Onderzoekssoftware ontwikkelen is een vak apart

Interview | door Sicco de Knecht
23 augustus 2018 | Het overgrote deel van het wetenschappelijk onderzoek van vandaag de dag zou niet mogelijk zijn zonder de hulp van veelal speciaal op het onderwerp toegesneden software. Deze programmatuur wordt in toenemende mate ontwikkeld door zogenaamde research software engineers. Zij doen het werk waar wetenschappers zelf vaak de vaardigheden en simpelweg de tijd niet voor hebben maar wat ook niet uitbesteed kan worden aan commerciële partijen.
Foto: Elodie Burillon

Ben van Werkhoven en Niels Drost zijn research software engineer (RSE) en werken bij het eScience center. Daar werken meer dan 50 specialisten op het gebied van onderzoekssoftware, waarvan de meerderheid zich ook als RSE bestempelt. Het eScience Center werkt samen met onderzoekers van verschillende kennisinstellingen aan onderzoeksprojecten. Die kunnen variëren van het vragen uit het recht tot de klimaatanalyses, maar bij alle is de ontwikkeling van specifieke software de doorslaggevende factor om het project te laten slagen.

Een vak apart

Het is niet ongebruikelijk dat onderzoekers zelf de taak op zich nemen om hun eigen software te ontwikkelen voor hun onderzoek. Vaak zijn het dan ook juist de beginnende onderzoekers, promovendi en post docs, die er zo hun eigen software op nahouden – PhD’ware in de volksmond. “Het nadeel daaraan is dat deze PhD’ware vaak alleen door de PhD student begrepen wordt, en niet gemakkelijk opnieuw te gebruiken is,” vertelt Van Werkhoven.

Drost vult hem op dat punt aan: “Software moet niet alleen voldoen aan het criterium dat het werkt, het moet zo ontwikkeld worden dat het betrouwbaar en ook duurzaam is.” Als RSE werken zij dan ook altijd samen met onderzoekers om niet alleen een toepassing voor hun specifieke vraag, maar ook ten behoeve van toekomstige gebruikers te ontwikkelen. “Dat betekent dat je documenteert wat je doet, het open beschikbaar maakt en ook ‘onderhoudbaar’ maakt door zorg te dragen voor zo hoog mogelijke kwaliteit software.”

De oprichting van het eScience center een aantal jaren geleden kwam was dan ook mede ingegeven door het besef dat de ontwikkeling van onderzoekssoftware een vak apart is. “Het ontwikkelen van software voor wetenschappelijk onderzoek is in de meeste gevallen een complex proces,” vertelt Van Werkhoven, “het vereist aanzienlijke kennis van het vakgebied én de vaardigheid van het ontwikkelen van goede software.”

“Wellicht vragen mensen zich af waarom onderzoekers voor hulp bij digitaliseringsvraagstukken niet gewoon aankloppen bij informatici van hun eigen instelling.” Dat gebeurt ook wel eens vertelt Van Werkhoven, maar zo’n samenwerking levert lang niet altijd voor beide partijen iets op. “Informatici staan namelijk net als alle andere wetenschappers onder constante druk om ‘excellent’ onderzoek te doen.” Drost vult daarop aan dat het niet ongebruikelijke is dat zulke samenwerkingsprojecten uiteindelijk op niets uitlopen. “Als duidelijk wordt dat het werk geen ‘vernieuwend’ of ‘grensverleggend’ inzicht in de informatica oplevert dan is het niet publicabel. Daarmee wordt het gelijk een stuk minder interessant voor de informatici die op die punten wordt afgerekend.”

Snel groeiend netwerk van RSE’s

Van Werkhoven en Drost staan aan de wieg van het Nederlandse netwerk van research software engineers, NL-RSE. Binnen het netwerk willen ze RSE’s van universiteiten, kennisinstellingen en bedrijven bijeen brengen en zetten ze zich in voor de erkenning van het belang van software in het onderzoek. Ook al zijn ze hier pas kort geleden mee gestart zijn er inmiddels al meer dan 100 leden. “In Nederland zitten we erg dicht bij elkaar, en wij verwachten dat we daardoor snel veel mensen bij elkaar kunnen brengen,” zegt Van Werkhoven.

Het NL-RSE is opgericht in navolging van de Britse RSE-Association die sinds 2012 een gezicht probeert te geven aan was zij zien als een ‘vital, yet hidden role’ in de academie. In het Verenigd Koninkrijk zijn inmiddels al meer dan 1000 leden aangesloten bij de vereniging en organiseert deze meerdere bijeenkomsten per jaar.

Hoeveel RSE’s er zijn in Nederland weet niemand, maar Drost verwacht dat het om een aanzienlijk aantal gaat. “Als ik kijk naar de mensen met wie ik informatica heb gestudeerd en die in de wetenschap werkzaam zijn, dan zou ik een groot deel van hen wel als RSE bestempelen. De vraag is alleen of ze zichzelf ook zo noemen.” De bekendheid en de erkenning van deze functie is dan ook een van de onderwerpen waar zij met het NL-RSE aan willen werken.

Vaak is het namelijk zo dat medewerkers die in feite een RSE zijn, niet als zodanig zijn aangesteld, constateert Van Werkhoven: “De voorbeelden van RSE collega’s die ik ken zijn bij hun instelling bijvoorbeeld aangesteld als support staf, systeembeheerder of zijn ze in feite een postdoc die na verloop van tijd een vaste aanstelling heeft gekregen.”

Iets anders dan een ‘programmeur’

De professionele erkenning van RSE’s loopt eigenlijk al vast bij de cao. Zowel de cao van de universiteiten als die van de onderzoeksinstituten lenen zich niet bepaald om de RSE een geschikte positie te geven. “Eigenlijk komt onze taakomschrijving niet echt overeen met de functieprofielen. Simpel gesteld zou je misschien kunnen denken: je programmeert dus zetten we je in de schaal negen functie van programmeur, maar een RSE doet aanzienlijk ander werk.”

Wat wellicht in de kern vaak verkeerd wordt begrepen is dat alles wat te maken heeft met ‘computers’ al snel wordt gezien als ‘ondersteuning’. Daardoor zou het op het eerste gezicht logisch kunnen lijken om de RSE onder te brengen bij bijvoorbeeld de IT-afdeling of de bibliotheek. “Het is echt een aparte tak van sport, het is geen ondersteunende staf, we zijn in de kern wetenschappelijk personeel.”

Op verjaardagen zegt Van Werkhoven dan ook meestal dat hij wetenschapper is, dat vindt hij voor de meest toepasselijke term. Het lastige is vooral dat voor veel mensen op het digitale vlak minder bekend zijn alles dat lijkt op programmeren onder dezelfde noemer van ‘programmeur’ vallen. “Er zijn natuurlijk, net als in elk vakgebied, verschillende rollen te onderscheiden op het gebied van intellectuele vaardigheden maar bijvoorbeeld ook binnen een team.”

“Met het feitelijk programmeren van software zijn wij eigenlijk niet eens zo veel tijd kwijt.” Niels legt uit dat hij zijn tijd vooral besteed aan het begrijpen van wetenschappelijke problemen, en proberen de software voor het verzamelen of analyseren van data daar zo goed mogelijk op toe te spitsen. “Vervolgens kijk ik wat er allemaal al beschikbaar is aan softwaretoepassingen en probeer ik een zo duurzaam mogelijk systeem te maken.”

Onderdeel van onderzoeksteam

Zelfs binnen het eScience center is de vraag ‘wat zetten we op ons visitekaartje’ nog een onderwerp van gesprek. “Het is nu eenmaal een vrij nieuwe tak van sport,” zegt Drost die erop wijst dat het beoordelen en erkennen van het werk van RSE’s eveneens een onderwerp dat leeft, binnen de RSE gemeenschap. In de jaarlijkse rapportage die de Britse RSE-Association uitbrengt speelde dit afgelopen jaar een prominente rol. Drost: “Het meten van de ‘impact’ die software heeft is een erg lastig punt. Bij traditionele wetenschap valt men nu nog terug op bibliometrie maar data en software worden daar nog zelden in meegenomen.”

Publicaties vormen wel een onderdeel van de beoordeling van de RSE vertelt Drost, maar op een andere manier dan gebruikelijk. “Er wordt wel breder gekeken dan pure auteurschappen, het gaat eigenlijk meer over de vraag welke publicaties jouw werk heeft veroorzaakt.” Het citeren van software, wat nog maar zelden gebeurt in de literatuur, is iets waar beiden zich dan ook hard voor maken.

Een andere maatstaf voor de beoordeling zou zijn om eens te kijken of een RSE na het eerste project met een partij nog een keer benaderd wordt. “Daarnaast moeten we gaan erkennen dat deze rol er gewoon bij hoort in onderzoeksteams.” Die gedachte moet volgens hem ook gemeengoed worden bij de geldschieters van onderzoek. “In het Verenigd Koninkrijk wordt het nu steeds gebruikelijker dat er bij aanvraagprocedures op wordt gewezen: vergeet de RSE’s niet.”

Grote vraag

Goede ontwikkelaars van onderzoekssoftware zijn momenteel niet aan te slepen. Niet alleen universiteiten, maar ook publieke kennisinstellingen als het KNMI en de grote softwaregiganten zijn voortdurend op zoek naar hoogopgeleide en digitaal sterk onderlegde werknemers. Van Werkhoven: “Als ik naar de mensen kijk met wie ik samen heb gestudeerd dan werkt een aanzienlijk deel daarvan nu bij Google of heeft er gewerkt.”

Drost en Van Werkhoven kozen er beiden bewust voor om in de wetenschap te blijven, maar vonden het traditionele carrièrepad niet interessant. “Ik vind het doen van wetenschappelijk onderzoek gewoon het leukste wat er is” legt Drost uit, “maar het had niet mijn interesse om hoogleraar te worden.” Wat dat betreft voelen beiden zich perfect op hun plaats binnen hun functie als RSE.

Op donderdag 20 september organiseert het NL-RSE zijn eerste meetup in de Jaarbeurs in Utrecht. Inschrijven kan hier.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK