Het hbo kan zich internationalisering niet veroorloven

Nieuws | door Frans van Heest
13 juni 2018 | Er wordt binnen het hbo nogal verschillend gekeken naar het maatschappelijk debat over internationalisering. Dat blijkt uit een 'vertogenanalyse' die is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van OCW.
foto: PROBryan Alexander

Drie auteurs: Michiel Zonneveld, Joke Hermes en Ties Dams respectievelijk, journalist, filosoof en politicoloog hebben in opdracht van OCW een zogenaamde vertogenanalyse gemaakt over het maatschappelijke debat rondom internationalisering. Deze analyse heeft als input gediend voor de internationaliseringsvisie van OCW, die vorige week naar de Kamer is gestuurd. Daarnaast moet het de minister in de toekomst helpen om positie in te nemen als er een bepaald vertoog wordt gebruikt.

Voor deze analyse zijn verschillende experts uit het veld geconsulteerd. Zo is er gesproken met studentenbond het ISO, maar ook met Martin Paul, de voorzitter van de Universiteit Maastricht, wiens universiteit morgen voor de rechter wordt gedaagd door Beter Onderwijs Nederland. BON is van mening dat de Maastrichtse universiteit en de UTwente zich niet aan de wet houden over verengelsing en verordonneren de Inspectie op te treden.

Ook is de voorzitter van de RUG, Sibrand Poppema geconsulteerd. Hij was eerder met zijn universiteit van plan om een branchecampus op te richten in China. Vanuit het hbo hebben Willem Viets, directeur internationalisering van Inholland en Phillipa Collin, docent interculturele communicatie ook aan Inholland input geleverd voor deze analyse. Ook zijn er artikelen uit de pers en beleidsdocumenten geanalyseerd.

De auteurs van de analyse komen tot drie type vertogen die in het debat over internationalisering gebruikt worden. Het Bildungvertoog, rendementsvertoog, en bindingsvertoog. In al deze drie vertogen worden er zowel voor- als tegenargumenten gebruikt.

Vrees voor verlies van academische waarden

In de inleiding van de vertogenanalyse wordt uiteengezet dat het debat rondom internationalisering soms venijnig is. “Studenten, journalisten en een deel van de academische wereld keren zich tegen een ‘doorgeslagen verengelsing’. Regelmatig klinkt de vrees dat zich een academische elite ontwikkelt die is losgezongen van de samenleving.” Ook signaleert men dat er discussies zijn ten aanzien van de academische vrijheid. “Er is vrees voor het verlies van academische waarden, bijvoorbeeld door intensieve samenwerking met China.”

Vanuit een andere optiek ziet men juist de grote voordelen ten aanzien van internationalisering en zijn er klachten over de politiek. “Van de andere kant klinkt de verzuchting dat de politiek dreigt te buigen voor populisme, dat de blik zich (bij studenten, academici en de politiek) naar binnen richt en zo ‘kansen’ worden gemist.”

Versterken van de internationale concurrentiepositie

De auteurs gaan vervolgens in op de drie vertogen die men gebruikt bij internationalisering, te beginnen met aandacht voor rendement. “Vanuit het rendementsvertoog wordt de economische opbrengst benadrukt. Deze opbrengst komt tot stand doordat buitenlandse studenten naar Nederland komen om hier te studeren. Omdat een deel van die internationale studenten hier blijft wonen en werken verhogen ze het nationale inkomen. Bovendien versterken ze met hun kenniskapitaal de concurrentiepositie van Nederland als vestigingsland voor het internationale bedrijfsleven, zoals ook universiteiten met internationale topratings dat doen.”

Daarnaast speelt in dit ‘rendementsvertoog’ het belang voor de regionale economie een rol. “‘Internationale universiteiten’ zouden ook een boost geven aan de regionale economieën rond de Universiteiten van Groningen en Maastricht. Als het om onderzoek gaat, wordt aangevoerd dat om tot de koplopers van innovatie te horen, je er niet aan ontkomt om internationaal samen te werken.”

Universiteiten willen een mondiale merkidentiteit

Universiteiten zijn zelf van mening dat economische factoren een belangrijke rol spelen in de mondiale markt van het hoger onderwijs. “De toenemende competitiedruk in de mondiale hoger onderwijsmarkt wordt gezien als een dwingende factor voor instellingen om fundamentele keuzes te maken over hun strategisch beleid. De druk neemt toe om een mondiale merkidentiteit te bouwen, of juist een rol te definiëren als de kennismakelaar die regionale partners uit het bedrijfsleven verbindt aan internationale kennisstromen. Dat eenieder zich tot die mondiale markt moet verhouden, wordt binnen deze invulling van het rendementsvertoog aangenomen.”

Aan de andere kant gebruiken tegenstanders ook het rendementsvertoog, maar waarschuwen juist voor de kosten, zeker nu het nog goedkoper wordt om hier te studeren. “Zij wijzen er bijvoorbeeld op dat het collegegeld dat buitenlandse studenten binnenbrengen hun opleidingskosten niet dekt, een probleem dat het grootste is bij een aantal bètavakken. Die disbalans tussen baten en lasten wordt door de verlaging van de collegegelden nog groter. Verder wordt betwijfeld of investeren in buitenlandse studenten zich terugbetaalt als een deel van die buitenlandse studenten zich hier (tijdelijk) vestigt.”

Kennis cadeau aan China

Critici in het rendementsvertoog denken ook dat buitenlandse mogendheden onevenredig veel profiteren van internationalisering. “Verder wordt betwijfeld of investeren in buitenlandse studenten zich terugbetaalt als een deel van die buitenlandse studenten zich hier (tijdelijk) vestigt. Tegenover het argument van toenemende innovatiekracht bestaat de vrees dat juist andere economieën (zoals de Chinese) profiteren van internationalisering, doordat we hier gegenereerde kennis cadeau doen.”

Een ander vertoog dat gehanteerd wordt in de discussie rondom internationalisering gaat over ‘Bildung.’ “Vanuit het Bildungsvertoog is er het argument dat studenten in een internationale omgeving gestimuleerd worden om zich maximaal te ontplooien. Dat betekent dat je je ook moet inzetten voor de mogelijkheid dat studenten elders in de wereld een deel van hun studie volgen.

Echter wetenschap is per definitie internationaal

Volgens de auteurs was het stimuleren van een internationale omgeving voor de RUG  de reden om een campus in China op te richten. “Een van de argumenten die werd aangedragen voor vergaande samenwerking tussen de Universiteit van Groningen met internationale partners (onder andere in China) was vooral de meerwaarde op puur wetenschappelijk gebied. Echte wetenschap is per definitie internationaal, zo luidt het adagium van collegevoorzitter Sibrand Poppema van de RUG, en wetenschappelijk onderwijs dient daarin te volgen.”

Bij de tegenstanders is er een overeenkomst te zien tussen het Bildungsvertoog en het rendementsvertoog en verwijzen daarbij naar verengseling. “Engelstaligheid, bijvoorbeeld, bevordert niet alleen ontplooiing, het staat ook ontplooiing in de weg voor wie die taal niet voldoende beheerst. De KNAW waarschuwt in het bijzonder voor de effecten van verengelsing op de ontwikkelkansen van Nederlandse studenten met een migratie-achtergrond die een taalachterstand hebben en studenten die via een mbo-hbo-traject doorstromen.”

Verengelsing kan ook onderdeel worden van de al langer gaande discussie over de ‘neoliberale’ universiteit. “Het argument gaat dan als volgt: rendementsdenken, dat zich in dit geval uit in de drang het internationale marktaandeel van de universiteit te vergroten door Engelstalig onderwijs aan te bieden, schaadt de Bildungskracht van de universiteit.”

Cultureel-conservatieve partijen zoals het FvD

De opstellers van de analyse zien dat het Bildungsvertoog steeds vaker raakt aan de ontstaansgeschiedenis van Bildunggedachte, bij de negentiende-eeuwse filosoof en staatsman Wilhelm Von Humboldt. “Interessant genoeg beroepen tegenstanders van internationalisering zich ook steeds vaker op een versie van het Bildung-vertoog; cultureel-conservatieve partijen zoals het Forum voor Democratie verwerpen het transnationale beschavingsideaal van Erasmus als dat van een kosmopolitische elite, en benadrukken, zoals Von Humboldt, het belang van onderwijs voor de nationale cultuur en identiteit. Deze tegenstelling komt voort uit het Bildungsvertoog, maar loopt door in het Bindingsvertoog.”

Binnen het bindingsvertoog wordt internationalisering ook benadrukt als een kans of zelfs als noodzakelijke voorwaarde voor het oplossen van maatschappelijke problemen. Het bindingsvertoog gaat over binding met en tussen medestudenten en heeft veel raakvlakken met de international classroom. “Het gaat dan om binding met de wereldgemeenschap en daarbij passend onderwijs geënt op wereldburgerschap. Binnen opleidingen krijgt dit vorm in de zogenaamde international classroom, waarmee bedoeld wordt dat studenten en docenten in een bepaalde onderwijssetting zélf een internationaal gemêleerde groep vormen.”

Hollandse manier van lesgeven

In het bindingsvertoog zijn hier ook kanttekeningen bij te plaatsen, want studenten uit verschillende landen kunnen ook andere leerstijlen hebben, zo merken de adviseurs van OCW op. “Mits docenten er goed gebruik van maken, is het een verrijking voor alle studenten om in aanraking te komen met andere manieren van kennisoverdracht en -ontwikkeling. Anderen zien juist een valkuil in diversiteit in leerstijlen; een docent kan helemaal niet tegelijkertijd op een ‘Chinese’ en een Hollandse’ manier lesgeven.”

In het hbo zien de opstellers van deze analyse een ambivalente houding ten aanzien van internationalisering. “Binnen het hbo wordt benadrukt dat de emancipatoire belofte van de hogeschool niet kan worden ingelost zonder te internationaliseren. Tegelijkertijd zijn er hogescholen die weinig internationaal opereren; zij claimen dat internationalisering een luxe is die zij zich niet kunnen veroorloven omdat het zou afleiden van hun missie studenten met een achtergrond in het beroepsonderwijs een kans op een vervolgopleiding te bieden. Deze studenten zijn in mindere mate voorbereid om in het Engels te kunnen leren. Het hbo lijkt op dit punt sterker verdeeld dan het wo.”

Een elite losgezongen van de werkelijkheid

Een bezwaar tegen dit bindingsvertoog is een tweedeling van de samenleving. “Tegenover ondersteuning van een emancipatoir ideaal wordt gesteld dat de internationalisering van het onderwijs het ontstaan van een internationale economische elite bevordert die los is gezongen van de gemeenschap, de maatschappij of van de natie. Deze internationale elite is zelf nauwelijks een gemeenschap te noemen omdat onderlinge concurrentie van mensen, instellingen en bedrijven (zowel op het gebied van kennisontwikkeling als bij het binnenhalen van financiële middelen) moordend is.”

De auteurs komen tot de slotsom dat het daarom een uitdaging is om deze drie vertogen met elkaar in evenwicht te brengen. “Hoe scherp de deelnemers in het debat elkaar ook bestrijden, niemand ontkent dat in een tijd van mondialisering ook het onderwijs moet internationaliseren. Niemand ontkent de waarde van ons nationaal onderwijsstelsel voor de Nederlandse economie, cultuur en samenleving. Omdat vrijwel alle kwesties zich lenen voor een sterk moraliserende en affectieve toon, dient het ministerie balans te vinden en te bewaren in de matrix van perspectieven en vertogen. Hoe beter het OCW lukt zich balansbewaarder te tonen, hoe overtuigender de visie van OCW zal zijn.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK