“Hoogleraren komen met heel veel weg”

Over promotietrajecten die gedoemd zijn te mislukken

Analyse | door Sicco de Knecht & Ingeborg van der Ven
27 juni 2018 | Met zo min mogelijk middelen zo veel mogelijk promovendi aanstellen. Voor sommige instellingen is het de enige manier om het hoofd boven water te houden. Maar wat betekenen de bijzondere constructies voor de arbeidsvoorwaarden en rechtszekerheid van de jonge onderzoeker?

Er moeten meer promovendi bij, dat is de boodschap die de gerenommeerde onderzoeksinstituten in Nederland met regelmaat verkondigen. De KNAW, het Rathenau als de VSNU zien het aantal gediplomeerden dalen en waarschuwen daarom dat er een tandje bijgezet moet worden. Om tot meer promoties te komen adviseren zij om verschillende modellen naast elkaar te laten bestaan Zie onder andere het rapport Promoveren werkt, KNAW (2016). .

Binnen een aantal disciplines wordt er gretig gehoor gegeven aan deze oproep en treedt men vaak buiten de kaders die normaliter worden aangehouden bij een promotie. Vanuit de overtuiging dat een gepromoveerde toch wel goed terecht komt lijkt bijna elke constructie geoorloofd. Zelfs als er eigenlijk geen middelen beschikbaar zijn worden de schaarse middelen zo ingezet dat er toch zoveel mogelijk promovendi op kunnen worden aangenomen. De output staat voorop, wat de promovendus eraan heeft komt daarna.

Het eerste deel in deze serie: Het gaat goed zolang het goed gaat.

In het tweede deel van deze reeks over arbeidsvoorwaarden vertellen we het verhaal van promovendi in bijzondere promotieconstructies. Aanstellingsvormen die hen in plaats van vooruit te helpen in hun carrière op achterstand (dreigden) te zetten. Hiervoor spraken wij met promovendi van verschillende instellingen, uit talloze disciplines. Geen van hen wilde dat hun verhaal herleidbaar zou zijn. De namen van de promovendi in dit artikel zijn gefingeerd en de instelling en het vakgebied worden met opzet niet genoemd ter bescherming van de persoon.

De docent-promovendus

Halverwege de jaren ‘00 van deze eeuw werd op meerdere plaatsen de functie van ‘docent-promovendus’ ingevoerd. De beweegredenen achter het creëren van deze functie verschillen per instelling maar de algemene gedachte is dat een dergelijke aanstelling voor zowel de promovendus als de afdeling gunstig zouden zijn. De promovendus doet meer ervaring met lesgeven op, en de afdeling houdt er hoogopgeleide en relatief goedkope docenten op na.

““In de realiteit was het in de eerste jaren ongeveer 80% onderwijs en 20% onderzoek en kwam het erop neer dat ik 50 tot 60 uur per week werkte.””

Geert start met goede moed aan zijn promotie als docent-promovendus. “Er werd gezegd dat het een voordeel was dat je meteen ook veel ervaring zou krijgen met lesgeven. Je zou er als het ware een dubbel cv aan overhouden, met zowel veel onderwijs als onderzoek.” In de taakomschrijving van zijn functie staat dat hij 40% van zijn tijd aan onderwijs en 60% aan onderzoek zal besteden. “In de realiteit was het in de eerste jaren ongeveer 80% onderwijs en 20% onderzoek.” Om als beginnend docent zijn onderwijs rond te krijgen werkt hij overuren. “Uiteindelijk kwam het erop neer dat ik 50 tot 60 uur per week werkte.”

Het ging om een contract van vijf jaar, waarbij er na twee jaar na een goede evaluatie een verlenging van drie jaar zou zijn. “De verwachting was dus dat je in vijf jaar tijd parttime hetzelfde kunt presteren als een normale promovendus in vier jaar fulltime.” Die verwachting lijkt niet te stroken met de werkelijkheid. “Na vijf jaar was ik nog lang niet klaar met mijn onderzoek.

Solliciteren op je eigen baan

Vanaf dat moment komt Geert vier jaar achtereen in een aaneenschakeling van tijdelijke contracten terecht waarin hij aangesteld werd als docent 4 – een pure docentfunctie. “Het was beleid dat er voor die functies geen vaste krachten aangenomen werden.” Elk jaar moet hij dus weer vechten om zijn kop boven het maaiveld uit te blijven steken. “Ik moest excelleren in het onderwijs, zodat ik ook het jaar daarna weer kans zou maken op een contract. Dat ging ten koste van mijn onderzoek, waar ik nauwelijks aan toekwam.”

De docenten van de afdeling zijn permanent met elkaar in competitie. “We moesten steeds opnieuw solliciteren voor onze eigen baan.” Dat ritueel neemt soms wel hele vreemde vormen aan. “Om op onze baan te solliciteren moesten we zelfs proefcollege geven en een virtueel vak opzetten. Ik dacht dan, jullie kennen me inmiddels toch?”

De lange reeks van tijdelijke contracten zouden een instelling normaliter verplichten om hem ‘vast’ in dienst te nemen. Maar de instelling manoeuvreert hier omheen. “Om deze verplichting te omzeilen werden we steeds de ene keer via de afdeling, en de andere keer via een extern uitzendbureau aangesteld. Zo ontliepen ze hun plicht.”

Geert werkt vanaf dat moment steeds op een parttime onderwijsaanstelling, per contract variërend van 0,5 tot 0,8 fte. Promoveren doet hij in zijn eigen tijd. “Er is bij ons op de afdeling wel eens gezegd dat meer dan 0,8 fte lesgeven menselijk gezien niet mogelijk is. Dat betekent niet alleen dat de normuren niet kloppen – met 0,8 fte op papier ben je in de realiteit ongeveer 1,2 fte kwijt – maar ook dat docenten structureel onderbetaald worden, omdat ze geen volledige aanstelling kunnen nemen.”

Om de tafel met juridische zaken

Aan het einde van deze periode trekt hij zichzelf zes maanden terug om zijn proefschrift te schrijven. “Dat was de zwaarste tijd van mijn leven. Ik werkte elke dag tot laat in de avonduren, alles draaide om die promotie.” Maar, na negen jaar is daar dan het groene licht, en hij promoveert. “Negen jaar klinkt lang, maar als je je bedenkt dat ik het altijd parttime heb gedaan, dan heb ik het eigenlijk nog best snel gedaan.”

Na zijn promotie besluit hij opnieuw te solliciteren op de volgende lichting docentcontracten op zijn eigen afdeling. Dit keer worden hij en sommige van zijn tijdelijke collega’s niet eens uitgenodigd voor een gesprek. Dat is de druppel die de emmer doet overlopen. “Niet alleen was het allemaal een zeer rommelig proces, we waren het zat.”

“We verzamelden ons als tijdelijke docenten en stuurden de afdeling een brandbrief. Daarnaast was ik, kijkend naar mijn specifieke geval, benieuwd of het eigenlijk wel mocht wat er gebeurde.” Een paar middagen zoekwerk en wat juridische bijstand wijzen uit dat de werkwijze van de instelling inderdaad niet klopt. “Ik kwam er achter dat de faculteit een voorkeursbeleid heeft. Mensen die twee jaar of langer voor de faculteit werken moeten sowieso uitgenodigd worden voor een sollicitatiegesprek. Sterker nog, een vacature mag niet extern worden uitgezet voordat er een interne ronde met voorkeurskandidaten is geweest. Ik viel onder deze regeling maar die hadden ze niet nageleefd.”

““Er was nog iemand anders die in ’een soortgelijke situatie zat, maar die had de hoop al opgegeven.””

Geert schrijft hierop een bezwaarschrift aan het College van Bestuur. Er volgt een interne zaak waarin het hoofd bedrijfsvoering door de juridische afdeling wordt gevraagd of het klopt dat Geert al zo lang in tijdelijke contracten bij verschillende werkgevers zit maar feitelijk steeds dezelfde baan uitoefent. “Die zei toen letterlijk: ‘Ja, dat klopt. Anders hadden we hem vast in dienst moeten nemen.’” De juridische afdeling laat blijken dit zeer opvallend te vinden en nader te willen onderzoeken.

“Tijdens de zittingen hebben de vertegenwoordigers van de afdeling vervelende dingen gezegd. Zo probeerden ze mijn onderzoeksprofiel naar beneden te halen door te stellen bijvoorbeeld dat mijn ‘proefschrift niets had bijgedragen aan het vakgebied’. Niet alleen klopte dit niet, want je promoveert alleen maar als dit door de commissie wel het geval wordt geacht. Ook was het in zijn geheel niet relevant aangezien het een onderwijsfunctie zonder onderzoek betrof.”

Na meerdere zittingen is wel duidelijk dat de juridische afdeling op de hand is van Geert. Ze vragen zijn werkgever open te staan om hem wat aan te bieden. Na twaalf jaar tijdelijke contracten, krijgt Geert uiteindelijk een vaste baan aangeboden als docent 4. Inmiddels is hij universitair docent. “Er was nog iemand anders die in ’een soortgelijke situatie zat, maar die had de hoop al opgegeven.”

De Sandwichconstructie

Frank werkt inmiddels niet meer binnen de academie. Na anderhalf jaar promoveren, en met een ‘GO’ voor het onderzoeksplan in de pocket, kiest hij er toch voor om uit de academie te stappen. “Ik dacht dat ik een expert zou worden. Maar ik zag dat de wetenschap gewoon een hol systeem is.” Vanuit zijn rol bij de PhD-council van zijn universiteit bouwde hij in die 1,5 jaar een grote verontwaardiging op over de arbeidsvoorwaarden voor Nederlandse en internationale promovendi.

Het grootste onrecht voelt Frank bij de zogenaamde sandwichconstructie.

Deze aanstellingsvorm is volgens de instelling bedoeld om samen te kunnen werken met universiteiten uit andere landen. “Ik kreeg aan het begin van mijn periode zelf ook een sandwichconstructie aangeboden. Hierbij is je PhD opgedeeld in drie fases. De eerste en laatste fase werk je voor een Nederlandse universiteit en krijg je betaald. Je schrijft je onderzoeksplan en aan het eind schrijf je je dissertatie.” Tussen deze twee fases werken promovendi veelal onbetaald in het land van herkomst.

“In de praktijk weten alle docenten dat het werk in het ontwikkelingsland niet betaald is.” Volgens Frank sparen promovendi die werken onder een dergelijke constructie in de eerste fase hun geld zoveel mogelijk op om in de tweede fase rond te kunnen komen.

Opvallend is dat zijn eigen instelling bij navraag van Frank maar weinig informatie kan vrijgeven over de omvang en het succes van deze functie. “De graduate schools zouden van alles moeten weten over deze constructie. Maar voor deze informatie zijn zij weer afhankelijk van hoogleraren. Vaak weet niemand op centraal niveau exact te vertellen hoeveel promovendi er zijn met welke constructie.”

““In de praktijk weten alle docenten dat het werk in het ontwikkelingsland niet betaald is.” “

Frank weigerde zelf om volgens deze constructie te werken. “Ze noemden mijn aparte constructie een sandwich-plus. In de onderzoeksfase in het buitenland zou ik dan 900 euro per maand gaan verdienen. Bij lange na niet genoeg. Alleen al de kosten van het guest house zouden 1000 euro per maand zijn.” Niet alleen geld is voor Frank de reden om dit contract te weigeren. Sandwich promovendi vallen niet onder de cao en zijn bovendien vaak slecht of niet verzekerd. “Ik ging naar Congo en veel van de risico’s werden bij mij gelegd. Ik ging onderzoek doen bij een NGO in Congo nota bene. Je moet op zijn minst een beetje verzekerd zijn als er wat mis gaat toch?”

Twee hoogleraren, zes begeleiders

Frank onderhandelt sterk en krijgt uiteindelijk een contract binnen de cao van de universiteiten. Hier stond dan wel weer wat tegenover. “Twee projecten werden samengevoegd om mij dit ene traject te laten doen. Ik kreeg dus twee onderwerpen die ik zelf moest verbinden, twee vakgroepen, twee hoogleraren en ik moest schakelen met welgeteld zes begeleiders. ”

Hier ligt volgens Frank ook meteen de verklaring van de problematiek met promovendi. “De sterke decentralisatie naar de vakgroepen en het hoofd daarvan, de hoogleraar, dat is het probleem. Deze persoon heeft de volledige financiële verantwoordelijkheid en deels autonomie om elke constructie te bedenken. Er wordt niet gecontroleerd op wat voor contract iemand binnenkomt. ”

Volgens Frank zijn er te veel prikkels om te sturen op een hoge kwantiteit aan promovendi. “Je krijgt geld als mensen promoveren. Een onderzoeksproject mag vaak pas beginnen als er een promovendus is aangenomen. Daarbij komt dat het systeem zo is opgebouwd dat er geen checks & balances zijn. Hoogleraren komen met heel veel weg.”

“Dit zijn structurele problemen vanuit verschillende arbeidsomstandigheden. En onzekerheden, geld en sociale zekerheid, zetten het systeem nog meer op scherp. En vervolgens wordt er gezegd dat je dit individueel moet oplossen en als jonge onderzoeker weerbaarder moet worden. Bullshit!”

Naast de grote groep begeleiders lag er druk op de vakgroep vanuit de NGO die het project mede financiert. Na drie maanden moet Frank al naar Congo om aan de geldschieter te laten zien dat het project gestart is. “Heel vreemd, dat je al data moet gaan verzamelen, terwijl je opzet nog lang niet af is.” Deze haast is niet alleen een garantie voor slecht onderzoek, het leverde bovendien gevaarlijke situaties op.

“”Hoogleraren komen met heel veel weg.””

“De Democratische Republiek Congo is een heel moeilijk land. Ik zou het geen oorlog willen noemen in het deel waar ik was, maar twee masterstudenten die er vlak voor mij waren geweest waren beroofd en onder schot gehouden met Kalasjnikovs.” Nieuw beleid van de universiteit beschrijft dat onderzoekers niet op reis mogen voordat ze een veiligheidstraining gevolgd hebben.

“Al mijn begeleiders waren hier niet van op de hoogte. Ik sprak een paar dagen voor vertrek toevallig met een hoogleraar disaster studies en die zei ‘Ja wacht eens even, er is nieuw beleid, je moet een veiligheidstraining doen.” Dus twee dagen voor zijn vertrek wordt Frank gekidnapt door acteurs, een training die hij zelf als traumatisch omschrijft.

Na vier maanden komt Frank terug naar de Nederlandse universiteit. “De periode daar was een worsteling. De relatie tussen de universiteit en de NGO verliep erg stroef. En ik woonde samen met de staff van de NGO in een guest house.” Hij is dus eigenlijk 24/7 aan het onderhandelen, crisismanagen en onderzoek aan het doen.

“De staf die dan thuis kwam met heel erg jonge vrouwen. Er worden onvoldoende getrainde jonge mensen daar naartoe gestuurd. Onder het mom van ‘het loopt wel los’.” Frank zelf is al wat ouder als hij aan zijn promotie begint en zijn ervaringen in Congo en de verhalen van andere promovendi beginnen aan hem te knagen. “Ik kan heel slecht tegen onrecht en ik vind dat als je iets wilt veranderen je het ook gewoon moet aanpakken.” Hij sluit zich daarom aan bij de PhD council Afgelopen maand heeft Maastricht als laatste universiteit een PhD council opgericht. Deze councils behartigen de belangen van promovendi aan de universiteit en praten met CvB en medezeggenschap mee over het te voeren beleid. Bovendien zijn de councils aangesloten bij het Promovendi Netwerk Nederland (PNN). Het PNN onderhandelt namens de promovendi mee over de nieuwe cao. .

“Er gaat natuurlijk ook een hele hoop goed. Maar daar waar het echt fout gaat, daar durft niemand over te praten. Zeker voor mensen die van de andere kant van de wereld komen, weinig sociale contacten hebben, niet weten wat hun rechten zijn en dan ook niet onder de cao vallen.”

Hij start een onderzoek naar de constructies en het bestaan ervan. Hij klopt aan bij de vakbond. “Als sandwicher val je niet onder de cao, heb je geen rechten en de vakbond kan dus niks doen. Bovendien zetten de vakbond mensen aan de universiteit zich in voor diegene die al een vast contract hebben. De vakbond kon dus niks doen.”

Met een gevoel van machteloosheid verzamelt Frank ondertussen veel verhalen. “Er zijn promovendi die aan driejarige trajecten meededen en dan zelf het vierde jaar moeten financieren.” “Ik hoorde ook verhalen van een afdeling waar promovendi van de een op de andere dag weg waren. Zonder uitleg of toelichting was het bureau gewoon leeg. Wat dan de reden was, financieel of ‘niet geschikt’ dat werd dan niet duidelijk.”

“Het zou dan zogenaamd een cultuurprobleem zijn. Buitenlandse promovendi krijgen trainingen ‘hoe om te gaan met Nederlandse promotor’. Waarom zouden Nederlandse hoogleraren zich als horken mogen gedragen tegen buitenlandse studenten en moeten deze studenten op een training? Jij neemt ze aan, je moet zelf ook de vaardigheden trainen.”

“”Waarom zouden Nederlandse hoogleraren zich als horken mogen gedragen tegen buitenlandse studenten en moeten deze studenten op een training?””

“Er is ook heel veel schaamte. Als mensen tegen je zeggen ‘je kan het niet’ dan ga je dit ook niet breeduit lopen te verkondigen. En niet alleen over je functioneren. Mijn huisgenoot is op een gegeven moment met zijn vakgroep gaan praten over salaris en constructie. Alle promovendi in de vakgroep bleken een ander salaris en een ander contract te hebben.”

Na anderhalf jaar stoppen terwijl er een ‘GO’ is

Op het moment dat Frank een hoge eindbeoordeling voor zijn onderzoeksopzet en daarmee een ‘GO’ krijgt besluit hij toch de stekker uit zijn promotie te trekken. “Ik zou weer op reis moeten. Wat als de onrust tussen de NGO en de universiteit nu weer zou oplopen? Ik wist gewoon dat ik er uiteindelijk de dupe van zou worden.”  Frank krijgt een andere baan aangeboden en stapt uit het promotietraject.

“Tuurlijk, er zitten ook lieve mensen tussen, maar die kiezen ook hun battles en velen van hen kampen zelf met burn-out klachten. Om het voor jou op te nemen, moeten ze tegen collega-hoogleraren ingaan. Ik werk er maar vier jaar, maar zij moeten nog de rest van hun leven met die persoon op de gang zitten.”

“Uiteindelijk ben ik degene die de persoonlijke consequenties moet dragen voor een systeem dat niet werkt. Een systeem dat gericht is op zoveel mogelijk werkende promovendi voor zo min mogelijk kosten.”

“Tegelijkertijd speelt de bredere vraag op de achtergrond. Dan heb ik mijn PhD en dan wat? Wil ik dit allemaal wel? Ik zag het promotieonderzoek ook als een intellectuele reis of ontwikkeling. Maar het systeem is gewoon gericht op de vier artikelen als output. En wat stelt het traject dan nog voor?”

“Maar misschien ben ik ook te kritisch. De mensen die het allemaal prima vinden die gedijen prima in het systeem.” De vraag is dan of je met elkaar topwetenschap aan het bedrijven bent. “Je bent gewoon veel aan het publiceren. Dat is het.”

Een goed cv om medisch specialist te worden

Van alle disciplines is geneeskunde het vakgebied waar het afgelopen decennium de groei van het aantal promoties het grootst was. Tussen 2000 en 2016 nam het jaarlijkse aantal promoties toe van 700 naar 1700. Het is daarmee ook het grootste domein wat promoties betreft. Het aandeel van het totale aantal promoties in Nederland lag anno 2016 op 35%. Het medische vakgebied wil meer gepromoveerde artsen, maar tot welk doel? Dat is ook in de sector zelf een steeds prominenter punt van discussie.

Niet elke specialist hoeft gepromoveerd te zijn.

Karlijn heeft geneeskunde gestudeerd en wil niets liever dan specialist worden. Ze heeft een sterke voorkeur voor een chirurgisch specialisme maar weet dat het lastig is om daar binnen te komen. Van meerdere kanten kreeg ze de aanbeveling te gaan promoveren. “Ik kreeg te horen: als jij gaat promoveren dan heb je een top-cv.”

Karlijn is niet bepaald onder de indruk van de typische promotieprojecten in de UMC’s en wil promoveren bij een gerenommeerd onderzoeksinstituut. “Als ik ga promoveren, dan wil ik het goed aanpakken.” Deze keuze zal haar uiteindelijk duur komen te staan.

Ze begint op een tweejarig contract. “Ik wilde met mijn onderzoek ook echt iets voor de patiënten betekenen. De behandeling die we in ons vakgebied doen is heel ouderwets en daar moet iets nieuws voor komen.” Ze komt er gelijk achter dat haar opleiding geneeskunde niet bepaald voorbereid op het doen van onderzoek. “Het heeft me een half jaar gekost om überhaupt het onderzoek doen onder de knie te krijgen.”

Op de valreep bleek het niet genoeg

De grootte van de experimenten en het feit dat deze wel erg ambitieus zijn baren Karlijn zorgen. “Ik heb bij de jaarlijkse voortgangsgesprekken meerdere keren aangegeven bij mijn begeleiders dat de twee projecten waar ik aan werkte te groot waren en te risicovol. Op die manier ging ik dat boekje niet vol krijgen.” Ze stelt voor om een van de projecten te wisselen voor een kleiner en veiliger project. Haar begeleiders willen doorpakken met het voorgenomen plan en overtuigen haar om door te zetten. “Ze zeiden altijd. Nee, dat komt wel goed. Ik geloofde hen, want zij zouden het wel beter weten dan ik.”

““Als dit een normale werksituatie was, dan had ik het niet gedaan.””

Bovenop de eerste twee jaar krijgt Karlijn nog twee jaar verlenging. De experimenten verlopen vlekkeloos maar er is een probleem: “geen van de stoffen bleek een mogelijk ‘target’, een medicijn te zijn.”. Tijdens haar laatste voortgangsgesprek overvallen haar begeleiders haar dan ook met de boodschap waarvoor ze al die tijd al vreesde. “Voordat ik weg zou gaan moest ik nog een ander experiment hebben gedaan waar hopelijk wel publiceerbare data uit zouden komen. Anders zou mijn boekje wel erg dun worden.”

Met de eindstreep in zicht krijgt ze nog een half jaar verlenging waarin ze het experiment uitvoert. Ze gaat ermee akkoord. “Ik wilde niet dat alle moeite voor niets was geweest.” Wanneer de verlenging afloopt is het experiment klaar maar moet er nog een proefschrift geschreven worden, dat moet in de WW. “Als dit een normale werksituatie was, dan had ik het niet gedaan.”

“Karlijn, oh weer zo’n blond meisje”

Inmiddels is Karlijn meer dan zes jaar geleden begonnen met haar promotie, maar is ze nog nergens. Ze is nog niet gepromoveerd maar om bij te blijven gaat ze als arts (niet in opleiding, ANIOS) aan de slag in het ziekenhuis. “Ik had nog weinig klinische ervaring, dus om mijn cv nog verder te optimaliseren wilde ik weer in een ziekenhuis gaan werken op de afdeling van het specialisme.”

Na een jaar klinische ervaring te hebben opgedaan, een mooi cv te hebben met talloze goede referenties, solliciteert ze vol vertrouwen voor de opleiding. Echter wordt ze slechts een enkele keer uitgenodigd om op gesprek te komen. Ze begrijpt er niets van waarom ze vaak niet eens wordt uitgenodigd.

“Waarschijnlijk is dit omdat er tegenwoordig zoveel mensen promoveren, en vaak nog sneller ook omdat het minder ambitieus onderzoek betreft. Daarnaast zijn er heel weinig opleidingsplekken.” Achteraf blijkt dat ze veel beter voor een promotie in een UMC had kunnen kiezen. “Deze wereld zo klein dat je niet in opleiding komt als je de opleiders niet kent.”

Na voor de zoveelste keer afgewezen te zijn vraagt ze een vertrouwde arts uit haar eigen ziekenhuis te vragen om te bellen met de opleider die haar zojuist heeft afgewezen. Deze vertelt haar dat de reactie van de opleider was: “Karlijn, oh ja, dat is gewoon weer zo’n blond meisje dat specialist wil worden, daar zijn we niet in geïnteresseerd.”

“”Deze wereld is zo klein dat je niet in opleiding komt als je de opleiders niet kent.””

“Ze willen mannen hebben om de verhouding in de kliniek in balans te houden.” Aangezien aanzienlijk meer vrouwen geneeskunde studeren betekent dit automatisch dat vrouwen minder gewild zijn bij veel specialismen. Maar er zit meer achter denkt Karlijn. “Die vrouwen worden natuurlijk zwanger, en dat duurt minimaal drie maanden. Ze hebben niet genoeg mensen in dienst, en dan moeten de bazen in de voorwacht, en daar hebben ze geen zin in.”

Alhoewel Karlijn binnenkort naar verwachting alsnog promoveert, en inmiddels jaren ervaring heeft, ziet ze haar situatie als uitzichtloos. Ze betreurt alle verspilde moeite. “Ik heb alles gedaan om de ideale kandidaat te worden voor de opleiding. Er zit zoveel tijd en geld in mijn opleiding maar het is allemaal voor niets geweest.” Ze had nooit gedacht dat ze als ambitieuze jonge arts, na zo hard werken, zo weinig kans had om haar droombaan te volgen.

Setting up to fail

Uit alle verhalen die promovendi met ScienceGuide deelden blijkt dat er nog een veel groter scala aan constructies bestaat. Soms zijn zijn het programma’s op de hele instelling, dan weer experimenten van een faculteit of afdeling. De algemene conclusie is dat er weinig controle is ingebouwd om de arbeidsrechterlijke voorwaarden van de promovendus, zoals die bijvoorbeeld in de cao wordt geformuleerd, te beschermen. Checks & Balances, centraal overzicht en legitimiteit voor organen als de PhD-councils ontbreken. 

Wat deze verhalen bindt is een bereidheid en welwillendheid in de eerste fase van het traject. Begeleiders, vakgroepen en afdelingen die heil zien in zo veel mogelijk promotieplaatsen, en promovendi denken dat een titel hen dichter bij een uiteindelijk doel zal brengen. Goed werkgeverschap wordt op sommige plekken verruild voor goede intenties die uiteindelijk niet houdbaar zijn onder druk. Wellicht noodgedwongen worden bedrijfsmatige en financiële overwegingen verkozen boven de vraag wat nu eigenlijk goede wetenschap is en wat daarvoor nodig is.

De voorbeelden zijn niet uniek, ze zijn precies dat: voorbeelden van constructies die uiteindelijk niet blijken op te leveren waarvoor ze bedacht zijn. Het zijn gemotiveerde, kritische en ondernemende promovendi die het traject aangaan. Afgaande op de vacatureteksten zouden dat toch de meest geschikte kandidaten zijn? Eenmaal aan boord van de rijdende trein blijkt het lastig, en soms onmogelijk om invloed uit te oefenen. De een zit de rit uit, de ander stapt voortijdig uit, een derde haalt zijn gelijk.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK