Lerarenbeleid van OCW zwabbert en is in zichzelf tegenstrijdig

Nieuws | door Frans van Heest
12 september 2018 | OCW bepleit professionaliteit van de leraar, maar doet het tegenovergestelde met een lerarenregister en een kennisbasis voor de lerarenopleidingen. Dit zeggen UU-hoogleraren Theo Wubbels en Jan van Tartwijk.

Volgens de twee hoogleraren kan een overheid niet enerzijds zeggen dat de leraar een professionele beroepsgroep moet worden en tegelijkertijd vanuit diezelfde overheid een lerarenregister opleggen. De hoogleraren stellen dat de retoriek die bestuurlijk wordt gebezigd over docenten een aantal tegenstrijdigheden laat zien in het daadwerkelijke beleid. Ook constateren de twee hoogleraren educatie en pedagogiek dat de academische pabo wat betreft studentenaantallen niet geworden is van wat men ervan had verwacht.

Wubbels die tot een paar jaar gelden de landelijke coördinator was van de VSNU voor de lerarenopleidingen en tien jaar geleden de initiator van de academische pabo heeft samen met zijn UU-collega Jan van Tartwijk een hoofdstuk geschreven in het boek, ‘The Teacher’s Role in the Changing Globalizing World’. Hun bijdrage: ‘Dutch Teacher and Teacher Education Policies, Trends and Ambiguities’ gaat over het lerarenbeleid in Nederland de afgelopen decennia. Met als allereerste vetrekpunt de vrijheid van onderwijs die meer dan 100 jaar geleden in de grondwet is verankerd.

Leraren hebben gevoel dat ze vernieuwing krijgen opgelegd

Wubbels en Van Tartwijk gaan vervolgens door naar recente hervormingen via de Basisvorming, Studiehuis en de introductie van het VMBO naar Commissie Dijsselbloem. Die in 2008 pleitte mede op basis van deze drie grotendeels mislukte interventies dat de overheid veel te veel maatregelen over het onderwijs had uitgestrooid. Daarbij werden geen leraren geconsulteerd. Leraren hebben het gevoel gekregen dat ze onderwijsvernieuwingen opgelegd kregen. Deze vernieuwingen hebben een negatieve invloed gehad op hoe het publiek en politici aankijken tegen onderwijsvernieuwingen.

Ook bij de meest recent voorgenomen onderwijsvernieuwing van Sander Dekker #onderwijs2032, dat nu inmiddels is omgedoopt tot curriculum.nu, is er wederom weinig geluisterd naar de leraar. De meerderheid van de leden van die commissie #onderwijs2032 kwamen van buiten het onderwijs. Hoewel er twee leraren en een schoolleider onderdeel uitmaakten van deze commissie, zaten er bijvoorbeeld ook een CEO vanuit het bedrijfsleven in en een trendwatcher. De input vanuit de samenleving voor de herziening van het curriculum werd ministens zo belangrijker geacht, dan die van de docenten voor de klas, zo stellen Van Tartwijk en Wubbels vast.

Inperking van professie

De afbreuk aan de professionele identiteit van leraren is ook terug te zien in de anti-pest programma’s. Vanuit de overheid wordt bepaald hoe leraren evidence based programma’s kunnen aanbieden om het pesten in de klas tegen te gaan. In de praktijk ervaren leraren hierdoor een inperking van de professionele identiteit.

Een andere belangrijke impuls van de overheid om de professionele beroepsgroep te versterken was het introduceren van het lerarenregister. Eerst was dit een vrijwillig register maar is later per wet afgedwongen. Waardoor het initiatief voor dit register niet meer in handen ligt van docenten maar de overheid.

Ook op het gebied van de lerarenopleidingen zijn er interventies geweest. Zo heeft de PO-Raad in 2014 beslist dat er meer masteropgeleide docenten voor de klas moeten komen. Dit plan kwam voort uit het idee dat niet alle leerlingen uitgedaagd werden in het huidige onderwijs en dat er meer hoogopgeleide en onderzoekende leraren moesten komen. Daarnaast moest er ook een stevige impuls gegeven worden aan de academische pabo. De academische pabo die bestaat uit een bachelor pedagogiek aan de universiteit gecombineerd met een pabo-opleiding aan het hbo. Studenten krijgen ook twee graden; een van de pabo en een van de universiteit.

Ouders en studenten vrezen niveau pabo

Volgens de UU-hoogleraren is het percentage academische pabo-studenten nooit groter geweest dan 5%. De oorzaak hiervan is dat studenten bang zijn dat ze onvoldoende worden uitgedaagd op een hbo-opleiding. Ook zijn studenten en vaak ook hun ouders bang dat als ze naast een wo-opleiding een hbo-opleiding volgen dat zij eigenlijk onder hun niveau studeren.

Een andere belangrijke interventie vanuit de overheid zijn de kennisbasis voor de lerarenopleidingen. Een vaste set van didactische kennis die onderwezen en getoetst wordt door de lerarenopleidingen. OCW en de Vereniging Hogescholen hebben deze kennisbasis gezamenlijk opgesteld.

Wettelijk vastgelegd

In hun conclusie zeggen de onderzoekers dat zij een paradox en een dubbelzinnigheid zien in het overheidsbeleid ten aanzien van leraren. Enerzijds wordt er gezegd dat docenten een meer onderzoekende houding moeten aannemen en verantwoordelijk zijn voor hun eigen professionele ontwikkeling. Aan de andere kant wordt vanuit diezelfde overheid ook steeds meer leraren competenties geëist en worden die ook wettelijk vastgelegd.

De ambiguïteit zit hem erin dat er in een lerarenopleiding maar beperkte tijd beschikbaar is. Voor leraren die net beginnen met lesgeven is het al een hele opgave om les te geven. De eerste zorg van een beginnende docent is het klassenmanagement en een effectieve instructie geven aan de leerlingen.

Startende leraren willen niet onderzoeken

Daarom is het voor lerarenopleidingen een hele uitdaging om de onderzoeksvaardigheden van de studenten te verbeteren. In deze fase van de beroepsvorming hechten de startende leraren weinig waarde aan onderzoeksvaardigheden. Dat onderzoek toch veel terugkomt in de lerarenopleiding heeft vaak negatieve consequenties voor de evaluatie van de opleiding en van de specifieke onderzoeksopdrachten.

Een kenmerkende karakteristiek van een professie is dat de beoefenaar van die professie een reeks aan inhoudelijke kennisvaardigheden en competenties verzamelt doormiddel van systematische training. Daar past ook een professionele beroepsvereniging bij, die de beroepsoefenaars in dit geval docenten certificeert.

Ook hoort daar een maatschappelijke erkenning bij en moet dat het beroep autoriteit geven. Althans zo wordt in de literatuur verwezen naar een professionele beroepsgroep, volgens Wubbels en Van Tartwijk. Als een beroepsgroep dit doet niet vanuit zichzelf, maar in opdracht van in dit geval de overheid, dan kan dat worden gezien als een vorm van gehoorzaamheid in plaats van professionaliteit.

OCW vertrouwt leraren niet

Dat de overheid het beroep oplegt om een lerarenregister in te stellen is volgens de UU-hoogleraren een teken aan de wand dat de overheid de docenten als professionele beroepsgroep eigenlijk niet vertrouwt. Docenten worden volgens OCW kennelijk niet in staat geacht om een professionele beroepsgroep te vormen. Dat de overheid ook wettelijk voorschrijft welke competenties leraren moeten bezitten is ook een teken van wantrouwen in de zelfregulerende van leraren als professionele beroepsgroep.

Dit wantrouwen zie je volgens Wubbels en Van Tartwijk ook terug bij de kennisbasis voor leraren die door de Vereniging Hogescholen samen met OCW is ingevoerd. Deze brede kennisbasis moet door alle lerarenopleidingen afgetoetst worden. De Utrechtse hoogleraren stellen vast dat de overheid kennelijk geen grote verwachtingen heeft van de professionaliteit van de lerarenopleiders en vertrouwt hun onvoldoende, zodat ze niet kunnen werken zonder een door de overheid voorgeschreven kennisbasis.

Tot slot stellen de onderzoekers vast dat de retoriek over leraren en lerarenopleiders in Nederland wijst op een sterk pleidooi voor hogere professionaliteit. De praktijk wijst echter uit dat het beleid zich vooral laat kenmerken door een mix van beleidsinitiatieven van enerzijds professionalisering en deprofessionalisering van het lerarenberoep.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK