Online onderwijs heeft bestuurlijke steun nodig
In een publicatie van SURF worden de geleerde lessen op een rij gezet. De projectleiders van een aantal gesteunde onderwijsvernieuwingsprojecten delen in de uitgave hun ervaringen. Daaruit blijkt onder meer dat de inhoudelijk meest deskundige niet per definitie ook de juiste persoon is om een project te leiden en dat onderwijsvernieuwing een kwestie van de lange adem is.
Tijd en draagvlak
“Ik vond mijn inhoudelijke drijfveren moeilijk in overeenstemming te brengen met mijn rol als projectleider,” zegt Henk van der Kolk van de Universiteit Twente. “Het is niet handig dat de inhoudelijk gedreven medewerker ook degene is die de subsidie krijgt en zich moet verantwoorden.”
Ook het aspect tijd is belangrijk. Tijd die je moet nemen om een plan te laten slagen en in je reguliere werk moet inruimen om iets van de grond te krijgen. “Een project kan beter gedragen en vertraagd zijn dan snel af met weinig betrokkenheid”, zegt Mary Dankbaar van het Erasmus Medisch Centrum, dat het project Flipping the Master opzette. Dankbaar onderstreept het belang van steun voor onderwijsvernieuwing in de gehele organisatie. Iedereen moet vanaf de start goed geïnformeerd worden over de plannen en de voortgang daarvan.
Theo van den Boogaart van Hogeschool Utrecht ging daar zelfs vrij ver in. Hij organiseerde een speciaal ‘bootcamp’ voor het hele ontwerpteam om op locatie online modules voor de bètavakken te ontwikkelen. “Mensen komen los van de dagelijkse sleur en leren elkaar snel kennen. Doordat de dagen vooraf gemarkeerd zijn, kan niemand zich verschuilen achter andere bezigheden.”
Studentbegeleiding blijft een vereiste
Hoewel van MOOC’s in het verleden nogal eens gesteld werd dat ze het hoger onderwijs revolutionair zouden gaan veranderen, is de werkelijkheid weerbarstiger. Een van de lessen uit de projecten die door SURF zijn ondersteund is dat persoonlijke begeleiding van studenten altijd vereist blijft.
Wouter Marra organiseerde een online fietsexcursie voor studenten geografie aan de Universiteit Utrecht. Hij waarschuwt: “Dat studenten zelfstandiger kunnen werken, betekent niet dat ze geen begeleiding nodig hebben! De voorbereiding van de excursie op de universiteit is essentieel, net als de nabespreking om theorie en ervaring in het veld aan elkaar te koppelen.”
Het blijkt sowieso verstandig om studenten nadrukkelijk te betrekken bij de vormgeving van het online onderwijsmateriaal. Pepijn van Passel van de Universiteit Twente maakte gebruik van student-assistenten in zijn project. “Zij konden zich goed inleven in de doelgroep en kwamen daardoor met waardevolle suggesties.”
Weinig steun voor bottom-up initiatief
Een belangrijke les van de stimuleringsregeling open en online leermaterialen is dat steun van het management van een hogeschool of universiteit een belangrijke slagingsvoorwaarde is. De in de publicatie projectleiders stellen zelfs dat deze actief moeten worden opgezocht om steun te vinden, bijvoorbeeld bij onderwijsmiddagen.
De meeste projectleiders geven aan dat ze maar in beperkte mate steun ontvangen voor hun initiatief. De projecten die van onderaf zijn ontstaan, krijgen over het algemeen minder ondersteuning van het management dan de projecten waar leidinggevenden zelf in geïnvesteerd hebben. “De stimuleringsregeling is een mooi instrument, maar tegelijkertijd moet het ook door de eigen instelling worden gestimuleerd,” zo benadrukt Paul Gobée van het LUMC.
Meest Gelezen
Masterstudenten in het hbo worstelen met academisch schrijven en onderzoek
“Ik zal niet de meest populaire onderwijsminister zijn”
“Langstudeerboete raakt kern van hoger onderwijs”
CvB Erasmus Universiteit weigert tweetalig te vergaderen met medezeggenschap
Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport