Kamer roept minister tot de orde bij mislukte voorinvesteringen

Nieuws | door Frans van Heest
6 juni 2018 | De Kamer wil onderzoek naar welke hoger onderwijsinstellingen onvoldoende hebben voorgeïnvesteerd in het kader van het studievoorschot. Gedupeerde studenten moeten dan alsnog gecompenseerd worden bij de nieuwe kwaliteitsafspraken. De minister voelt hier niets voor, maar wordt hiertoe gedwongen door een Kamermeerderheid.

Gisteren werd op afraden van de minister een tweetal moties aangenomen die vragen om studenten te compenseren die onvoldoende hebben kunnen profiteren van de voorinvesteringen van het leenstelsel. Vorige week probeerde de Kamer in een lang en venijnig debat de minister ervan te overtuigen dat instellingen steken hebben laten vallen bij de beloofde voorinvesteringen van €600 mln.

Dit bedrag hadden de koepels in 2014 beloofd te investeren, zodat studenten die werden geconfronteerd met de afschaffing van de basisbeurs toch konden profiteren van investeringen in kwaliteit. Het leenstelsel zou immers de eerste drie jaar na invoering nog geen geld opleveren. De Rekenkamer stelde na onderzoek vast dat van die beloofde voorinvestering €330 miljoen niet te achterhalen is. De VSNU vindt dat de enorme investeringen die in hun ogen wel degelijk zijn gedaan onterecht ‘verdacht’ zijn gemaakt door de Rekenkamer.

Een onjuiste conclusie

Na het uitkomen van het rapport hekelden de koepels de gehanteerde definities van de Rekenkamer en men ontkende dat er onvoldoende was voorgeïnvesteerd. De Kamer was in het debat geïrriteerd dat de minister de koepels volledig rugdekking gaf. Zij hield vol dat het Rekenkamerrapport wel juist was als het Hoge College van Staat vaststelde dat er een deel van het beloofde geld wel degelijk was geïnvesteerd in onderwijskwaliteit, maar waar de Rekenkamer zei dat dit niet het geval was, dan vond de minister dit een onjuiste conclusie.

De Kamer vertrouwde in dit geval op de Rekenkamer en was er breed van overtuigd dat universiteiten en hogescholen hun afspraken niet waren nagekomen. Behalve de VVD, die onderschreef evenmin de conclusies van de Rekenkamer. De liberalen wilden vooral naar de toekomst kijken.

Over een nacht ijs gaan

Harm Beertema (PVV) en met hem een groot deel van de Kamer was verbaasd dat de minister de uitkomsten van het Rekenkamerrapport zo makkelijk terzijde schoof. “Ik vind het een enigszins gênante vertoning worden. De Algemene Rekenkamer is een instituut met groot gezag en met heel veel hele slimme mensen die niet over één nacht ijs gaan. Wat ik nu meen te horen, is dat de minister zegt dat de Algemene Rekenkamer heeft misgekleund.”

Hij diende met succes een motie in en wilde een nieuw onderzoek en vroeg: “de gehanteerde definitie van de Algemene Rekenkamer te omarmen in een nader onderzoek naar alle onderwijsinstellingen, om zo vast te stellen in hoeverre aan de studenten beloofde voorinvesteringen ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd.” Beertema wilde met dit onderzoek, “duidelijkheid, zodat wij per instelling kunnen constateren wie wel en wie niet heeft geleverd.” Een ruime Kamermeerderheid behalve D66 en de VVD stemden voor deze motie, dus ook coalitiepartijen CDA en de CU.

Er liggen cijfers tegenover elkaar

Tussen Harry van der Molen (CDA) en de minister boterde het ook niet tijdens het debat. Het Friese Kamerlid wilde dat de minister de gedupeerde studenten tegemoet zou komen, na dit ‘zorgelijke rapport’. De minister voelde hier niet veel voor. En hield vol: “de conclusie dat het niet is gebeurd, kunnen we nu eigenlijk niet trekken, omdat er destijds, ook wel met medeweten en instemming van de Kamer, een afspraak is gemaakt waar geen definitie aan ten grondslag lag, waarbij niet duidelijk was wat we eronder verstonden. Er liggen dus cijfers tegenover elkaar.”

Van der Molen diende desondanks samen met Kirsten van der Hul (PvdA) en Zihni Özdil (GL) een motie in die de minister opriep om deze gedupeerde studenten te compenseren bij de nieuwe kwaliteitsafspraken. Hij verzocht de regering om, “in het kader van de nieuwe kwaliteitsafspraken een plan op te stellen hoe de groep studenten die de dupe zijn geworden van de instellingen waar onvoldoende voorinvestering heeft plaatsgevonden, gecompenseerd kunnen worden.” Ook deze motie werd door een grote Kamermeerderheid aangenomen, maar wederom zonder steun van coalitiepartijen D66 en de VVD.

“Bestuurders vinden dat blijkbaar ingewikkeld”

De derde motie die op een meerderheid kon rekenen kwam van de eigen partij van de minister. Paul van Meenen (D66) verbaasde zich erover dat uit het Rekenkamerrapport bleek dat er nog veel onduidelijk was wat er nu precies bedoeld wordt in de wet met ‘hoofdlijnen van de begroting’. Een passage die hij destijds zelf bedacht had bij de totstandkoming van het studievoorschot. D66 wil namelijk de medezeggenschap een grote rol geven in het verdelen van de vrijgekomen middelen uit het studievoorschot.

Van Meenen wil daarom dat desnoods via een wetwijziging instellingen afspraken maken met de medezeggenschap over wat er wordt verstaan onder de hoofdlijnen van de begroting. Voor hem zelf is het volkomen duidelijk wat ‘hoofdlijnen’ zijn. “Ik hoor vaak dat er op instellingen discussie is over de vraag of het allocatiemodel al dan niet onderdeel is van de hoofdlijnen van de begroting. Ik zeg: het allocatiemodel ís zo ongeveer de hoofdlijn van de begroting. Dat vinden bestuurders blijkbaar ingewikkeld. Ik vind het bijna tegenstrijdig als je wel naar de hoofdlijnen van de begroting kijkt, maar niet naar het allocatiemodel.”

Ook deze motie werd met grote meerderheid aangenomen, overigens met steun van de minister. Dit moet voor de koepels een tegenvaller zijn. Want die hebben al met veel chagrijn moeten accepteren dat de medezeggenschap een veto heeft bij de investeringen van het leenstelselgeld in de nieuwe kwaliteitsafspraken, zo hoort ScienceGuide vanuit verschillende kanten uit het veld.

Coalitiepartners CDA en CU laten minister vallen

Voor de minister is dit debat haar eerste grote tegenvaller, sinds zij in november is aangetreden. Zij heeft tot grote ergernis van de Kamer de kant van de koepels gekozen en ook het rapport van de Rekenkamer afgedaan als een alternatieve waarheid, naast de waarheid van de koepels.

De Kamer is in grote meerderheid een andere opvatting toegedaan en vindt dat studenten een slechte dienst is bewezen. In het debat lukte het de minister niet om de Kamer te overtuigen, waaronder haar coalitiegenoten van de CU en het CDA. Overigens twee partijen die het in de formatie niet is gelukt om het leenstelsel terug te draaien.

Over een aantal weken wordt in de Kamer gesproken over de nieuwe sectorafspraken die de minister samen met de koepels en de studentenbonden heeft gemaakt. Daar is nu al een hypotheek opgelegd door de Kamer, door daar nu ook herstelbetalingen per instelling in op te nemen over de mislukte voorinvesteringen. De ‘horizontale afspraken’ in de sectorakkoorden, het panacee tegen de eerder vanuit Den Haag opgelegde prestatieafspraken komen hierdoor onder druk te staan.

Verdachtmaking door de Rekenkamer

Bart Pierik, woordvoerder van de VSNU laat in een eerste reactie weten ongelukkig te zijn met deze uitspraken van de Kamer. “Wij zouden niet weten wat er gecompenseerd zou moeten worden. Er is wel degelijk geïnvesteerd in onderwijskwaliteit.”

Ook de aangenomen motie van Beertema die vraagt om een nieuw onderzoek kan op weinig goedkeuring rekenen van de VSNU. “Ook Beertema zegt dat de definitie van de Rekenkamer de juiste is en dat bestrijden wij. Maar het is nu aan de minister, dus wij zijn vooral heel benieuwd wat zij hiermee gaat doen. Het is aan haar om deze opdracht te interpreteren. Wij vinden het wel zeer onterecht dat er achteraf een sticker wordt geplakt op investeringen via arbitraire normen. Daarmee worden enorme inspanningen van de instellingen eigenlijk verdacht gemaakt door de Rekenkamer.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK