Cao-onderhandelaars laten aanpak werkdruk aan de universiteiten

Nieuws | door Sicco de Knecht
1 juni 2018 | Vandaag presenteren de vakbonden en werknemersorganisaties hun onderhandelaarsakkoord voor een nieuwe cao. De partijen spreken hierin een loonsverhoging af en komen met voorstellen om de carrièreperspectieven van jonge wetenschappers te verbeteren. De aanpak van de werkdruk laten ze aan de instellingen zelf.
Foto: Sun Shot Poster Session
Foto: Dennis Schroeder/NREL

De vakbonden FNV, AC/FBZ, CNV Overheid en VAWO/CMHF en de werkgeversorganisatie VSNU presenteren vandaag een akkoord voor de cao. Deze heeft een looptijd van 1 juli 2017 tot en met 31 december 2019. Naast een loonsverhoging hebben de onderhandelaars getracht tot een akkoord te komen over hoe zij meer carrièreperspectief aanbrengen voor jonge docenten en onderzoekers.

Duidelijk is dat de partijen het over een aantal heikele punten niet eens hebben kunnen worden. Zo wordt het besluit om een ombudsman voor universiteiten aan te stellen uitgesteld In de vorige cao werd besloten dat uiterlijk eind 2017 aan de hand van een studieafspraak zou worden bepaald of het wenselijk is om een vertrouwenspersoon en/of ombudsman voor het personeel in de universiteiten aan te stellen. . Er komt nu een pilot aan drie universiteiten naar de wenselijkheid ervan. Dit wordt eind 2019 geëvalueerd.

Ombudsman aan de universiteit: interne hygiëne

Ook op het gebied van werkdruk wordt er weinig vastgelegd in de nieuwe cao. De onderhandelaars willen dit duidelijk aan de instellingen laten en houden het in hun akkoord bij: “Alle universiteiten hebben een plan van aanpak werkdruk opgesteld. Gedurende de looptijd van deze cao werken universiteiten aan de uitvoering en implementatie van deze plannen, waarbij tevens aandacht voor duurzame inzetbaarheid is.”

Rust voor junior docenten?

De plannen voor het verbeteren van het carrièreperspectief van jonge docenten en onderzoekers zijn uitvoeriger en concreter. Voor deze groep werknemers, die de meerderheid van het personeel aan de universiteit beslaat, is de aandacht vooral uitgegaan naar mogelijkheden om “tijdelijke banen in tijd te verlengen en een inhoudelijke ontwikkelcomponent toe te voegen.”

De invoering van de Wet Werk en Zekerheid (ook wel bekend als de flexwet) heeft ook aan de universiteiten het doel: meer vaste contracten niet bereikt. Het aandeel tijdelijke contracten bleef de afgelopen jaren min of meer gelijk, en over het aantal flexcontracten kon de minister op navraag van de Kamer geen duidelijkheid geven. De onderhandelaars stellen hierover in algemene zin dat “de mogelijkheden voor de inzet van junior docenten en postdocs met (opeenvolgende) tijdelijke dienstverbanden beperkt.”

Het budgetneutrale antwoord op deze situatie te formuleren krijgen junior docenten voortaan een langer durend tijdelijk contract aangeboden van 4 – 6 jaar. Het aantal korte contracten zal hierdoor naar verwachting van de onderhandelaars dalen.

Ambitie voor vaste banen na postdoc

De onderhandelaars gaan ook verder in op het carrièreperspectief van de postdoc. “Ook voor hen geldt dat een perspectief op een vaste baan in de wetenschap niet voor de hand ligt.” De onderhandelaars hebben naar eigen zeggen in co-creatie getracht op deze situatie een antwoord te formuleren:

“Naast al het gestelde in de cao […] kunnen met de postdoc na afloop van (opeenvolging van) tijdelijke dienstverband(en) voor de duur van maximaal vier jaar of na afloop van een eenmalig (langer durend) dienstverband, afspraken gemaakt worden die zijn/haar werkzekerheid en carrièreperspectief op de langere termijn dienen. Indien dit naar het oordeel van de werkgever wenselijk en/of noodzakelijk is, kan direct aansluitend een vast dienstverband aangeboden worden, gekoppeld aan een lopend of nieuw verworven onderzoeksproject (het zgn. geclausuleerde dienstverband).”

De partijen spreken hiermee een ambitie uit voor meer zekerheid voor jonge onderzoekers. Dat alles de wetenschap dat het uiteindelijk toch aan de individuele leidinggevende zal zijn om te kijken wat de financiële ruimte is. Daarnaast is het de vraag aan wélke werkgever deze suggestie wordt voorgeschreven. Een postdoc doet vaak meerdere tijdelijke projecten op rij bij verschillende werkgevers, waardoor deze bepaling lijkt te suggereren dat de laatste werkgever op rij hier een verantwoordelijkheid heeft.

Discussies over verlenging promotie beslechten 

Voor promovendi spreken de partijen voor het eerst een duidelijke minimum contractduur af van vier jaar voor de promovendus. Wanneer promovendi ervoor kiezen om minder dan 1,0 fte te werken wordt deze aanstelling voortaan evenredig verlengd. Alhoewel de gemiddelde promotieduur ligt op zo’n 5 jaar lijkt dit vooral een antwoord te zijn op situaties waar promovendi aanzienlijk kortere contracten aangeboden krijgen.

Risico op promotie in de WW groeit

In het voorstelakkoord wordt ook korte metten gemaakt met het heikele punt van verlenging van aanstellingen voor promovendi die tijdens hun promotie ouder worden. Alhoewel deze al duidelijk recht hadden op verlof, werd de promotie niet automatisch verlengd. In het nieuwe akkoord laten de partijen geen ruimte voor interpretatie meer over: ”Het dienstverband met een promovendus [wordt] op haar/zijn verzoek  verlengd met de duur van het genoten zwangerschaps- en bevallingsverlof en van het genoten ouderschapsverlof.”

Ook wordt er meer ruimte gecreëerd voor de persoonlijke ontwikkeling van jonge docenten en promovendi, onder andere ter voorbereiding op de ‘externe arbeidsmarkt’. Zo mogen promovendi een stage van maximaal 6 maanden lopen – en worden deze 6 maanden verlengd. Op hun beurt krijgen junior docenten met wetenschappelijke ambities de mogelijkheid om te promoveren. Deze voorwaarden van deze zogenaamde combinatiefunctie zijn echter niet mis. De docent moet in een periode van in principe zes jaar doceren, een basiskwalificatie onderwijs en een promotie afronden.

Salarisverhoging

De partijen hebben uiteraard ook gesproken over een loonsverhoging. Deze is met 2,0% in 2018 iets lager dan het landelijk gemiddelde van 2,2% maar iets hoger dan de sector overheid (1,8%). Voor 2019 is een verhoging van 2,6% afgesproken en ook krijgen werknemers die op 1 mei 2018 werkzaam waren bij een universiteit eenmalig 0,6%. Het akkoord wordt de komende maand voorgelegd aan de achterban van de onderhandelaars. Op 30 juni 2018 moet duidelijk worden of dit akkoord genoeg steun heeft en definitief wordt.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK