Waarom moet een proefschrift vier hoofdstukken tellen?

"Beter één glas champagne dan vier flessen lambrusco"

Opinie | door Louis Bont
19 september 2018 | Het is gebruikelijk dat een biomedisch proefschrift minimaal vier hoofdstukken telt. Maar waarom? En is dat ook nodig? Hoogleraar kinderinfectiologie Louis Bont (UMC Utrecht) zet zijn mening uiteen.
Academische proefschriften – Foto: ScienceGuide

“Minimaal 4 hoofdstukken met nieuwe onderzoeksgegevens”. Dit is het antwoord van de hoogleraar aan de promovendus die aan het begin van een promotietraject vraagt waaraan zijn of haar proefschrift moet voldoen. Als we bladeren door de rijen proefschriften in onze boekenkast, zien we dat vrijwel alle promovendi dit advies keurig hebben opgevolgd. Waar komt dit advies van minimaal vier hoofdstukken vandaan? Waarom wordt dit door sommige universiteiten gevraagd in het promotiereglement? Waarom geeft de hoogleraar dit advies? Waarom volgt de promovendus dit op?

“Zo doen we dat nu eenmaal.”, “Kijk maar eens naar de proefschriften van je kamergenoten“. Het is duidelijk: minimaal vier hoofdstukken is gebruikelijk bij de biomedische wetenschappen van alle Nederlandse universiteiten. Hoewel de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) inderdaad 3-5 publicaties voorstelt, heeft een enkele universiteit hierover een eis in het promotiereglement opgenomen. Ook de KNAW stelt nergens dat een proefschrift een aantal publicaties moet bevatten (bron: Promoveren werkt, KNAW 2016). Ligt de lat niet veel te hoog? Is het wel zo gunstig dat we minimaal vier hoofdstukken vragen aan onze promovendi?

Onwenselijke eis

De eis dat promotieonderzoek zo omvangrijk is dat het in vier afzonderlijke publicaties wordt opgetekend gaat ongetwijfeld ten koste van kwaliteit. Of als de omvang van het werk dit niet toelaat is gebruikelijk het werk op te knippen in stukjes om aan de eis te voldoen. Deze situatie is onwenselijk, dat is duidelijk als we onze collega’s spreken over dit onderwerp.

De gevolgen van het systeem zien we continu. In de meeste proefschriften zit wel een “submitted for publication” hoofdstuk. Het is aangeboden voor publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift, maar jaren later blijkt dat het nooit zo ver is gekomen. Soms is het hoofdstuk weliswaar gepubliceerd, maar blijkt het jaren later door collega’s in het veld niet te zijn opgemerkt (geen citaties). Zonde van de tijd van de promovendus en begeleiders, die hun tijd beter hadden kunnen besteden aan het belangrijkste hoofdstuk op een nog hoger niveau te tillen en daarmee echt een doorbraak te forceren. En dat is eigenlijk de kern: doorbraken in onderzoek zijn nodig om echt verder te komen.

Op 30 augustus promoveerde arts-onderzoeker Nienke Scheltema bij mij op haar onderzoek naar het RS-virus bij jonge kinderen. Het onderzoek was uitdagend en daarom besloten we gezamenlijk bij aanvang van haar promotieonderzoek uitsluitend op kwaliteit zoden in te zetten. Alle tijd zou gaan naar de twee onderzoeksvragen die ze zich had gesteld: (1) Wat is de leeftijdsverdeling van kinderen die in de wereld sterven aan het RS virus? en (2) Wordt astma veroorzaakt door het RS virus? Geen verdere afleidingen van andere onderzoeksvragen, die overigens wel voorbij kwamen. Het heeft geleid tot onderzoeksresultaten die in twee degelijke publicaties antwoord geven op de gestelde vragen. Het was meer dan voldoende voor een compleet proefschrift.

Zonder twijfel heeft het onderzoek ook maatschappelijke impact. Nienke Scheltema werd persoonlijk uitgenodigd om in Geneve een advies te komen geven aan de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en bij te dragen aan strategische beslissingen rondom de ontwikkeling van een vaccin tegen het RS-virus.

Trots zijn op een dun proefschrift

Moeten we dan voortaan minimaal twee hoofdstukken adviseren aan nieuwe promovendi? Nee, dat is niet onze conclusie. Soms leent promotieonderzoek zich om te worden beschreven in vier of zelfs meer hoofdstukken, gewoon omdat het mooie, afgebakende stukken zijn. Belangrijker is dat de kans op een enkele doorbraak vier volledige jaren van een promovendus vraagt. Waarschijnlijk is minimaal één dus nog een betere eis.

Wat zou er gebeuren met promotieonderzoeken als Nederlandse universiteiten minimaal één hoofdstuk in het promotiereglement zouden opnemen? Er zouden alleen winnaars zijn: jonge onderzoekers krijgen de kans om diepgang te zoeken, de samenleving besteedt haar middelen aan zinvol onderzoek en de universiteiten vergroten de kans op een belangrijke ontdekking. Er hoeft geen tijd meer te worden besteed aan bladvulling van een proefschrift. Beter één glas champagne dan vier flessen Lambrusco. We zijn trots op Nienke Scheltema en haar dunne proefschrift. Ze toont dat vanaf nu in staat is zelfstandig onderzoeker te zijn en heeft een zinvolle bijdrage geleverd aan het onderzoeksveld.

Louis Bont :  Hoogleraar kinderinfectiologie UMC Utrecht

Louis Bont leidt een de Utrechtse RSV onderzoeksgroep en is een van de oprichters van TULIPS, een carrière training netwerk voor jonge kinderartsen.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK