Een nieuw perspectief op promoveren

Hoe het Groningse promotieonderwijsprogramma echt werkt

Opinie | door Lou de Leij & Marjan Koopmans & Ingrid Molema
1 mei 2018 | Het experiment 'studentpromovendi' moet gezien worden als een uitbreiding op het pakket aan promotietypen. Gezien de status van student vraagt een dergelijk promotieprogramma dan ook om een andere aanpak. Een bijdrage over de status, organisatie en het onderwijsprogramma van het niet onomstreden experiment promotieonderwijs.

De Nederlandse kennissamenleving heeft behoefte aan zowel meer als anders opgeleide gepromoveerde kenniswerkers. ‘Meer’, om in de pas te lopen met wat er in de rest van de snel om ons heen veranderende wereld gebeurt – Nederland heeft nu relatief weinig gepromoveerden De gegevens zijn ontleend aan een studie van de OESO uit 2017. De OESO is een samenwerkingsverband van ongeveer 35 landen waarbij sociaal en economisch beleid bestudeerd en gecoördineerd wordt. Voor wat betreft het aantal gepromoveerden per hoofd van de werkende bevolking staat Nederland op plaats 23, ver onder het gemiddelde. . ‘Anders’, om beter aan te sluiten bij de loopbaanperspectieven van promovendi en bij wat een hoogontwikkelde kennissamenleving als de onze nu feitelijk nodig heeft. Het promotieonderwijsprogramma, zoals het in Groningen is ontwikkeld, speelt in op deze beide behoeften.

Stagnatie in groei aantal promoties

De meest recente getallen laten zien dat de toename van het jaarlijkse aantal promoties in Nederland stagneert. In 2017 behaalden, voor het eerst sinds 15 jaar, minder mensen hun doctorsgraad dan het jaar daarvoor (volgens voorlopige cijfers ongeveer 4760 in 2017 versus 4940 in 2016). Gezien de instroomcijfers van de afgelopen vijf jaar zal dit beeld van stagnerende groei de komende tijd niet veranderen en zal Nederland wat dit betreft verder achterop gaan lopen.

Er zijn genoeg jonge en enthousiaste studenten die graag zouden willen promoveren. En ook is er een duidelijke vraag naar deze hoogopgeleide kenniswerkers Het ontbreken van werkeloosheid onder gepromoveerden is een goede indicatie hiervoor. Ook buiten de academie vinden gepromoveerden snel werk. Een recent artikel in Nature over de situatie in het Verenigd Koninkrijk en Canada (zie: Nature 555, 277 (2018)) laat een vergelijkbaar beeld zien. . Dat het in Nederland, vanwege financiële redenen, toch niet lukt om meer promovendi op te leiden, is dan ook slecht nieuws en zou aanleiding moeten zijn om snel in actie te komen.

Diversificatie van promotiestelsel

Door de inzet van een fors aantal extra eerste geldstroomplaatsen is het relatief eenvoudig om iets te doen aan de wens om meer promotieplaatsen te creëren. We hebben in Nederland een uitstekende universitaire infrastructuur en extra promovendi zijn bijna overal meer dan welkom. Even los van de financiering – de universiteiten krijgen de komende jaren niet meer geld van de overheid en er zit een ‘cap’ op de promotiepremie – is het goed om bovenstaande suggestie zorgvuldig te overdenken en hier nieuw beleid op te enten.

Een Graduate School Programma dat qua vormgeving past bij het eerdere ‘Graduate Programme‘ van NWO, zou model kunnen staan voor de structuur waarbinnen deze extra plaatsten ingevuld kunnen worden. Hierbij moet vervolgens het goede van het huidige promotiestelsel (vooral het leren doen van uitstekend onderzoek) gecombineerd worden met een forse opleidingscomponent. Dit laatste betreft een expliciet op de vervolgcarrière gericht (cursus)programma. Door dit te doen in samenspraak met werkgevers uit het kennisintensieve bedrijfsleven, de overheid, het onderwijs, de gezondheidszorg, etcetera, kan ook daadwerkelijk een meer op de behoefte toegesneden derde fase van de universitaire opleiding gecreëerd worden.

Voor de duidelijkheid kan hier opgemerkt worden dat bovenstaande idee vormgegeven kan worden als additioneel beleid met financiering vanuit alleen de eerste geldstroom. Dit extra beleid komt dus als aanvulling op de huidige praktijk van promoveren. Zoals eerder aangegeven worden de huidige promotieplaatsen voor het grootste deel extern gefinancierd (tweede en derde geldstroom). Daar waar mogelijk kunnen deze promovendi uiteraard ook profiteren van de extra opleidingsmogelijkheden die opgezet worden binnen het kader van het voorgestelde Graduate School Programma.

Het Groningse experiment met promotiestudenten

In Groningen is bovenstaande visie verder uitgewerkt en wordt deze sinds 1 september 2016 in een ambitieus Graduate School promotieonderwijsprogramma vormgegeven. Dit programma werd mogelijk gemaakt door de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) van 23 december 2015 aangaande het ‘Besluit experiment promotieonderwijs’. Hierdoor werd het wettelijk mogelijk om promotiestudenten een plaats te geven in het Nederlandse promotiestelsel en voor hen een apart programma te ontwikkelen.

We weten dat het onderwerp ‘promotiestudenten’ in Nederland nog steeds gevoelig ligt, ondanks het feit dat promoveren als promotiestudent in (bijna) de hele wereld gewoon is. In ons opiniestuk, van anderhalf jaar geleden, gaven we aan dat de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) een groot voorstander is van (ook) de inzet van promotiestudenten. Omdat de kosten van een beurs lager zijn dan die van een salaris, krijgen, bij een gelijkblijvend universitair budget, meer eerste geldstroompromovendi de kans om te promoveren. Het feit dat deze promovendi student zijn, betekent dat zij een opleiding krijgen. Bij hen ligt de nadruk op het volgen van de opleiding en het leren doen van uitstekend onderzoek is daar onderdeel van.

Promotiestudenten krijgen een persoonlijke beurs en zijn daarom financieel minder afhankelijk van hun begeleider(s) dan werknemerpromovendi. Promovendi aangesteld op tweede en derde geldstroomprojecten krijgen ook opleidingsmodules aangeboden, maar bij hen ligt de nadruk op het, in opdracht, leren doen van uitstekend (in het project gedefinieerde) onderzoek. Dat is werk en zij worden dus bij een hoogleraar aangesteld als werknemer.

De status van de promotiestudent

Promotiestudenten zijn student en kunnen in hun levensonderhoud voorzien dankzij een persoonlijke beurs. Het maandelijkse netto-inkomen van een promotiestudent in Groningen bedraagt momenteel ongeveer €1.750,- Per 1 september 2017. Voor die tijd was dit ongeveer €1700 per maand. Een maandinkomen van €2099 bruto levert, bij de fictieve dienstbetrekking die de promotiestudenten krijgen, een inkomen van ongeveer €1750 netto op. Van het brutobedrag wordt belasting als voorheffing afgehouden en worden de sociale premies betaald. , wat vergelijkbaar is met het netto maandinkomen van een eerstejaars werknemerpromovendus.

Dit is een ruime beurs vergeleken met wat in de ons omringende landen (bijvoorbeeld in Duitsland of het Verenigd Koninkrijk) gebruikelijk is en met de beurzen die de meeste in Nederland aanwezige, internationale promovendi (bijvoorbeeld de CSC bursalen) meekrijgen uit eigen land.

Er is in Groningen een zorgvuldige juridische, fiscale en sociale invulling gegeven aan de wijze waarop deze beurzen worden uitbetaald. De universiteit regelt hun loonbelasting (als voorheffing) en ook worden voor hen sociale premies betaald. Hierdoor hebben promotiestudenten dezelfde rechten qua sociale zekerheid als werknemerpromovendi. Dit betekent dat ze recht hebben op Zvw, ZW, WIA, WW, kinderbijslag en het aanvragen van toeslagen. Ook is ziekte- en zwangerschapsverlof en de mogelijkheid om een hypotheek te krijgen op dezelfde wijze geregeld als bij werknemerpromovendi. Promotiestudenten vallen niet onder de cao. Daarom bouwen zij geen pensioen op en hebben ze geen andere cao-gerelateerde voordelen, zoals een eindejaarsuitkering en vakantietoelage.

Internationale promovendi binnen nieuwe systeem

Naast bovengenoemde promotiestudenten zijn er in Nederland uiteraard nog veel meer promovendi die niet een salaris, maar een beurs hebben. Dit zijn de internationale promovendi met ‘eigen’ beurs (zoals de CSC bursalen uit China). De Rijksuniversiteit Groningen heeft besloten hen ook op te nemen in het Graduate School promotieonderwijsprogramma. Dit is voor deze internationale promovendi een grote verbetering.

Internationale promovendi krijgen nu niet alleen gestructureerd dezelfde opleiding aangeboden, maar hun inkomen wordt ook gelijkgetrokken met dat van hun collega-promotiestudenten. Ze krijgen een zodanige ‘top-up’ beurs dat zij – ongeacht de hoogte van hun (bijna altijd veel lagere) buitenlandse beurs – ook op ongeveer €1.750 netto per maand uitkomen. Dankzij de manier waarop deze ‘top-up’ beurs door de universiteit uitbetaald wordt (met voorheffing voor belasting en betaling van sociale premies), is hun juridische en sociale status in Nederland op vergelijkbare wijze geregeld als die van Nederlandse promotiestudenten.

Niet kostendekkend, wel kansenscheppend

De RUG en het UMCG hebben besloten om in het kader van het promotieonderwijsprogramma een fors contingent promotiestudenten te financieren uit de eerste geldstroom. Ook is er extra geld vrij gemaakt voor de top-up beurzen en om het benodigde additionele opleidingsprogramma op te zetten. Hoewel promotiestudenten goedkoper zijn dan werknemerpromovendi is het programma zeker niet kostendekkend. Het zou plezierig zijn als de promotiepremie voor (alleen) vanuit de eerste geldstroom bekostigde promovendi verdubbeld zou worden. Dit zou helpen om het programma op termijn meer kostendekkend te maken.

Promotiestudenten hebben meer vrijheden dan hun collega-promovendi die aangesteld zijn op een door anderen verworven (tweede of derde geldstroom) project. Vergelijkbaar met hetgeen ook bij het ‘NWO Graduate Programme’ gebeurde, krijgen promotiestudenten in Groningen de keus om hun eigen promotieonderwerp en begeleider(s) te kiezen. Door de mogelijkheid om vervolgens hun eigen project vorm te geven, wordt hun creatieve talent, en ook dat van hun ter zake kundige en ervaren begeleiders, geprikkeld.

Het is een experiment, maar dat deze opzet een extra impuls gaat geven aan het nieuwsgierigheid gedreven onderzoek in Groningen, is naar onze mening zeker een interessant bijkomend pluspunt.

Voorbereiding op een carrière na promotie

De Rijksuniversiteit Groningen heeft zich eraan gecommitteerd om het ‘Experiment Promotieonderwijs’ tot een succes te maken. Daarom hebben wij veel energie gestoken in het opzetten van een aantrekkelijk, additioneel onderwijspakket. Het programma voor de eerste twee jaar is ‘up en running’. Voor de laatste twee jaar staat het in de steigers. Dit onderwijsprogramma zorgt ervoor dat promotiestudenten zich niet alleen bekwamen in het doen van uitstekend onderzoek, maar dat zij zich ook expliciet een aantal belangrijke generieke vaardigheden aanleren. Enerzijds wordt extra aandacht besteed aan de persoonlijke ontwikkeling. Hiervoor zijn verschillende workshops ontwikkeld zoals ‘ diversiteit en empowerment’, ‘leiderschap’, ‘stress management’ en ‘entrepeneurship’. Anderzijds worden promotiestudenten gericht voorbereid op een carrière na promotie, zowel binnen als buiten de academie.

Om een goede voorbereiding op de carrière na promotie te realiseren, is de leerlijn Career Perspective Series (CPS) ontwikkeld. Deze leerlijn start al in het eerste jaar met een aantal workshops waarin, ook met inbreng van gepromoveerde alumni, gereflecteerd wordt op de vele verschillende (carrière)mogelijkheden na promotie. Na deze eerste fase kunnen additionele informatieve workshops gevolgd worden en kan een persoonlijk ontwikkelplan gemaakt worden. Uiteindelijk zal dit resulteren in het gericht volgen van die opleidingsmodules die voorbereiden op de door de promovendus zelf gewenste academische of niet-academische vervolgstap.

Een carrièrepad dat in dit kader ook nadrukkelijk gefaciliteerd wordt, is dat richting het geven van onderwijs (vwo, hbo of universiteit). Promotiestudenten die dit kiezen, moeten zowel cursussen voor het leren van (verschillende soorten) didactische vaardigheden volgen als ook zelf actief onderwijs gaan geven (op het vwo, hbo of binnen de universiteit). Het laatste deel van deze CPS zal ook match-making met mogelijke werkgevers gaan inhouden. Hierdoor wordt een betere aansluiting van het promotietraject op een geschikte vervolgloopbaan gefaciliteerd.

Toename in Groningen

Vanaf 1 september 2016 zijn er al meer dan 500 promovendi in het Groningse Graduate School promotieonderwijsprogramma ingestroomd. De helft hiervan betreft promovendi met een volledige beurs en de andere helft promovendi met een ‘top-up’ beurs. Deze grote instroom overtreft ruimschoots onze verwachtingen en geeft aan dat prospectieve promovendi het een aantrekkelijk programma vinden. Door deze impuls is het totale aantal gestarte promovendi in Groningen in 2016 en 2017 voor het eerst sinds vijf jaar weer duidelijk toegenomen.

Het eerste jaar van het promotieonderwijsprogramma aan de RUG is inmiddels geëvalueerd. De conclusie is dat het programma in alle opzichten – de inrichting, de instroom en het opleidingsaanbod – goed uit de startblokken is gekomen. Belangrijk daarbij is dat de resultaten laten zien dat ook de promotiestudenten zelf zeer tevreden zijn met het programma. Dit geldt zowel voor de internationale als de Nederlandse promovendi.

Samenvattend kan gesteld worden dat het promotieonderwijs zoals dit nu in Groningen is ontwikkeld, extra promotieplaatsen en daarnaast een uitdagend nieuw onderwijsprogramma oplevert. Dat het onderwerp en de inhoud van deze extra promotieplaatsen door de promovendi zelf, in samenspraak met hun beoogde begeleiders, ingevuld kunnen worden, is naar onze mening ook interessant pluspunt. Hopelijk zal dit een impuls geven aan ons universitaire onderzoek en leidt dit tot meer creativiteit en innovatie buiten de gebaande paden.

Evaluatie van het programma in 2021 zal moeten uitwijzen of de promotiestudenten uit het programma niet alleen geleerd hebben om uitstekend onderzoek te doen, maar ook daadwerkelijk beter voorbereid zijn op hun verdere carrière, zowel binnen als buiten de academie. Dan kan ook de vraag beantwoord worden of een dergelijk vanuit de eerste geldstroom gefinancierd Graduate School Programma een goede aanvulling is op de in Nederland bestaande promotiepraktijk. Hopelijk zal dan blijken dat dit programma bijdraagt aan de in het begin van dit stuk verwoorde doelstelling om niet alleen meer, maar vooral ook anders geëquipeerde gepromoveerden op te leiden.

Lou de Leij :  Dean van de Groningen Graduate Schools

Lou de Leij is hoogleraar medische biologie aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Marjan Koopmans :  Projectleider Groningen Graduate Schools

Marjan Koopmans is senior beleidsmedewerker onderzoek en onderwijs aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Ingrid Molema :  Initiator Career Perspective Series

Ingrid Molema is hoogleraar Levenswetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK