Nederlandse vaccinatieprogramma’s hebben duizenden levens gered

Nieuws | door Frans van Heest
20 augustus 2018 | Tegen minimale kosten is het gezondheidseffect van vaccinatieprogramma’s maximaal, zo toont nieuw onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen. Door de Nederlandse vaccinatieprogramma's zijn de afgelopen eeuw 6 tot 12 duizend levens gered.
Foto: CC0 Public Domain

Op 14 september hoopt Maarten van Wijhe aan de Universiteit Groningen te promoveren op zijn onderzoek naar de geschiedenis en effectiviteit van Nederlandse vaccinatieprogramma’s. Deze vaccinatieprogramma’s zijn de laatste tijd weer volop in het nieuws, omdat steeds meer mensen geloven dat vaccinaties slecht zouden zijn voor de gezondheid van kinderen.

Die opvatting zorgt ervoor dat de vaccinatiegraad al sinds een paar jaar rond de 90% ligt. Dat is 5% onder het streefcijfer dat nodig is om resistentie op populatieniveau te garanderen zodat dat kinderen geen besmettelijke ziekte krijgen. Uitbraken van bijvoorbeeld mazelen zijn nog nog steeds niet helemaal tot staan gebracht. Zo is er in 2017 een mazelenuitbraak geweest in voornamelijk midden-Europa, met 20.000 gemelde ziektegevallen en 35 doden. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) laat vandaag ook weten dat er in 2018 in Europa nu al meer dan 41.000 ziektemeldingen van mazelen zijn.

In de afgelopen eeuw is het aantal ziekte- en sterfgevallen voor diverse infectieziekten drastisch afgenomen. Enkele verklaringen hiervoor zijn de verbeteringen in voeding, sanitaire voorzieningen, toegang tot schoon drinkwater, antimicrobiële middelen en tenslotte vaccinatieprogramma’s. Vaccinaties worden daarbij gezien als een van de belangrijkste ontwikkelingen in de publieke gezondheid van de twintigste eeuw.

Dit onderzoek moet beleidsmakers helpen

Het onderzoek van Maarten van Wijhe is – zo zegt hijzelf – ook bedoeld om beleidsmakers en ouders te helpen nu de discussie over vaccinatie weer volop is losgebarsten. “Het evalueren van de impact en effectiviteit van deze oudere vaccinatieprogramma’s wordt steeds belangrijker door de toenemende weerstand tegen vaccinaties in recente jaren. Zulke evaluaties kunnen ouders en beleidsmakers helpen onderbouwde beslissingen te nemen omtrent wel of niet vaccineren en het beleid daaromheen.”

Van Wijhe geeft in zijn onderzoek aan dat nog niet eerder is onderzocht hoeveel vaccinatieprogramma’s daadwerkelijk hebben bijgedragen aan de veranderende epidemiologie van infectieziekten is beperkt onderzocht. Het meeste onderzoek richt zich op huidige en toekomstige vaccinaties, terwijl de effectiviteit van de oudere vaccinatieprogramma’s, zoals die tegen difterie en polio, vaak als vanzelfsprekend worden beschouwd.

Mazelen en rode hond

In zijn promotieonderzoek ligt de nadruk op vaccinaties voor kinderen, zo legt Van Wijhe uit. “Specifiek is er in het promotieonderzoek gekeken naar in welke mate vaccinaties hebben bijgedragen aan het reduceren van sterfte aan difterie, kinkhoest, tetanus, polio, bof, mazelen en rodehond onder kinderen en jongvolwassenen in Nederland.

Om het effect van het vaccinatieprogramma te kunnen vaststellen heeft het promotieonderzoek gewerkt met ‘wat als’ scenario’s. “Om de impact van deze vaccinatieprogramma’s te schatten stellen we steeds de vraag: ‘Wat zou er zijn gebeurd als een vaccinatieprogramma niet was geïmplementeerd?’” Het opstellen van dit alternatieve scenario is complex, omdat er rekening gehouden moest worden met diverse trends die speelden voor de invoering van een vaccinatieprogramma. Daarnaast zijn aanzienlijke hoeveelheden gegevens nodig van zowel vóór als ná de invoering van een vaccinatieprogramma.

Indirecte voordelen, ook voor niet-vaccineerden

Het opstellen van de verschillende scenario’s is gedaan met een overlevingsanalyse. Hiermee is ingeschat hoeveel levensjaren door deze ziekten zijn verloren tot het 20e levensjaar. Uit de analyses blijkt dat de algemene sterftelast onder kinderen en jong volwassenen sterk afnam in de 20e eeuw.

Echter, het aandeel dat werd veroorzaakt door de boven genoemde ziekten bleef relatief constant (met uitzondering van mazelen dat sneller daalde). Door de trends in de prevaccinatie periode te extrapoleren konden we schatten dat onder iedereen geboren tussen 1953 en 1992, tussen de 6 en 12 duizend sterfgevallen zijn voorkomen dankzij vaccinatieprogramma’s.

Hoewel er altijd een deel van de bevolking is dat zich niet laat vaccineren blijkt ook deze groep voordeel te hebben van de vaccinatieprogramma’s toont dit nieuwe Gronings onderzoek aan. “Een belangrijk aspect van vaccinaties zijn de potentiële indirecte effecten. Indirecte effecten ontstaan wanneer de verspreiding van een ziekte wordt verstoord door immuniteit onder de bevolking. Hierdoor wordt het risico op infectie onder ongevaccineerden minder en kunnen ook zij profiteren van vaccinaties. Dit fenomeen wordt ook wel groeps-immuniteit genoemd.”

Toen de vaccinatiegraad nog relatief laag was

Uit analyses lijkt de groepsimmuniteit gezondheidsvoordeel op te leveren voor mensen die zich niet hebben laten vaccineren. “De analyses laten zien dat een aanzienlijk deel van de sterftelast die is voorkomen met vaccinaties kan worden toegeschreven aan indirecte effecten. Dit speelde met name een rol in de eerste jaren nadat een vaccinatieprogramma was geïntroduceerd en de vaccinatiegraad nog relatief laag was.”

Uit het Gronings onderzoek blijkt dus dat de vaccinatieprogramma’s voor kinderen zeer effectief zijn geweest. “We hebben de impact van vaccinatieprogramma’s op het aantal gemelde ziektegevallen gemeten. Hierbij hielden we rekening met seizoenspatronen, meerjaarlijkse cycli en algemene lange termijn trends. Onze analyses laten zien dat vaccinatieprogramma’s zeer succesvol zijn geweest in het voorkomen van ziekten: in de eerste jaren hebben vaccinaties tegen difterie, polio, bof en rodehond respectievelijk 78.4%, 90.0%, 79.0% en 49.5% van de ziektegevallen voorkomen. Vaccinatieprogramma’s hebben niet alleen bijgedragen aan een daling in sterfte maar ook in ziektegevallen.”

Kosten-baten analyse blijft positief

Ook heeft het promotieonderzoek van Van Wijhe naar de kosten en baten gekeken van deze vaccinatieprogramma’s. “De overheidsuitgaven aan vaccinatieprogramma’s zijn geleidelijk toegenomen van €5 miljoen (omgerekend naar kosten in 2016) tijdens de officiële start van deze programma’s in 1957, tot €94 miljoen in 2014. Vooral in de laatste drie decennia zijn de kosten sterk gestegen door de invoering van duurdere vaccins tegen bijvoorbeeld pneumokokken.”

Maar deze kosten zijn minimaal in vergelijking met de stijging van de zorgkosten in Nederland. “In verhouding tot de totale gezondheidszorguitgaven zijn de kosten van vaccinatieprogramma’s minimaal en laten de laatste jaren zelfs een dalende trend zien.”

Uitgaven aan vaccinaties zulle blijven stijgen

Hoewel de Groningse promovendus verwacht dat de uitgaven aan vaccinaties zullen stijgen zullen die altijd een marginale rol blijven spelen in de zorguitgaven. “Uitgaven aan vaccinatieprogramma’s zullen in de toekomst waarschijnlijk toenemen wanneer nieuwe en complexere vaccins worden toegevoegd aan het vaccinatieprogramma.Relatief gezien zullen de uitgaven aan vaccinatieprogramma’s echter een kleine rol blijven spelen.”

Aan het slot van zijn proefschrift gaat Van Wijhe in op de recente kritiek op vaccinatieprogramma’s vanuit de samenleving. “Vaccinatieprogramma’s hebben substantieel bijgedragen aan het (verder) reduceren van de ziekte- en sterftelast door infectieziekten in Nederland met minimale overheidsuitgaven. Het is belangrijk om het succes van zowel oudere als nieuwe vaccinatieprogramma’s te blijven evalueren. Dit belang wordt extra benadrukt door de toenemende weerstand tegen vaccinaties. Het in stand houden van een hoge vaccinatiegraad is belangrijk om de verspreiding en herhaling van infectieziekten tegen te gaan of te beperken.”

Om veel leed te voorkomen

De promovendus zegt in zijn slotwoord dat er in de toekomst altijd goed gekeken moeten worden naar lange termijneffecten. “Hedendaagse en toekomstige vaccinatieprogramma’s kunnen niet afzonderlijk van elkaar worden beoordeeld maar moeten in de context van het Rijksvaccinatieprogramma en haar geschiedenis als geheel worden gezien. Inzicht in de waarde en impact van vaccinatieprogramma’s van vandaag en de toekomst, is alleen mogelijk vanuit een historisch perspectief.”

Beleidsmakers in de zorg moeten volgens Van Wijhe inzien dat de redenen en motivatie om te vaccineren dynamisch zijn. Daar moet men bewust van zijn bij het opstellen van communicatieprogramma’s voor het grote publiek. Vaccinaties hebben in Nederland veel levens gered en veel leed voorkomen. Wel moeten beleidsmakers erkennen dat door het verdwijnen van de ziektes uit het collectieve geheugen ook het draagvlak voor de vaccinaties afneemt. Daarom moet voortdurend benadrukt worden dat dergelijke programma’s van het grootste belang zijn voor de volksgezondheid. Zo besluit Van Wijhe in zijn proefschrift.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK