De potentie van de vierde geldstroom

Opinie | door Sylvester Eijffinger
11 juni 2018 | In zijn derde en laatste artikel over zijn bevindingen aan Harvard University, gaat Sylvester Eijffinger in op het alumnibeleid van de Amerikaanse universiteit. “De grote angst bij bestuurders en wetenschappers is dat sponsoring van leerstoelen en gebouwen er toe zal leiden dat sponsoren zich met de inhoud van het universitair onderwijs en onderzoek zullen gaan bemoeien. Dat is echt onzin.”
Sylvester Eijffinger bij het departement alumnibeleid van Harvard

Na het tweede deel dat over onderzoek bij Harvard University ging volgt nu het derde deel over alumnibeleid en valorisatie (tegenwoordig ook wel ‘impact’ genoemd) bij een universiteit die bijna drie eeuwen ervaring op beide terreinen heeft. Harvard University is opgericht in 1636 door een congregatie zestien jaar nadat de Pilgrims in Plymouth Rock geland zijn. Harvard is de oudste en tevens de meest prestigieuze hoger onderwijsinstelling in de Verenigde Staten. De andere Ivy League universiteiten Brown University, Columbia University, Cornell University, Dartmouth University, University of Pennsylvania, Princeton University en Yale University zijn allen min of meer gemodelleerd naar het voorbeeld van Harvard University.

Mijn observaties gaan over de professionele aanpak van het alumnibeleid dat al bij de ‘freshmen’ begint met de barbecue voor de aankomende studenten met hun familie en vrienden. Harvard begint met het opbouwen van een relatie vanaf de eerste dag dat de eerstejaars arriveren waarvan het Harvard Alumni Affairs and Development Office (HADO) met zijn 200 (!) professionele fundraisers jaren later de vruchten van zal plukken. Deze 200 fundraisers werken verspreid over de verschillende schools (Faculty of Arts and Sciences, HBS, HKS, HLS, etc.) en worden centraal aangestuurd door de President, de Provost en de Deans van de belangrijkste schools.

Ieder jaar 1 miljard extra vermogen

Laat ik beginnen met een anekdote die teruggaat tot mijn eerste sabbatical bij Harvard in 2003. Mijn toenmalige collegevoorzitter Yvonne van Rooy kwam mij opzoeken in Cambridge MA voor gesprekken met bestuurders en wetenschappers waaronder Robert C. Merton (Nobelprijs Economie 1997). Bob Merton was toentertijd verbonden aan Harvard Business School en resideerde in Morgan Hall dat tijdens de regenbuien moeilijk te vinden was. Op een zeker moment vroeg Yvonne aan een passerende student de weg naar Morgan Hall. De keurige student antwoordde: “I will guide you both to Morgan Hall, Madam.” Tijdens de wandeling merkte Yvonne terloops op: “What a beautiful building!”. De student antwoordde: “But Madam we pay for these buildings and after 25 years, when we have made our fortune, the fundraisers come again!”. Wij moesten erg lachen om deze opmerking.

Het totale vermogen (‘endowment’) van Harvard University wordt op dit moment geschat op 40 miljard dollar, exclusief de gebouwen en de gronden, en neemt jaarlijks met ongeveer 1 miljard dollar toe. Na Commencement Day gaan de President, de Provost en de Deans op wereldtournee langs de belangrijkste Harvard Alumni Associations, waarbij het HADO met zijn 200 fundraisers reeds grondig voorwerk heeft verricht. Een gesprek verloopt als volgt: “You have made many millions of dollars, of course by studying at Harvard! What about donating some of your millions to the Harvard for an endowed chair or building?”. De meeste alumni komen dan over de brug.

Inmiddels is er een nieuwe ontwikkeling bij de Harvard fundraising waarbij nu ook volledige schools gesponsord kunnen worden. De eerste school was de John F. Kennedy School of Government die nu Harvard Kennedy School (HKS) heet. Meer recent is de Harvard School of Engineering naar John Paulson (HBS alumnus) vernoemd, een hedgefonds manager die tijdens de kredietcrisis in 2007 3,7 miljard dollar verdiende en 400 miljoen aan Harvard doneerde. Een ander voorbeeld is de Harvard T.H. Chan School of Public Health die in 2014 350 miljoen dollar aan Harvard doneerde. Mr. Chan is geen alumnus van Harvard maar zijn zoon Gerald studeerde medicijnen bij Harvard met een beurs. Dat vond Mr. Chan zeer onrechtvaardig omdat zijn zoon daarmee een beurs van een getalenteerde arme student afnam en dat wilde Mr. Chan goedmaken.

De ’tuition fees’ (collegegelden) zijn bij Harvard en andere Ivy League universiteiten van een andere orde dan in Europa (inclusief het Verenigd Koninkrijk) en variëren van 60.000 tot 70.000 dollar per jaar inclusief boarding (kost en inwoning) die ook nog eens zo’n 30.000 dollar per jaar bedraagt. Dat betekent dat een toegelaten student ongeveer 100.000 dollar per jaar moet betalen over tenminste vier jaar. Als je geen rijke ouders hebt kun je beroep doen op een beurs, maar de meeste studenten uit middenklasse gezinnen moeten zich fors in de schulden steken of beroep doen op hun ouders die voor de studie van hun kind een extra hypotheek moeten nemen.

De vierde geldstroom wil nog niet echt lukken

Wat zijn onze eigen ervaringen en wat kunnen wij leren van Harvard en andere Ivy League universiteiten? Ik denk dat de Nederlandse universiteiten het best wel goed doen als je kijkt naar de universiteiten op het Europese continent. De Britse universiteiten doen het binnen Europa wel beter omdat door de hervorming van het hoger onderwijs onder Margaret Thatcher de Britse universiteiten hogere collegegelden moesten vragen (vooral aan buitenlanders). Onze universiteiten weten dat zij met een terugtredende overheid meer externe middelen uit de derde en vierde geldstroom moeten aantrekken (contractonderwijs, contractonderzoek en endowments).

De derde geldstroom (contractonderwijs en -onderzoek) loopt bij de Nederlandse universiteiten best wel goed, maar de vierde geldstroom (endowments) wil nog niet echt lukken omdat de Angelsaksische cultuur van ‘giving back’ bij alumni bij ons nog niet voldoende ontwikkeld is. Wij hebben natuurlijk allemaal universiteitsfondsen waarvoor meestal wel de ANBI-status geldt waardoor alumni giften voor de inkomstenbelasting mogen aftrekken. Echter ‘endowed chairs’, ‘endowed buildings’ en zeker ’sponsored schools’ zoals bij Harvard zijn (behalve bij enkele private universiteiten) een brug te ver maar ik denk dat wij niet aan deze ontwikkeling kunnen ontkomen.

De grote angst bij bestuurders en wetenschappers is dat sponsoring van leerstoelen en gebouwen er toe zal leiden dat sponsoren zich met de inhoud van het universitair onderwijs en onderzoek zullen gaan bemoeien. Dat is echt onzin. Private sponsoring bij Harvard en andere Ivy League universiteiten komt alleen tot uitdrukking in de naam van de leerstoel of het gebouw maar volledig los van de inhoud van het onderwijs of onderzoek. Sponsoring van leerstoelen en gebouwen betekent dat de sponsor in naam voor eeuwig verbonden blijft aan de universiteit. Het geeft de naamgever verder geen enkele invloed. Het zorgt er alleen voor dat de sponsors’ naam blijft voortleven.

Meer tijd en ruimte voor fondsenwerving

Wat kunnen wij leren van Harvard op het gebied van alumnibeleid, fondsenwerving en valorisatie (‘impact’)? Het is essentieel dat de Nederlandse universiteiten inzetten op een integrale benadering van de drie terreinen. Daarnaast moeten het topmanagement van de universiteit, dus het College van Bestuur en de Decanen, ervan doordrongen zijn dat als men 10 procent van zijn middelen extern wil binnenhalen men ook bereid moet zijn tenminste 10 procent van zijn tijd hieraan te besteden. Als men naar een meer externe middelen streeft dan zullen ook Collegevoorzitter, Rector Magnificus en Decanen dus evenredig meer tijd hieraan moeten besteden.

De rijksoverheid en de lagere overheden (provincies en gemeenten) zullen dit proces eveneens moeten faciliteren met forse investeringen in de universitaire infrastructuur van Nederland waarbij de digitale agenda van de overheid die op dit moment samen met het bedrijfsleven ontwikkeld wordt leidend zou moeten zijn. In de Verenigde Staten en China heeft men dit goed begrepen en wordt fors geïnvesteerd in data science en artificial intelligence (AI) en daarmee in de digitale samenleving. Als wij over 5 tot 10 jaar hoge toegevoegde waarde willen blijven creëren dan kunnen wij niet achterblijven met investeringen in onze toekomstige verdiencapaciteit.

Als het huidige kabinet in staat is om de dividendbelasting voor buitenlandse aandeelhouders ten bedrage van 1,4 miljard euro te schrappen, dan moet het toch ook mogelijk zijn om een zelfde bedrag te investeren in de toekomstige verdiencapaciteit van ons land. De vraag die politici stellen is natuurlijk op welke wijze dergelijke infrastructurele investeringen gefinancierd dienen te worden om de overheidsbegroting in evenwicht te houden. Een mogelijke suggestie van mijn kant: waarom heffen wij geen bronbelasting voor buitenlandse aandeel- en obligatiehouders zoals vele Europese landen? Een bronbelasting (‘withholding tax’) is een belasting die geheven wordt in het land van oorsprong op dividend, rente en royalties op vermogen door buitenlanders aangehouden. Veel Europese landen zoals Duitsland heffen al bronbelasting. Het is een belasting die niet alleen rechtvaardig, maar ook efficiënt is.

Sylvester Eijffinger :  Professor of Financial Economics en President van de Tilburg University Society


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK