Jonge onderzoekers moeten topprioriteit krijgen binnen sectorplan

Nieuws | door Frans van Heest
16 juli 2018 | Met een beperkte €10 miljoen extra voor de sociale- en geesteswetenschappen moet er vooral aandacht zijn voor onderzoek, zegt de nieuwe kwartiermaker voor het sectorplan sociale- en geesteswetenschappen, Mark Bovens. De problemen bij het onderwijs zijn te groot om die ook nog eens aan te pakken met dit beperkte budget.
Mark Bovens, Foto: Youtube Universiteit Utrecht

Terwijl bèta en techniek €60 mln. uit het regeerakkoord te verdelen hebben, moeten de sociale- en geesteswetenschappen het met €10 mln. doen. Hoogleraar bestuurskunde Mark Bovens is aangesteld door de minister om een sectorbeeld op te stellen. Recent gaf Bovens al aan dat de nood erg hoog is, zeker ten aanzien van tijdelijke contracten voor jonge onderzoekers. Daarnaast zijn de onderwijsproblemen binnen de sociale- en geesteswetenschappen zo groot dat dit extra geld daar maar niet aan besteed moet worden.

Afgelopen vrijdagmiddag maakte de VSNU en OCW bekend dat de minister twee kwartiermakers heeft aangesteld om sectorbeelden op te stellen voor Bèta en techniek en het Social Sciences en Humanities (SSH) domein. Deze dienen ervoor om uiteindelijk tot nieuwe sectorplannen te komen. Faculteiten kunnen hier in 2019 plannen voor indienen. Zodat het extra onderzoeksgeld van het kabinet Rutte-III kan worden verdeeld over de verschillende sectoren.

Betere afstemming onderwijs en onderzoek

Het doel van het kabinet is om op deze manier tot betere afstemming te komen tussen onderwijs en onderzoek en het nastreven van maatschappelijke doelen. Bert Meijer, hoogleraar aan de TU-Eindhoven zal sectorbeelden opstellen voor bèta en techniek en Mark Bovens voor, social sciences en humanities, afgekort SSH.

De verdeling van de onderzoeksmiddelen over de sectoren is als volgt: €17,5 tot 22,5 miljoen voor natuur- en scheikunde, €5 miljoen naar wiskunde, €5 miljoen voor informatica, €27,5 tot 32,5 miljoen naar techniek en €10 miljoen gaat naar SSH. Daarnaast heeft de Tweede Kamer recent ook middels moties aangegeven dat bij het verdelen van het SSH-geld, vooral prioriteit moet worden gegeven aan de geesteswetenschappen.

Anderhalve fte per faculteit erbij

Begin mei toen Bovens nog niet officieel benoemd was zette hij bij een gezamenlijke bijeenkomst van de KNAW en de VSNU al uiteen hoe hij dit voor zich ziet. ScienceGuide was daarbij en met het oog op zijn recente benoeming door OCW, gaf hij daar een aantal interessante observaties, hoe hij naar een nieuw sectorplan kijkt voor dit brede domein.

Het bedrag van €10 mln. moet verdeeld worden volgens Bovens over 52 faculteiten. Dat komt neer op anderhalve onderzoeks-fte per faculteit. Hoe gaat de UU-bestuurskundige Mark Bovens er toch voor zorgen dat dit brede en superdiverse domein in beweging komt om een nieuw sectorplan te maken? Hij wil naar eigen zeggen niet tot ‘taakverdeling’ en ‘concentratie’ komen, maar ‘massa en focus aanbrengen’.

De tijd is rijp om stappen te zetten

Als voorbeeld voor Bovens werd het sectorplan voor de natuur- en scheikunde van commissie Breimer gebruikt. Dit plan werd in 2016 gepresenteerd en was bedoeld om meer focus aan te brengen en te zorgen voor een lange termijnstrategie, dit plan moet een blauwdruk worden voor de nieuwe sectorplannen die binnenkort gemaakt worden.

Volgens Bovens is de omvang en de aard het SSH-domein dusdanige anders dat een aanpak zoals bij Breimer hier niet zal slagen. “Laat ik meteen zeggen dat ik denk dat voor de sociale-  en geesteswetenschappen de tijd rijp is om stappen te maken als het gaat om het vergroten van de organisatiekracht. Er moet structureel worden nagedacht over een strategie voor de lange termijn. Ik denk ook dat een sectorplan een verstandig incentive kan zijn om daar stappen in te maken. Tegelijkertijd moet ik wel zeggen dat de omvang en de aard en de structuur van het SSH-domein zodanig is dat het kopiëren van die aanpak van natuur- en scheikunde een op een gewoon niet gaat lukken.”

Wel is Bovens positief over het extra te verdelen geld. “Dat is motiverend, op dit moment is dat nog wel een puzzelstukje, er is er niet meer dan €10 miljoen beschikbaar voor dat enorme domein. €10 miljoen voor 52 faculteiten. Dat is ongeveer anderhalve FTE onderzoekstijd per faculteit. Ik denk niet dat de faculteiten in actie zullen willen komen voor zo’n enorm plan en een enorme exercitie willen ondernemen voor zo’n klein worstje dat voorhangt.”

Bovens rekende de zaal voor hoe groot het SSH-domein is en ook hoe divers. “De omvang van het SSH-domein is enorm. Het omvat de volledige letterkundige afdeling van de KNAW. Het gaat om tientallen disciplines en 52 faculteiten. Dat zijn er niet 9 zoals bij natuur en scheikunde, maar 52. Een Sectorplan maken voor de SSH komt eigenlijk neer op een sectorplan maken voor natuur- en scheikunde, techniek, wiskunde, biologie, informatica, diergeneeskunde, geologie en de complete life sciences en dat allemaal in een groot plan. Dat is toch een ander verhaal.”

Theologen zijn anders dan economen

“Daarnaast is er een enorme variëteit in wetenschapsopvattingen, methoden en technieken en met name ook tussen de publicatieculturen al die verschillende disciplines. Natuur- en scheikunde hebben uiteraard ook hun onderlinge verschillen, maar ik denk dat die meer gemeenschappelijk paradigma’s hebben dan laat ik even noemen: theologen aan de ene kant en econometristen aan de andere kant, of juristen en neuropsychologen, of classici en sociologen. Dat zijn hele andere disciplines, die relatief weinig dingen gemeen hebben.”

De Utrechtse hoogleraar bestuurskunde ziet dat er ook nog weinig samenwerking is binnen dit grote domein en gebruikt als metafoor de speltheorie, waarbinnen de interactie tussen de verschillende spelers bestudeerd wordt. “De grootste uitdaging is denk ik de afwezigheid van traditie van samenwerking over de grenzen van de disciplines heen. Dat is geen morele kwestie en het is ook zeker geen morele fout of een karakterzwakte. Als ik er vanuit sociaalwetenschappelijk oogpunt naar kijk dan is het een kwestie van eenvoudige speltheorie, omdat dit enorme domein gekenmerkt wordt door een zeer groot aantal kleine spelers.”

Deze spelers hebben volgens Bovens ook allemaal hun eigen agenda en dat maakt het niet gemakkelijker. “Al deze spelers hebben allemaal hindermacht en ook allemaal eigen agenda’s, maar er is geen enkele speler die ook doorzettingsmacht heeft. Alle afzonderlijke disciplines hebben een eigen territorium en vechten daar ook hard voor. Wat ook interessant is speltheoretisch gezien is dat er geen herhaalde interactie is tussen de verschillende disciplines.”

“Is die interactie er wel, dan wordt er een band van vertrouwen opgebouwd, omdat je elkaar voortdurend tegenkomt. Als je iemand dan een keer belazert dan krijg je dat de volgende keer terug. Free rider gedrag wordt dan direct afgestraft. Bij het SSH-domein is dat niet het geval, omdat er geen directe interactie is.”

Geen FOM, geen PBT

Bovendien heeft dit domein nog geen platform waar die samenwerking gefaciliteerd wordt. “Op dit moment is er ook niet echt een centrale actor zoals FOM of Platform Bètatechniek die voor coördinatie kan zorgen en die eventueel ook zelfs doorzettingsmacht heeft. Vanuit speltheoretisch perspectief is de structuur van het domein zodanig dat het een illusie zou zijn om om te verwachten dat je op korte termijn al zo’n fantastisch gedetailleerd exercitie zou kunnen ondernemen, zoals bij de Commissie Breimer.”

Toch zijn er volgens Bovens genoeg aanknopingspunten die ervoor zorgen dat men niet op de handen hoeft te gaan zitten. “Tegelijkertijd zeg ik erbij: we kunnen wel stappen zetten. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we de organisatiegraad en de strategische vermogen vergroten. Er zijn gelukkig ook wel een aantal aanknopingspunten. Rondom de Nationale Wetenschapsagenda is er al heel goed samengewerkt en zijn er ook een aantal interdisciplinaire routes ontwikkeld tussen de verschillende subdisciplines, maar ook over SSH heen, rondom conflict en coöperatie of de veerkrachtige samenleving.”

Brussel kan helpen

Ook ziet Bovens de potentie van de organisatiekracht bij het SSH-domein bij NWO en moet men de ontwikkelingen in Brussel ook niet vergeten. “In NWO is natuurlijk een heel domein ontstaan wat zich nog moet gaan zetten en organiseren, maar daar is nu wel een heel eigen SSH-domein. Dat is dus een eerste aanzet tot een bestuurlijke coördinatie en planvorming, dat gebruikt kan worden om beter strategisch na te denken.  En natuurlijk is in Brussel SSH ook duidelijk een onderdeel van van de Horizon 2020 strategie, dat dwingt ook om meer langs die lijnen te gaan nadenken.”

Daarnaast ziet de bestuurskundige ook dat er een positieve incentive van dit nieuwe sectorplan uitgaat: er is namelijk geld te verdelen. “Wat ook gaat helpen is dat het niet gaat om een bezuinigingsoperatie, maar het gaat over het verdelen van extra middelen. Dat voorkomt dat er een defensieve dynamiek ontstaat, waarbij iedereen in loopgraven gaat zitten, om het eigen territorium te verdedigen.”

Er is extra geld te verdelen

Bovens kwam met een aantal oplossingsrichtingen, hij had hier begin mei, twee maanden voor zijn aanstelling als kwartiermaker al vrij strak omlijnde gedachten over. “Wanneer ik als bestuurswetenschapper kijk naar de puzzel die toch voor de SSH voorligt, dan zie ik tenminste twee factoren die kunnen bijdragen aan het succes.”

Allereerst gaat het om een beperkt bedrag en moeten de ambities niet te hoog worden gesteld. “Een sectorplan moet wel betekenisvol zijn en moet ook echt motiveren. Nu is het natuurlijk wel zo dat in deze tijden van krappe staf/student ratio elke extra financiering natuurlijk mooi is meegenomen. Als het dan bij €10 mln. blijft dan zou je denk ik beter een beperkter plan kunnen maken, bijvoorbeeld een plan ter versterking van de onderzoeksinfrastructuur op het brede SSH-domein. Er komt een enorme uitdaging aan van digitalisering. Big-data geeft fantastische kansen om onderzoek te doen, zowel in de menswetenschappen als in de gedragswetenschappen.”

Een andere route die Bovens voor zich ziet is die via beperkte profileringsplannen. “waarbij je een beperkt aantal thema’s benoemd, waar je dan wat extra middelen voorhanden hebt. Ik neem aan dat er wel voldoende extra middelen beschikbaar zijn, om die optie aantrekkelijker te maken.”

52 faculteiten met volstrekt verschillende disciplines

Bovens schetste ook nog de optie om gebruik te maken van de huidige overlegorganen. “Je kunt niet 52 verschillende facultaire plannen gaan beoordelen over een reeks van volstrekt verschillende disciplines. Ik schets twee opties, ik heb het antwoord nog niet. Het ene zou kunnen zijn door te werken met sectorplannen op discipline niveau.  Op dit moment zijn er vier landelijke discipline-overlegorganen, rechtsgeleerdheid, economie en bedrijfskunde, geesteswetenschappen en sociale wetenschappen. Wat je zou kunnen doen is dat je zegt, nou er komt een externe commissie die vraagt de voorzitters of de verzamelende decanen om plannen te maken. Die commissie beoordeelt vervolgens dan deze plannen.”

Maar er schuilen ook gevaren in deze optie. “Een groot voordeel hiervan is dat het kan leiden tot landelijke afstemming en dat er ook keuzes kunnen worden gemaakt tussen disciplines. Risico is wel dat er dan minder tussen disciplines wordt samengewerkt. Ook Lang niet alle disciplines zijn even sterk en even goed, het kan ook een middel zijn omdat te versterken en om daar een begin mee te maken.”

Ook werd de optie door Bovens uiteengezet om universiteiten zelf plannen op te laten stelen die de SSH-faculteiten overstijgen. “Een andere optie is om te werken met instellingsplannen. Dus aggregeren langs de lijn van instellingen en dan elke instelling vragen om zich op dat brede SSH-domein te profileren. En een instellingsbreed plan in te dienen, om een SSH-profielplan te maken. Dan zou je ook weer bij elke instelling middelen kunnen krijgen binnen bandbreedtes. Het nadeel zou kunnen zijn dat iedereen hetzelfde gaat doen. Dat hebben we ook gezien bij de universitaire profilering, daar is te weinig op landelijk profiel geprofileerd.”

Versterking van de internationale positie

Tot slot kwam de Utrechtse hoogleraar ook nog met een aantal aandachtspunten waar zo’n beoordelingscommissie dan rekening mee moet houden. “De eerste zou zijn de handhaving en versterking van de internationale toppositie van het SSH-onderzoek.” Twee: ik denk dat de commissie zou moeten letten op versterking van de samenwerking tussen SSH-disciplines. Bovendien moet er op nationaal niveau samenwerking zijn tussen instellingen om te komen tot – ik gebruik hier niet de woorden ‘taakverdeling’ of ‘concentratie’ – focus en massa op landelijk niveau.”

Maar de belangrijkste aanbeveling kwam op het laatst. “Ik denk dat als er een knelpunt is in het SSH-domein, dan is dat de positie van jonge onderzoekers. Er is een enorme onzekerheid en een grote mate van tijdelijkheid en grote druk. Ik zou dat bovenaan zetten. Er is een enorme proliferatie van het aantal tijdelijke aanstellingen. Jonge onderzoekers moeten heel lang wachten voordat ze ook een vaste aanstelling krijgen, waardoor hun maatschappelijke carrière en positie zeer onzeker is.”

De positie van jonge onderzoekers is precair

“Er is grote druk om in het onderwijs ingeschakeld te worden. Waarbij de jonge onderzoekers tegelijkertijd een carrière moeten maken in het onderzoek, maar ook eigenlijk het beste onderwijs moeten geven. Daar kun je je van afvragen of dat wel goed is voor de studenten, in de samenhang tussen onderwijs en onderzoek. De positie van jonge onderzoekers is buitengewoon precair en ik denk dat dat wel een grote rol zou moeten spelen.”

Resumerend kwam Bovens tot de conclusie dat het nu tijd is om in actie te komen. “Ik denk dat de tijd rijp is voor voor de sociale wetenschappen en humanties om ook een aantal stappen te gaan maken. Dat zal nog niet meteen zo’n grote stap zijn als de commissie Breimer heeft gedaan. Belangrijk daarbij is in ieder geval dat de incentive groot genoeg is om het aantrekkelijker te maken. En dat het aggregatieniveau zodanig is dat je die 52 kikkers niet allemaal in een kruiwagen moet zien te houden.”

Onderwijs erbij is niet te doen

Aan het slot van zijn keynote kwam er nog een vraag uit de zaal over hoe hij de positie ziet van het onderwijs binnen een nieuw SSH-sectorplan. Bovens stelde vast dat dit eigenlijk geen aandachtspunt mag zijn, gezien de beperkte financiering. En verwees daarbij naar de Commissie Breimer. “Daar had men €20 miljoen beschikbaar, gelijkmatig verdeeld over onderwijs en onderzoek. Als er zoals bij SSH alleen €10 miljoen beschikbaar is en je moet dan ook nog eens iets voor het onderwijs regelen, dat is niet te doen.”

De hoogleraar uit Utrecht zou in een nieuw sectorplan zich dan ook alleen op het onderzoek willen concentreren. “Als je weet wat de onderwijsproblemen op dit moment zijn in de grote faculteiten in ons land. Kijk naar rechten, economie, de geesteswetenschappen met duizenden studenten. Als je onderwijs er nog in moet fietsen, hoe krijg je dat ooit voor elkaar? Dan is €10 mln. natuurlijk een schijntje. Mijn houding zou juist eerder zijn, om eerst alleen te kijken naar onderzoek.  Als je onderwijs er ook nog eens eens bij gaat nemen met 52 faculteiten ben je all over the place, dan zou ik niet weten hoe je tot focus zou kunnen komen.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK