De VVD wil meer meetbare doelen bij de kwaliteitsafspraken

Nieuws | door Frans van Heest
21 juni 2018 | De minister gaat bij de nieuwe kwaliteitsafspraken meten of er meer docenten zijn, niet of er betere kwaliteit wordt geleverd. Dit tot teleurstelling van de VVD. Zij zijn van mening dat dit wel degelijk mogelijk is.

Het was het parlementaire sluitstuk van jarenlange frustratie in het hoger onderwijs over de prestatieafspraken van voormalig staatssecretaris Halbe Zijlstra. Bij de totstandkoming van het studievoorschot is bepaald dat de opbrengsten verdeeld moeten worden middels kwaliteitsafspraken. Deze zijn begin april vastgesteld na maanden van onderhandelen. Ze werden nu in de Kamer besproken, wel hingen boven dit debat nog de donkere wolken van de mislukte voorinvesteringen. Dat debat verliep toen buitengewoon stroef, omdat de Kamer van mening was dat de voorinvesteringen niet waren gelukt. Dat is nu anders zo stelde de minister. De VVD was hier nog niet helemaal gerust op en wilde hardere afrekenbare doelen.

Nogal een chagrijnig debat

De aftrap in het debat kwam van Harry van der Molen van het CDA. Hij verwees ook naar het vorige debat. “Wij hebben enige tijd terug nogal een chagrijnig debat gehad over de voorinvesteringen. Ik wil bij aanvang van dit debat graag weten wat de minister daarvan geleerd heeft, wat betreft de verantwoording van instellingen. Ik heb ook een aantal vragen over de kwaliteitsafspraken als straks blijkt dat we het aan de voorkant niet goed hebben afgesproken.”

Van der Molen wilde daarom weten wat precies de rol wordt van de NVAO in de nieuwe kwaliteitsafspraken. “De minister krijgt een rol op het moment dat de NVAO negatief oordeelt, waarom moet de minister dan tussenbeide komen? Zou dat dan in eerste instantie niet een gesprek tussen de instelling en de NVAO moeten zijn? Pas als zij er niet uitkomen zou dan de minister een rol moeten nemen.”

GroenLinks-Kamerlid Zihni Özdil wilde ook weten of de afspraken voldoende afrekenbaar zijn. “De beoordeling van de sectorakkoorden inclusief de beoordeling van de rol van de medezeggenschap vindt pas in 2022 plaats. De evaluatie is op zijn vroegst in 2023. Mijn vraag is dan ook: hoe denkt de minister te voorkomen dat achteraf zou blijken dat de gemaakte afspraken toch niet worden nagekomen door instellingen?”

Wat zijn de consequenties?

Judith Tielen van de VVD ging uitgebreider in op het afrekenelement van de nieuwe kwaliteitsafspraken. Voor de VVD een belangrijk punt, want zij hebben zich ervoor ingezet dat die financiële afrekenbaarheid ook in het regeerakkoord is gekomen. “Ik heb nog wel een paar vragen over de zichtbaarheid, helderheid en meetbaarheid van kwaliteit en de consequenties. Een paar weken geleden debatteerden wij ook over kwaliteit. Ik heb er toch wel een beetje een trauma aan overgehouden. Gezien de onduidelijkheid die bleek over de afspraken die we een paar jaar geleden gemaakt hebben. Ik zou graag willen zien dat de minister erop toeziet dat meetmomenten in de metingen zelf helder, inzichtelijk en objectiveerbaar zijn, zodat er geen misverstanden ontstaan.”

Tielen wilde weten van de minister of instellingen ook meer geld kunnen krijgen als ze beter presteren dan verwacht. “De minister heeft eerder aangegeven dat zij wel van plan is om consequenties te verbinden aan de investering in kwaliteit. Ik zou van de minister graag willen horen hoe zij bij de tussentijdse toetsing hier consequenties aan gaat verbinden. Met andere woorden: kan het bij het behalen van de doelstellingen of misschien wel een overschrijding van de doelstelling er ook extra geld bij en als het niet lukt ook geld gekort worden?”

Ongebruikelijk afstand van haar voorganger

Frank Futselaar (SP) verwees in zijn bijdrage ook naar het debat van drie weken geleden over de voorinvesteringen. “Niemand is gelukkig geweest met hoe dat toen gegaan is. Universiteiten voelden zich weer onheus bejegend en de minister voelde zich genoodzaakt om ongebruikelijk expliciet afstand te nemen van haar voorganger. Niemand wil het op die manier weer, daarom is het goed dat het nu meer concreet is gemaakt wat er met het geld gaat gebeuren. Het zou daarom veel minder moeten gaan over definities en veel meer over de uitvoering.”

Uit de beantwoording van de minister bleek dat zij opgetogen was over de algehele houding van de Kamer. “Ondanks dat er nog wat vragen zijn proef ik toch wel steun voor de sectorakkoorden en de kwaliteitsafspraken, dat doet mij deugd en ik ben er ook trots op dat het gelukt is. De studentenorganisaties verdienen ook een groot compliment dat ze aan tafel hebben gezeten en medeverantwoordelijkheid hebben willen nemen.”

Anders dan toen nu wel duidelijke afspraken

Van Engelshoven ging ook in op de voorinvesteringen en dat nogal stekelige debat. “Een aantal van u vroegen wat ik heb geleerd, van de inderdaad niet hele prettige discussie over de voorinvesteringen. Anders dan toen hebben we nu duidelijke afspraken gemaakt, dat is wel een essentieel verschil. We hebben afspraken gemaakt over de rol van het instellingsbestuur, over de rol van de medezeggenschap, maar ook over de manier waarop verantwoording wordt afgelegd.”

De nieuwe kwaliteitsafspraken zijn daarmee een samenspel geworden tussen bestuur en medezeggenschap volgens de minister. “We hebben met elkaar afgesproken, dat het bestuur en medezeggenschap nadrukkelijk samen bepalen wat de doelen zijn die zij willen realiseren en waar in geïnvesteerd gaat worden met de studievoorschotmiddelen. Niet de minister bepaalt de doelen, maar de instelling. We gaan daarom de medezeggenschap in positie brengen. Dat is best complex om dat op een goede manier te doen, als je bijvoorbeeld student bent in de medezeggenschap. Het plan kan er namelijk niet komen zonder dat de medezeggenschap er mee heeft ingestemd.”

Dit geeft mij voldoende waarborgen

De minister ging ook nog in op de rol van de NVAO die de plannen van de instellingen gaat beoordelen. “Wat ook belangrijk is, is dat de NVAO dit geheel beoordeelt. Zij kijken of de keuzes die een instelling maakt en de investering die de instelling wil doen realistisch zijn en of de instelling zijn plan waarmaakt. De NVAO kijkt naar het proces, naar de rol van de medezeggenschap en andere relevante partijen. Al met al geeft dat mij voldoende waarborgen. We kunnen ook echt controleren of de onderwijskwaliteit nou echt is verbeterd.”

De VVD was nog niet helemaal tevreden met dit antwoord. “Ik hoor de minister zeggen er is instemmingsrecht op de begroting. Daar kunnen heel goede verwachtingen en intenties achter zitten, maar uiteindelijk kan het nog steeds zo zijn dat kwaliteit geen centimeter verbeterd is. Hoe borgen we nou dat zichtbare kwaliteitsverbetering niet alleen in het proces zit, maar ook daadwerkelijk in het resultaat?”

We moeten ook realistisch zijn

Van Engelshoven wilde niet verzanden in een subjectieve discussie over kwaliteit en heeft daarom voor deze manier van beoordelen gekozen. “Dan moeten we toch ook realistisch zijn waar kun je elkaar nu op afrekenen?  Je kan extra docenten aannemen om de de docent/student ratio te verbeteren dat kun je meten, maar vindt iedereen dat daarmee de kwaliteit van het onderwijs is verbeterd? Wat ik wil meten is dat we met elkaar een afspraak maken en vervolgens kijken: is die afspraak ook nagekomen? Anders kom je in een proces terecht dat je elkaar gaat afrekenen op dingen die niet af te rekenen zijn, omdat ze te subjectief zijn.”

De VVD bleef volhouden en vond dat de minister niet voldoende de resultaten meetbaar maakt. “Ik denk dat de minister zich dan zelf, de sector en de medezeggenschap tekort doet, volgens mij zijn er wel degelijk uitkomstcriteria te benoemen die meetbaar zijn. Het gaat niet om de inzet, maar het gaat om de uitkomst. Namelijk dat de kwaliteit omhoog gaat, anders hebben we over een paar jaar weer precies hetzelfde trauma als bij de voorinvesteringen.”

Een schimmig debat

Van Engelshoven probeerde ook het CDA nog gerust te stellen, door te wijzen op de rol die de NVAO in dit proces krijgt. “De NVAO gaat kijken niet alleen of het proces goed is geweest, maar of er ook realistische en meetbare doelen worden afgesproken. Als ik op de outcome ga beoordelen dan komen we in een heel schimmig debat terecht. Het is niet aan mij om in te vullen of iets meer of beter is, het is voor ons allemaal een oefening in loslaten.

Op de vraag van het CDA wanneer de minister het Salomonsoordeel gaat geven als blijkt dat instellingen en de NVAO er samen niet uitkomen, daar probeerde de minister duidelijkheid over te geven. “Als het niet goed gaat dan kom ik niet meteen in beeld. Het idee is dat er dan nog wel eerst een gesprek plaatsvindt tussen de NVAO en de instelling en dat er ook een gesprek wordt gevoerd om een verbeterplan door te voeren. Als een instelling dan hardleers blijft en er geen substantiële verbetering komt, ja dan komt de minister in beeld.”

De minister wilde daarom ook het liefste buiten beeld blijven in het hele proces, daarom is ook voor de NVAO gekozen. “Daarom laten we ook de NVAO ernaar kijken. Als er een organisatie in Nederland verstand heeft van kwaliteit in het hoger onderwijs dan is de NVAO dat. De NVAO is een instantie die heel goed is in het meten van kwaliteit.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK