De pedagogische verlegenheid achter je laten

Interview | door Sicco de Knecht
21 augustus 2018 | “Pedagogiek is eigenlijk helemaal verdwenen uit de lerarenopleiding.” Monique van den Heuvel is onlangs aan de slag gegaan als een van de eerste hoofddocenten pedagogiek-didactiek aan de Hogeschool Rotterdam. In haar nieuwe rol gaat zij opleiders in de lerarenopleiding begeleiden in hun pedagogische en didactische ontwikkeling van het docentschap.
Foto: Berkeley Center for New Media

“Des te hoger je op de onderwijsladder klimt, des te minder je te maken hebt met studenten.” Het heeft docent Monique van den Heuvel altijd verbaasd hoe het functiehuis van een hogeschool er uitziet. Welbeschouwd is het in de regel zo dat een hogere salarisschaal gelijk is aan minder contact met studenten. “Je krijgt wel meer te zeggen over het onderwijs, maar je bent er veel minder deel van.”

Op de Hogeschool Rotterdam werd de discussie over dit fenomeen zo’n twee jaar geleden aangewakkerd. Het resultaat van de discussie: een nieuw functiehuis waarin onderwijs een prominentere rol heeft gekregen. Docenten kunnen daarin doorgroeien tot aan salarisschaal 13, een functieniveau waar tot voor kort het woord ‘student’ niet eens voorkwam in de functiebeschrijving.

Vlak voor de zomervakantie werd Van den Heuvel aangesteld als een van de eerste hoofddocenten van de Hogeschool Rotterdam. “Of ik daarmee ook de eerste in Nederland ben durf ik niet met zekerheid te zeggen, maar het is in ieder geval iets heel nieuws.” Ze zal deze functie vanaf de grond op moeten bouwen en vorm moeten geven.

Ontwikkeling van het docentschap 

Als hoofddocent Pedagogiek en Didactiek zal Van den Heuvel zich in de eerste plaats bezig gaan houden met de begeleiding van docententeams binnen verschillende opleidingen van het Instituut Gezondheidszorg. Daarbij ligt de voornaamste focus op de pedagogiek en didactiek. “Binnen het hoger onderwijs zijn die aspecten van het lesgeven onterecht naar de achtergrond verdwenen.”

“Als ik met docenten spreek over wat ze het meest prioriteit geven dan is het antwoord toch vaak: de inhoud, en dan vooral in de vorm dat ze ‘dit en dat’ moeten weten.” Pedagogiek en didactiek komen daarbij op tweede plaats met als gevolg wat zij beschrijft als de ‘vierde wand’: het vlak tussen de toneelspeler en het publiek waarvan je doet alsof daartussen geen communicatie mogelijk is.

Alhoewel het docentschap centraal staat in haar carrière werkte Van den Heuvel ook lange tijd in het theater. De ervaringen en vaardigheden uit die tijd gebruikt ze nog steeds in haar lessen en in de manier waarop ze over onderwijs praat. “Als docent ben je ook acteur, en is het heel verleidelijk om ook zo’n vierde wand te hebben, dat voelt veiliger en je weet dat je in ieder geval ‘kennis’ uitzendt aan de studenten.”

Als voorbeeld geeft ze een docent biologie waar ze onlangs mee werkte. “Dit was een docent met een hoog opleidingsniveau die er moeite mee had om voor de klas toe te geven dat hij misschien wel eens iets niet zou weten. Hij zei tegen mij dat als zich een onverwachte situatie voordeed, wat nogal eens gebeurt, hij altijd terugvalt op hetgeen wat hij kan: doceren.”

Dat zij hier zelf heel anders in staat ontdekte Monique toen ze de masteropleiding ‘Leren en Innoveren’ aan de Hogeschool Rotterdam volgde. “Ik kwam erachter dat wat ik normaal vind in lesgeven iets pedagogisch is. Het gaat mij om de interactie tussen docent en student, het belang van die relatie en het zien van de ander. Dat valt of staat bij pedagogische momenten, waarin je ook leert te begrijpen en accepteren dat de ander anders is.” Deze momenten moet je volgens haar juist aangrijpen om je voordeel mee te doen als docent, maar lang niet iedereen is daarop voorbereid.

“Pedagogiek is eigenlijk helemaal verdwenen uit de lerarenopleiding, dat is misschien al ergens in de jaren ’70 gebeurd toen onderwijskunde zijn intrede deed.” Daardoor is er volgens haar nu een heel contingent docenten dat eigenlijk nauwelijks scholing heeft gehad in pedagogiek. “En dan heb ik het nog niet gehad over juist die mensen die min of meer direct uit de universiteit, zonder lerarenopleiding, docent zijn geworden.”

Pedagogische verlegenheid

Als hoofddocent gaat Van den Heuvel studenten en opleiders in de lerarenopleiding begeleiden in hun pedagogische en didactische ontwikkeling van het docentschap. “Ik heb vrij veel omzwervingen gemaakt in mijn carrière, van het geven van taalles aan vluchtelingen tot aan werken in de theaterwereld, maar hier ben ik op mijn plek. Deze studenten willen het allerleukste vak van de wereld gaan beoefenen en ik kan ze daarbij begeleiden.”

“Nieuwe docenten hebben het gevoel dat ze alles moeten weten. Je bent geen encyclopedie, dat is niet de kern van je docentschap. Ik snap dat het moeilijk is om niet alles te weten, maar dat moet je loslaten.” De aandacht voor kennis wil ze dan ook verrijken met wat volgens haar onontbeerlijke onderdelen zijn van het lesgeven: de pedagogiek en didactiek.

Van den Heuvel benadrukt dat het juist bij beginnende docenten van belang is dat ze met zelfvertrouwen kunnen handelen en ook met lastige momenten in de klas om kunnen gaan. “Ik herken dat gevoel ook nog van toen ik net begon. Het leeftijdsverschil tussen mij en de studenten was toen nog erg klein en ik dacht: ‘Wie ben ik om jou op jouw gedrag aan te spreken?’ Maar daarmee breng je juist het overbrengen van de kennis in gevaar.”

Het is wat oud-lector Piet Boekhoud de ‘pedagogische verlegenheid’ noemde die volgens Van den Heuvel moet worden overwonnen. “Een van je kerntaken als docent in het hoger onderwijs is dat je studenten begeleidt in de wereld van de volwassenheid. Daarbij moet je ze confronteren, ook met hoe hun houding en hun ambities zich verhouden tot de wereld om ons heen.” Dat houdt volgens haar ook in dat binnen de opleiding zelf meer gereflecteerd moet worden. “De opleiding begint gelukkig steeds meer pedagogiek te ademen, en mijn rol is om daar invulling en vorm aan te geven in samenwerking met het team.”

Pedagogiek tweede natuur leraarschap

Een van die vormen ontwikkelt ze nu samen met de acteurs en theaterdocenten van Theater Babel. Dit is een inclusief theatergezelschap waaraan mensen met en zonder (verstandelijke) beperking meedoen. “Ik raakte geïnspireerd door het verhaal van directeur Paul Röttger. Hij vertelde me hoe acteurs van de theaterschool bij hem binnen kwamen en dachten: ik laat die mensen met een beperking wel even zien hoe het moet. Maar ze ontdekten dat zij evengoed iets konden leren van hen.”

“Met het theaterprogramma willen we studenten laten ervaren dat ze altijd vanuit eigen normen en waarden handelen.” Volgens haar is het van ultiem belang dat een docent zichzelf goed kent voordat je echt kunt werken aan een verbetering van de pedagogische vaardigheden. “Ik gun het alle docenten om meer te weten over docentschap zodat ze zich comfortabeler voelen en meer plezier hebben, zeker degene die uit het werkveld komen.”

De waarom-vraag

De naam van haar nieuwe functie – hoofddocent – is een van de weinige dingen waar Monique een tikkeltje ongelukkig mee is. “Het moet nu niet lijken alsof ik degene ben die de mensen wel eens even gaat vertellen hoe ze les moeten geven. Dat is niet mijn rol en zeker niet mijn stijl. Een directieve aansturing werkt ook helemaal niet.”

“Ik kom niets verkondigen maar ga juist in gesprek met mensen. Vanuit verbinding en vertrouwen begeleid je mensen.” Omdat elk persoon, elke klas en elk vakgebied anders is kan een verandertraject ook alleen maar in samenspraak worden vormgegeven. Daarbij zijn volgens haar het hoe en het wat van secundair belang.

“We vergeten in het onderwijs vaak de waarom-vraag te stellen.” Die vraag wil ze nu eerst behandelen met de docenten van de opleiding. De student moet wat haar betreft daarbij centraal staan. “Om hen draait het uiteindelijk. Een docent moet zich steeds afvragen wat werkt, maar ook voor wie dat werkt.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK