Gaat Martin van Rijn Van Engelshoven uit de brand helpen?

Nieuws | door Frans van Heest
3 oktober 2018 | Martin van Rijn heeft van OCW de bijna onmogelijke opdracht gekregen om voorstellen te doen voor een vernieuwd bekostigingsmodel voor het hoger onderwijs. Vooraf is al duidelijk dat de speelruimte zeer beperkt is. Nieuw geld is er niet en het hbo en wo zijn sterk verdeeld over wat goede oplossingen zijn voor de uiteenlopende knelpunten in het bekostigingssysteem. En een nieuw bekostigingsonderzoek laat zien dat er geen makkelijke oplossingen zijn. Het is daarom zaak dat de minister prioriteiten gaat stellen: gaat er meer geld naar techniek, zoals in het regeerakkoord staat en of meer geld naar tweedekans studenten in het hoger onderwijs?
Taartpunten, foto: Rebecca Schönbrodt-Rühl

Vrijdagmiddag kwam Ingrid van Engelshoven met het bericht naar buiten dat zij Martin van Rijn heeft aangesteld als voorzitter van een commissie om het huidige bekostigingsmodel te herzien. De instelling van deze commissie is duidelijk bedoeld om tijd te kopen. De basis voor deze commissie is een nieuw rapport van CHEPS dat voor de zomer al af was, maar nu ook naar de Kamer is gestuurd.

In het regeerakkoord van Rutte III is afgesproken dat er een herziening van het bekostigingsmodel moet komen. Toenmalig Kamerlid Pieter Duisenberg (VVD) wilde in de vorige kabinetsperiode dat het bekostigingssysteem meer zou aansluiten bij de prioriteiten van de Nationale Wetenschapsagenda en dat de tekorten bij de techniekopleidlingen in het wo zouden worden opgelost. Hij diende daar toen moties voor in. Bussemaker heeft destijds een verkenning ingesteld en de uiteindelijke opdracht voor een nieuw bekostigingsmodel is opgepakt door het nieuwe kabinet.

Het Center for Higher Education Policy Studies (CHEPS) heeft in opdracht van minister Van Engelshoven nu in kaart gebracht wat de knelpunten zijn in het huidige bekostigingssysteem en hoe die kunnen worden opgelost. De knelpunten en oplossingen zijn niet eenduidig en zeker niet eenvoudig. De VSNU ziet al wel een opening in het bekostigingsvraagstuk, de universiteitenkoepel wil de middelen van het studievoorschot naar voren halen. Maar dan nog zullen er prioriteiten gesteld moeten worden.

Herverdeling kan wel eens slechter uitpakken

In het hbo en wo is er lang uitgekeken naar dit rapport van CHEPS. Het aardige van het rapport is dat het in kaart brengt hoe ingewikkeld en lastig het huidige bekostigingsmodel in elkaar zit. CHEPS heeft iedere bekostigde universiteit en vrijwel alle bekostigde hbo-instellingen bereid gevonden om een enquête in te vullen. Hoe kijken instellingen in het hbo en wo tegen het huidige bekostigingsmodel aan en wat moet er veranderd worden, was de vraag die werd gesteld.

Waar de VSNU in de knelpuntenanalyse vorige maand nog stelde dat universiteiten unaniem zijn over hoe de knelpunten opgelost moeten worden, laat dit onderzoek van CHEPS zien dat de meningen nogal uiteenlopen. Uit de enquête blijkt dat instellingen over het algemeen tevreden zijn met het bekostigingsmodel dat er nu is. Het liefst wil men houden wat er nu is, want de vrees is dat een verandering in de bekostiging nog weleens slechter zou kunnen uitpakken voor de eigen instelling.

Een opvallende observatie van CHEPS is dat de kosten van het onderwijs de afgelopen jaren fors zijn gestegen en ook naar elkaar toegegroeid zijn. Zo zijn er opleidingen in de psychologie steeds meer gebruik gaan maken van laboratoria en moderne technieken. Ook lopen de kosten op door het toenemende gebruik van ICT in het onderwijs. Kortom, het beeld dat alleen opleidingen in de techniek en zorg veel geld kosten is al lang niet meer accuraat.

Daarnaast blijkt uit het rapport dat niet alleen de technische opleidingen in het wo er last van hebben dat het onderwijs duurder wordt, ook op het hbo is dit een toenemend probleem. Zo staat in het rapport van CHEPS het voorbeeld van de HAN, waar steeds vaker wordt samengewerkt met het mbo om zo de kosten te delen van het dure techniekonderwijs. Anderzijds worden de hoge kosten bij techniek gedekt door middelen af te romen van andere opleidingen binnen de HAN.

Een oplossing voor dit ‘techniek’ probleem zou kunnen liggen in het aanpassen van de bekostigingsniveaus. Momenteel zijn er drie niveaus: ‘laag’, ‘hoog’ en ‘top’ bekostigde opleidingen. Techniek valt de in de bekostiging ‘hoog’. In het wo is de verdeling 1: 1,5 en 3. In het hbo is die verdeling 1: 1,28 en 1,5. Als deze verhoudingen in elkaar worden geschoven in het hbo en het hoge (techniek)tarief wordt verhoogd naar 1,35 dan profiteren grote instellingen met relatief veel techniekstudenten daar toch nauwelijks van. Grotere impact heeft het als techniekopleidingen in het toptarief worden opgenomen, maar de kleine mono-sectorale pabo’s worden hierdoor extra hard getroffen. Het lokt gedrag uit waarbij hbo-instellingen gestimuleerd worden om meer techniekstudenten aan te trekken. Dat op zichzelf een gewenst effect kan zijn, gezien het regeerakkoord.

Een dergelijke verschuiving kan er ook voor zorgen dat instellingen minder geprikkeld worden om pabo-studenten aan te trekken, omdat dit in zo’n bekostigingsmodel minder geld oplevert. Terwijl hier juist wel maatschappelijke behoefte aan is. CHEPS laat met dit soort modellen mooi zien hoe lastig wijzigingen in de bekostiging in de praktijk kunnen uitpakken.

Succes in tweede geldstroom kost geld

Een prominent probleem bij universiteiten dat niet gemakkelijk kan worden opgelost zijn de matchingskosten. De bekostiging voor het tweede en derde geldstroomonderzoek is niet afdoende om het onderzoek te bekostigen. Daar moet geld bij uit de eerste geldstroom.

Juist instellingen die zeer succesvol zijn met het aantrekken van tweede en derde geldstroom, zoals de TU Delft hebben last van deze matchingsdruk. Maar dit probleem kan niet eenvoudig worden opgelost door het bekostigingsmodel. Dit probleem wordt veroorzaakt omdat de onderzoeksbekostiging uit de tweede en derde geldstroom niet afdoende is, concludeert CHEPS op basis van cijfers van het Rathenau Instituut.

Als men dit probleem wilt oplossen en extra geld bij de bekostiging vrij wil maken voor de matchingsdruk dan moet dat geld komen uit de vaste voet in de bekostiging. Maar uitgerekend de TU Delft heeft een hele hoge vaste voet, dus die krijgen dan aan de ene kant wel meer geld voor matchingskosten, maar verliezen relatief weer meer geld door het verkleinen van de vaste voet. Ook geld overhevelen van NWO naar de eerste geldstroom is geen optie. In de opdracht aan Van Rijn staat namelijk expliciet dat daar niet naar gekeken kan worden.

Studieswitch is duur voor instellingen

Bij hogescholen lijkt consensus te bestaan over het probleem wat zich voornamelijk bij de G6 hogescholen in de randstad afspeelt. Dat gaat over ‘tweedekans’ studenten. Studenten die al elders een studie hebben gevolgd, maar niet afgerond. Dit speelt in mindere mate bij de universiteiten, behalve bij de Vrije Universiteit die hier al langer aandacht voor vraagt.

Een simpele oplossing is dan om de bekostiging af te stemmen op het aantal jaren dat een student ook ingeschreven staat, maar dat is een oplossing die niet werkt. Met een dergelijke maatregel gaat het geld niet automatisch naar de instelling die het ook nodig heeft, zo blijkt uit een berekening die CHEPS heeft gemaakt.

In het hbo zijn tweedekans studenten een hardnekkig probleem. In het hbo zitten realtief veel studenten die of al elders een propedeuse hebben gehaald of elders hun opleiding hebben moeten stopzetten. Instellingen willen en moeten die studenten ook een kans geven. Er zijn hogescholen in de randstad die eerstejaarsstudenten in huis hebben die voor de derde keer een studie proberen. Deze instellingen krijgen aanzienlijk minder bekostiging voor deze studenten.

Anderzijds is er ook de Gelijke Kansen Agenda van de minister. Deze agenda moet ook een duidelijk uitgangspunt zijn voor de commissie Van Rijn. Maar ook hier zal een eenvoudige wijziging van het bekostigingsmodel dit probleem niet wegnemen. Bijna een derde van de studenten valt namelijk uit in het eerste jaar.

Zero sum game

De commissie Van Rijn mag wat verder gaan dan het CHEPS-rapport, zij mogen ook echt met concrete voorstellen komen om de knelpunten in het bekostiging aan te pakken, maar elke aanpassing leidt tot winnaars en verliezers in het bekostigingsmodel. Bovendien moet het budgetneutraal. De vraag is of Van Rijn met eenduidige en heldere oplossingsrichtingen komt, of dat de minister zelf een aantal prioriteiten stelt waar aan een nieuw bekostigingsmodel moet voldoen.

Het regeerakkoord waar een aanpassing van het bekostigingsmodel ten gunste van de techniek in staat heeft er wel voor gezorgd dat de minister nu in een lastig pakket zit. Maar dat er keuzes gemaakt worden die ook pijn zullen gaan doen is onomkeerbaar. De minister sorteert in haar opdracht aan de commissie daar ook al op voor door over een overgangsperiode te spreken. “De herverdeeleffecten dienen realistisch te zijn en er dient geadviseerd te worden over een overgangsperiode.”

De VSNU en ook de VH hebben bij Prinsjesdag al aangegeven dat zij de opbrengsten van het studievoorschot in de toekomst willen aftoppen en dat geld naar voren willen halen. De minister heeft vorige week aangegeven dat zij hier zeker niet negatief tegenover staat. Dat zou de minister wat ademruimte kunnen geven om toch in deze regeerperiode met geld van het leenstelsel wijzigingen aan te brengen in het bekostigingsmodel. Wellicht kan met dat geld van het leenstelsel dan de pijn verlicht worden die gaat ontstaan bij de herverdeling van de bekostiging.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK