Universiteiten verdienen veel aan internationale studenten

Nieuws | door Frans van Heest
29 augustus 2018 | Vorig jaar mochten de Nederlandse universiteiten flink meer geld bijschrijven dan begroot, omdat het aantal internationale studenten sterk blijft groeien. De financiële positie van Nederlandse universiteiten is daardoor verder verstevigd.

Uit een analyse van de jaarverslagen over 2017 blijkt dat Nederlandse universiteiten het afgelopen jaar meer inkomsten hebben binnengehaald dan begroot. Ze deden dit onder andere door het aantrekken van internationale studenten. In totaal houden alle universiteiten in 2017 €195 miljoen meer over dan ze aanvankelijk hadden begroot.

Dit komt onder andere omdat universiteiten meer geld krijgen voor instromende studenten. OCW keert bovendien ieder jaar per instromende student meer geld uit. Dat komt omdat door de gestegen instroom ook het macrobudget voor het wetenschappelijk onderwijs als geheel toeneemt. Ook halen universiteiten steeds meer geld binnen uit collegegelden van niet bekostigde studenten van buiten de Europese Unie.

Flink meer inkomsten

Ieder najaar maakt OCW een raming van de verwachte studenteninstroom, maar al een aantal jaar op rij blijkt deze instroom voor universiteiten aanzienlijk hoger uit te pakken dan verwacht. Dat betekent dat de afgelopen jaren bij de herberekening van de referentieraming bij de Voorjaarsnota halverwege mei dit bedrag naar boven wordt bijgesteld. Dit leverde voor universiteiten het afgelopen boekjaar wederom meer inkomsten op dan begroot.

Een belangrijke indicator van de Onderwijsinspectie om de financiële gezondheid van een onderwijsinstelling in kaart te brengen is de solvabiliteit – de verhouding tussen het eigen vermogen versus het vreemd vermogen bestaande uit schulden of financiële verplichtingen. Deze moet minimaal 30% zijn van de Inspectie. Vrijwel alle universiteiten laten op dit punt een stijging zien ten opzichte van een jaar eerder en ook op basis van de in 2016 verwachte prognoses die de universiteiten zelf hebben gemaakt.

Alleen de TU Delft en de Universiteit van Wageningen laten een lichte daling van de solvabiliteit zien. Dit komt omdat Delft fors investeert in vastgoed en Wageningen in 2017 minder onderzoeksubsidie krijgt vanuit het ministerie van landbouw. Uitschieters zijn de Erasmus Universiteit met een solvabiliteit van 70,8%, gevolgd door de Universiteit Maastricht met 58%. De Open Universiteit heeft de laagste solvabiliteit: 35%.

195 miljoen meer dan begroot

Alle universiteiten houden ook fors meer geld over dan aanvankelijk begroot, zo blijkt uit de eindejaarsafrekening over 2017. Bij elkaar is het nettoresultaat €125 miljoen, terwijl zo blijkt uit de jaarcijfersanalyse van de VSNU, er in 2016 nog uitgegaan werd van een tekort van €70 miljoen over 2017. Een meevaller dus van €195 mln. voor alle universiteiten samen.

Er is geen enkele universiteit die financieel slechter heeft gepresteerd dan aanvankelijk was begroot. Uitschieters zijn de Universiteit Utrecht dat een tekort verwachtte van €25 mln. Dit is uiteindelijk een plus geworden van €1 mln. Ook bij de middelgrote universiteiten kunnen de verschillen groot zijn. De UM verwachtte een tekort van €8,8 mln. Dit blijkt uiteindelijk een nettoresultaat te zijn van €7,1 mln. Een verschil van bijna €16 mln. De grootste onvoorziene winst maakt de VU, die had verwacht een nettoresultaat te boeken van €4 mln. Het uiteindelijke resultaat blijkt ruim €14 mln. te zijn.

De groei van de financiële buffers van universiteiten is vooral te danken aan de internationale instroom, die de afgelopen jaren flink is toegenomen. Deels komt dit doordat universiteiten veel Engelstalige programma’s zijn gaan aanbieden. Sommige universiteiten zitten niettemin met de huidige groei in hun maag. Zo stellen de Universiteit Utrecht en de TU Eindhoven dat zij de werkdruk bij docenten te hoog te vinden worden en geven expliciet in hun jaarverslag of intern aan niet meer verder te willen groeien.

Stoppen met de open dagen

De UU groeide van 1654 in 2014 internationale studenten naar 2510 in 2017. Dit levert grote druk op de kwaliteit van het onderwijs, zo vreesde eerder dit jaar het personeel van de UU. Daarom werd er onlangs nog geopperd door de universiteitsraad om in ieder geval te stoppen met de open dagen om op die manier grip te krijgen op de instroom.

Hoewel de UU toen aangaf dat verdere groei geen doelstelling is vindt het CvB stoppen met de open dagen te ver gaan. Hoeveel internationale studenten op de open dagen afkomen vermeldt de UU niet. De UvA presenteert daar wel cijfers over. Daar was 14% van de studenten op een open dag afkomstig uit het buitenland. Dat percentage komt overeen met de daadwerkelijke internationale instroom afgelopen jaar op de UvA.

De TU Eindhoven kiest voor een andere oplossing. Om de werkdruk het hoofd te bieden stellen zij numeri fixi in bij een aantal opleidingen. Net als in Utrecht gaat daar de kwaliteit van het onderwijs boven het belang van meer instroom of marktaandeel.

Internationale groei om krimp op te vangen

Tegenover de maatregelen in Eindhoven en Utrecht staan instellingen die uitgesproken groeiambities hebben zoals de UTwente, de Vrije Universiteit, Universiteit van Tilburg en de Rijksuniversiteit Groningen. Deels om de terugloop van het aantal Nederlandse studenten op te vangen zoals in Groningen, anderzijds om het marktaandeel ten gunste van de andere universiteiten te vergroten – een groter marktaandeel betekent namelijk ook meer middelen per student, een daling in studentenaantallen betekent ook een daling in de rijksbijdrage per student.

De RUG geeft aan dat die internationale groei nodig is om de krimp van het aantal Nederlandse studenten op te kunnen vangen. De RUG had in 2017 5692 internationale en 24010 Nederlandse ingeschreven studenten. De prognose in het jaarverslag is dat het aantal Nederlandse studenten zal dalen naar 22173 in 2022 en dat het aantal internationale studenten zal stijgen naar 7525. Daarnaast ziet de RUG logischerwijs ook een extra groei in de opbrengsten van de collegegelden. Deze opbrengsten zullen door de RUG aangewend worden om extra personeel aan te trekken.

Per student meer geld 

De financiële meevallers van universiteiten komen dus door de definitieve afrekening van de referentieraming. OCW bleek in 2017 te somber te zijn geweest met de voorspelling van het aantal studenten waardoor de uiteindelijke bekostiging weer naar boven moest worden bijgesteld. Dat betekent dat het macrobudget voor de hele sector omhoog gaat. Dat wil zoveel zeggen dat er per student meer geld wordt uitgekeerd dan aanvankelijk was begroot door de universiteiten. Dat levert de universiteiten tussen de €3 en €5 mln. meer op dan begroot.

In combinatie met een positieve prijsbijstelling vanwege gestegen loonkosten krijgen universiteiten bij elkaar vele miljoenen meer dan begroot. Zo had de UU te maken met €16 mln. extra inkomsten van OCW en de UvA €11 mln. Leiden had door de verhoging van het macrobudget als gevolg van de gestegen studentenaantallen te maken met €3,1 mln. extra inkomsten en door de correctie, voor de gestegen loonkosten kwam de rijksbijdrage uit op ruim €10 mln.

De referentieraming kan ook negatief uitpakken, zoals in het hbo tot 2016 een paar jaar lang het geval was. Dit kwam door de invoering van het leenstelsel. Dit zorgde ervoor dat instroom met bijna 9% daalde. Dit betekende een forse teruggang in de bekostiging. In het hbo werd daarom het macrobudget naar beneden bijgesteld – met als gevolg dat ook de Rijksbijdrage per student naar beneden ging. Hogescholen laten sinds vorig jaar weer een groei zien en kregen in 2017 dus ook te maken met een positieve bijstelling van het macrobudget. Deze groei is echter nog lang niet zo groot als bij de universiteiten.

Collegegeld steeds belangrijker

Het collegegeld is een steeds grotere inkomstenpost aan het worden voor de universiteiten. Aan de Universiteit Leiden stegen de inkomsten uit collegegelden van 2013 tot 2017 bijvoorbeeld met 45% van €44 mln. naar €64 mln. terwijl de instroom voor de bachelor en master in deze periode steeg met slechts 9,8%. De Rijksbijdrage steeg in deze periode met 15%. De Universiteit Leiden is overigens de enige universiteit die een meerjarige reeks heeft opgenomen over baten en lasten in het jaarverslag. Maar uit een vergelijking met jaarverslagen uit 2013, blijkt ook dat de TU Delft 56% meer aan collegegeld binnen heeft gehaald in deze periode, even als de UU met 20% en de EUR kreeg in deze periode 36% meer inkomsten uit collegegelden.

Inkomsten uit collegegelden zijn steeds belangrijker geworden Met name de collegegelden van studenten van buiten de Europese Unie van de niet-EER tikken aan. Zij betalen gemiddeld ruim €8000 instellingscollegegeld per jaar voor een bachelor en zo rond de €15.000 voor een master. Deze studenten leveren ook nog eens meer op dan een bekostigde Europese of Nederlandse student.

Als niet-EER studenten nominaal studeren en drie jaar lang voor hun bachelor €8000 betalen leveren ze meer op dan een bekostigde EU-student inclusief het collegegeld. Niet-EER studenten die verhoogde tarief betalen leveren €3000 meer op dan een bekostigde student. Een masterstudent van buiten de Europese Unie is vaak nog lucratiever, bovendien is de uitval lager in de master en het studiesucces hoger.

Arrangement met Saoedi-Arabië

Dat studenten van buiten de Europese Unie flink meer geld opleveren dan Europese studenten blijkt bijvoorbeeld bij de Rijksuniversiteit Groningen. Het instellingscollegegeld voor geneeskundestudenten van binnen de Europese Economische Ruimte (EER) is €20.000 per jaar, terwijl studenten van buiten de EER €32.000 per jaar moeten betalen. De RUG heeft al tien jaar een arrangement met Saoedi-Arabië waardoor vorig jaar 25 Saudische geneeskunde studenten zijn ingestroomd om met de King Abdullah Scholarship in Groningen een geneeskundestudie te volgen, inclusief een schakeljaar van €32.000.

Volgens de VSNU is de Rijksbijdrage per student in 2017 gemiddeld €15.000 terwijl deze aan het begin van de eeuw nog €20.000 was. Deze korting is vooral het gevolg opeenvolgende eenmalige  van eerdere kabinetten. De VSNU laat bij deze berekening buiten beschouwing dat een student in 2000 omgerekend met inflatie €1700 (zonder rekening te houden met inflatie was dit €1350) collegegeld per jaar overmaakte aan de universiteit en dat nu gestegen is naar ruim €2000. Bij een nominale studieduur van 3 jaar scheelt dat toch duizend euro. Dat is een stijging van bijna 20%.

Nu is het wel zo dat de opbrengsten uit het collegegeld aankomende jaren fors lager zullen uitvallen voor universiteiten en hogescholen, omdat er een halvering van het collegegeld voor eerstejaars wordt doorgevoerd. Het kabinet heeft aangegeven dat instellingen volledig gecompenseerd zullen worden door OCW. In de Eerste Kamer waren daar onlangs ook nog zorgen over of die compensatie wel goed zou uitpakken voor instellingen.

Het is niet ondenkbaar dat de maatregel duurder gaat uitpakken dan de begrote €175 mln. als blijkt dat de referentieraming van september vorig jaar weer te laag is ingeschat. De eerste berichten van verschillende hogescholen en universiteiten zijn dat de groei hoger is dan verwacht. Hoewel dit nog zeker geen definitieve inschrijvingen zijn. 

Volatiliteit uit de begroting van OCW

Mocht dit inderdaad het geval zijn dan kan OCW wederom een tekort tegemoetzien op de begroting voor volgend jaar. Het is dan ook spannend wat voor bekostigingsarrangement OCW tijdens Prinsjesdag zal presenteren. En of er een aanpassing komt in de referentieraming die ieder jaar rond Prinsjesdag wordt gepresenteerd. Zodat de instroom beter kan worden voorspeld en dat OCW meer grip krijgt op de eigen begroting. Anders zou de doelmatigheidskorting voor het hele onderwijs van 183 mln. die deels het gevolg is van deze internationale instroom nog weleens hoger kunnen uitpakken in de toekomst.

Minister van Financiën Wopke Hoekstra heeft bij de behandeling van de Voorjaarsnota in de Kamer aangeven dat hij met OCW om tafel gaat om te zorgen dat in de toekomst de volatiliteit uit de begroting van OCW wordt gehaald. Hij gaf daarbij aan dat dit nog helemaal geen makkelijke opgave zal zijn. Voor universiteiten ziet het er toch gunstig uit. Zij kunnen nog meer vette jaren tegemoetzien nu vanaf dit jaar ook voor het eerst de opbrengsten van het leenstelsel terugvloeien in het hoger onderwijs. En dit bedrag loopt ook op de komende jaren.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK