precies de hoofdlijnen?

In de tweede termijn van de Kamer werden een reeks moties ingediend in de hoop de minister nog op andere gedachten te brengen. De SP wilde dat de positie van de medezeggenschap zou worden verstevigd om dit soort situaties in de toekomst te voorkomen. Van Meenen diende een motie in om in het vervolg meer duidelijkheid te krijgen over wat instemming over de hoofdlijnen van de begroting nu precies inhoudt. De PvdA diende een motie in een aparte commissie in te stellen die bij de kwaliteitsafspraken, die ook gaat kijken naar de financiële afspraken, zodat de NVAO alleen naar de kwaliteit hoefde te kijken.

En de wat cosmetische, maar niet minder principiële motie kwam van Özdil. Die wilde vooral dat de minister tenminste erkende dat de voorinvesteringen voor een groot deel zijn mislukt. Een andere motie van GL – die hiermee samenhing – was om de VSNU en de VH alsnog het resterende bedrag te laten investeren in de kwaliteit van onderwijs. Al deze moties werden afgewezen door de minister behalve die van D66 die vroeg om nog eens nader te onderzoeken wat nu precies de hoofdlijnen van de begroting zijn.

Bij wie wordt de rekening gelegd?

De motie waar de minister het meest uitgebreid op reageerde was die van het CDA. Deze motie vroeg om in de nieuwe kwaliteitsafspraken studenten die studeren aan instellingen die onvoldoende hebben geïnvesteerd dit alsnog te laten doen. Op de vraag van Van Meenen bij wie de rekening zou worden gelegd, was het CDA helder. De koepels hadden zelf in 2015 deze investering beloofd.

De minister deed haar best om Van der Molen te overtuigen dat dit een zinloze motie is. “Het hele debat van vandaag ging erover dat je die conclusie zo makkelijk niet kunt trekken. Alsdan moeten we bekijken wat er moet gebeuren, maar ik ga daarop niet vooruitlopen. Ik kan ook moeilijk een plan maken over feiten die niet zijn vastgesteld. Daarom ontraad ik de motie. We hebben dat namelijk nog helemaal niet kunnen vaststellen. Dat moet nog gebeuren. Ik vind het wat voorbarig om nu te zeggen: voor het geval dat die vaststelling gaat komen, moet de minister een plan maken.”

Aanstaande dinsdag wordt er over de ingediende moties gestemd.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK