Je kunt proefpersonen in een universiteit niet zomaar vijf biertjes laten drinken

Lowlands als proeftuin voor Nederlands onderzoek

Verslag | door Esther Baar
24 augustus 2018 | “Het grootste laboratorium van Nederland zoekt wetenschappers.” Zo luidde de oproep die Lowlands afgelopen februari uitzette ter promotie van Lowlands Science. Wetenschappers kregen op het festival de kans om de ruim 60.000 bezoekers mee te laten doen aan verschillende onderzoeken. ScienceGuide was er ook en sprak met Martijn Wieling (RUG) en Lia van Doorn (Hogeschool Utrecht) over de voordelen van onderzoek doen op een popfestival.
Foto: Esther Baar

Het paviljoen van Lowlands Science bevindt zich net achter de Alpha, het hoofdpodium, en heeft nog het meeste weg van een ouderwetse, quasi-Amerikaanse Science Fair. Onderzoekers en vrijwilligers lopen rond in vrolijke blauwe shirts en de tien onderzoeken vinden naast elkaar plaats in tien grofweg even grote cabines, waar zo’n tien á twintig mensen in passen, afhankelijk van de opzet. Het is allemaal niet zo flashy, maar dat past juist wel bij het karakter van Lowlands en het doel om wetenschap dichter bij de bezoeker te brengen.

Inspelen op de omstandigheden

Een van de criteria waaraan de onderzoeksaanvragen moesten voldoen was “rekening houden met de omstandigheden van een festivalterrein: onder andere trillingen, geluid, en alcoholconsumptie.” Het onderzoek van taalkundige Martijn Wieling van de Rijksuniversiteit Groningen speelt juist slim in op deze omstandigheden. Met zijn team voert Wieling op Lowlands het onderzoek ‘Grenzeloos Lallen’ uit om te onderzoeken of alcohol een positieve invloed heeft op het spreken van een vreemde taal.

“Het is normaal gesproken niet goed mogelijk om mensen alcohol te laten drinken voor een onderzoek uitgevoerd bij een universiteit,” legt Wieling uit. “Het is allereerst lastig om ethische toestemming te krijgen. En dan nog, voordat iemand aangeschoten is gaat er een hele tijd overheen. Je kunt ze bijvoorbeeld niet vijf biertjes in een keer laten drinken, dat moet juist rustig. Tijdens Lowlands is dit geen probleem, de mensen lopen gewoon zelf binnen, al dan niet aangeschoten.”

Door middel van een echoscopie-apparaat meet Wieling de tongbewegingen van deelnemers die al dan niet gedronken hebben. Dat doet hij terwijl zij zinnen in het Nederlands en het Engels voorlezen. De zinnen worden vervolgens ter plekke beluisterd door andere bezoekers, ook met en zonder alcohol op, die aan moeten geven hoe goed de zinnen te verstaan zijn en hoe goed het Engelse accent is. Per dag doen er zo’n vijftig bezoekers mee aan het spraakexperiment in een speciale glazen cabine, en zo’n honderd aan het luisterexperiment. “We verzamelen zo enorm veel data, wat binnen de universiteit niet zo snel zou lukken .”

“De mindset is ook belangrijk,” vertelt Wieling. “Hier zijn allemaal mensen die het leuk vinden om mee te doen aan onderzoek. Positief is ook dat de deelnemers door mee te doen zien wat onderzoek inhoudt. Wat ik daarnaast leuk vind om te zien is dat dat een groot deel van de onderzoeken hier geesteswetenschappelijk van aard zijn, en dan veelal communicatie- of taalkundig: Praten in 3D, hints spelen met een robot, kraak de rapcode en natuurlijk ons eigen onderzoek. Dat is allemaal heel aansprekend. Als je op Lowlands Science komt en deze leuke onderzoeken ziet, zou je niet zeggen dat de geesteswetenschappen behoorlijk onder druk staan wat betreft de financiering.”

Wiens probleem is het stijgend aantal daklozen?

Direct naast de tent van Wieling voert lector Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening Lia van Doorn van Hogeschool Utrecht samen met stichting de Tussenvoorziening onderzoek uit naar dakloosheid en de bereidheid van mensen om daklozen te helpen. De tent van Van Doorn en haar team is een van de weinige zonder EEG-scanners of robots. Enkel een rode lijn op de grond verdeelt de ruimte in tweeën. Op de muur hangen posters met daarop de vragen ‘Wat kan ik doen?’ en ‘Hoe kan ik helpen?’

“Het aantal daklozen neemt enorm toe, en tegelijkertijd gaat er minder overheidsgeld naar daklozenopvang,” vertelt Van Doorn. “Er zijn minder hulpverleners en het is vooral de bedoeling dat in de participatiesamenleving burgers voor elkaar zorgen. De bal ligt bij de wijkbewoners.”

Bij het onderzoek van Van Doorn wordt met deelnemers gediscussieerd over vragen als: het aantal daklozen in Nederland neemt toe – wiens probleem is dat? Van de persoon zelf, van de overheid, of van iedereen? “De achterliggende hypothese is dat wanneer mensen meer weten over dakloosheid, ze eerder bereid zijn te helpen. Daarnaast willen we met ons onderzoek dakloosheid bespreekbaar maken.” Onder leiding van Wim Eickholt, schrijver en ervaringsdeskundige, wordt in de tent ieder uur ‘Het Grote Stellingenspel’ gespeeld.

De hoofdvraag wiens schuld dakloosheid is wordt aan het begin en aan het einde van het spel gesteld. Daar tussenin worden kennisvragen gesteld en toegelicht, bijvoorbeeld over het aantal daklozen in Nederland (dat stijgt) en het gedeelte daarvan dat jongere (onder de 21) is. “Onze kennisvragen gaan voor een deel over zwerfjongeren, de leeftijdsgroep van de festivalgangers. Er zijn namelijk steeds meer jongere daklozen.”

Ook worden de deelnemers uitgedaagd hun mening te geven en te verdedigen over verschillende stellingen. “Deze werkvorm roept veel discussie en vragen op,” vertelt Van Doorn, “dus we gaan vooral veel in gesprek. In een aantal sessies gaven mensen zelf aan dat ze bang waren zelf ook in de gevarenzone te staan.”

Ideeën ophalen

Aan het einde van elke sessie wordt deelnemers gevraagd of ze ideeën hebben over wat ze zelf kunnen doen voor daklozen in hun omgeving. “We gaan experimenteren met de ideeën die het meest levensvatbaar zijn,” vertelt Van Doorn. “Een idee was bijvoorbeeld om een vraag en aanbod-website te maken waar dakloze mensen met een vraag worden gekoppeld aan mensen die iets kunnen bieden”. Eickholt vult aan: “Ook is de vraag gesteld hoe je eerder kan signaleren dat je buren in een sociaal isolement zitten waardoor ze kwetsbaarder zijn dan mensen met een sociaal vangnet.”

Voor zowel Van Doorn als Wieling was Lowlands Science een uitgelezen kans om in een keer veel data van proefpersonen te verzamelen die bijzonder dicht bij hun onderzoek stonden. Onderzoek wat hen op de lange termijn ook zelf kan raken. De laagdrempeligheid van het festival en de laboratoria zorgt er daarnaast voor dat de onderzoekers zelf ook ruimte hebben om met het algemene publiek te praten over wetenschap en van elkaar kunnen leren.

Een ander voordeel is er natuurlijk voor de instellingen zelf. Die hebben in Lowlands een mooi uithangbord voor hun onderzoek en onderzoekgroepen. Zo kwamen zowel RUG-rector magnificus Elmer Sterken als collegevoorzitter van de HU Jan Bogerd langs om het werk van de onderzoekers uit Groningen en Utrecht te bekijken.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK