Kabinet verhoogt op eigen houtje rente studieschuld

Nieuws | door Frans van Heest
16 oktober 2018 | De renteverhoging op studieleningen is niet gebaseerd op onafhankelijk onderzoek. Zo laat het kabinet weten in antwoord op schriftelijke Kamervragen. De rente zal op een andere grondslag worden vastgesteld om de risico's op tegenvallers voor de overheid te verminderen. Studenten en hoger onderwijsinstellingen zullen hier ook niet zijdelings van profiteren, want de extra opbrengsten vloeien niet naar het hoger onderwijs.

De regering vindt het niet meer dan redelijk dat de renteverhoging voor de studieschulden wordt ingevoerd. De rente wordt in het nieuwe wetsvoorstel niet meer gekoppeld aan de doorgaans lagere vijfjaarsrente op staatsobligaties, maar aan de hogere tienjaarsrente. Studenten met een gemiddelde studieschuld van €21.000 gaan duizenden euro’s meer aan rente betalen bij een aflossingsperiode van 35 jaar.

Volgens de regering is dat niet meer dan redelijk, omdat bij de huidige vijfjaarsrente er te veel risico bij de staat ligt. De regering wil dit verschuiven naar de student. De hogere rente gaat in voor studenten, die vanaf 2020 beginnen. “De opbrengsten uit het wetsvoorstel studievoorschot zijn en worden geïnvesteerd in de kwaliteit van het hoger onderwijs. Het onderhavige wetsvoorstel verandert daar niets aan, maar genereert daarnaast extra renteopbrengsten. Die komen ten goede aan de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, omdat de balans tussen wat de regering betaalt voor de financiering van studieschulden en wat de oud-student betaalt voor zijn lening, iets verschuift in de richting van de oud-student.”

Strategisch lenen moet voorkomen worden

Ook bij de koppeling aan de tienjaarsrente wil het kabinet om de vijf jaar de rente vastzetten op basis van de op dat moment geldende rentestand en niet op een gemiddelde rente van de afgelopen tien jaar. Dit wordt gedaan om te voorkomen dat studenten calculerend gaan lenen. “Wanneer zou worden aangesloten bij een gemiddelde over de afgelopen tien jaren dan is de gehanteerde rente veel minder actueel. Ook als in die periode de rente zou stijgen, kunnen studenten de lage rente gebruiken om dit bedrag  weer uit te lenen voor een hogere rente. Wanneer er juist sprake is van een stijgende trend in een periode van tien jaar, zal dat een voordeel zijn voor de student en zou dat kunnen leiden tot rentearbitrage wat zoveel wil zeggen de gelegenheid tot maximaal lenen om met dat bedrag obligaties te kopen of het op de bank te zetten, omdat dat winstgevend is.”

Bij een lage rentestand kan het geleende bedrag bij DUO ook gebruikt worden om een hypothecaire lening aan te gaan. “Zo kan in de ene periode het gunstig zijn om geleend geld te verschuiven van de studielening naar bijvoorbeeld een hypothecaire lening en in een andere periode kan dit andersom gelden door bijvoorbeeld een aflossingsvrije periode aan te vragen voor de studielening.”

Kamerleden hebben gevraagd hoe de historische rentestand is geweest van de tienjaarsrente de afgelopen dertig jaar. Hoewel het kabinet aangeeft dat dit geen garanties biedt, wordt wel duidelijk dat in het verleden de rentestand aanzienlijk hoger was. In 1990 was de rente op de tienjaarslening 9,5%, momenteel is deze circa 0,6%.

Een euro in 2025 is geen euro in 2050

Hoewel het ministerie aangeeft dat de historische rentestanden niets zeggen over de toekomstige rente, is in het antwoord op de Kamervragen wel een aantal scenario’s’ uitgewerkt op basis van rentestanden van de afgelopen tien jaar. In de afgelopen tien jaar is er een rentestand geweest van 3% op de tienjaarsrente en op dat moment was de rente op de vijfjaarsrente 1,90%. In de praktijk zou dit betekenen dat onder de huidige vijfjaarsrente het terugbetaalbedrag €72 zijn en onder de nieuwe rente €90, een stijging van 25%, bij volledige draagkracht en bij een gemiddelde schuld van €21.000.

Een bedrag dat door de regering overigens wordt genuanceerd in meerdere antwoorden want in de loop van de tijd is er waardevermindering van geld dus. Een euro is in 2025 meer waard dan in 2050, zo stelt de regering.

Geen onderbouwing voor de maatregel

Bewijslast of noodzaak dat deze maatregel nodig is en of wat de verwachte effecten zullen zijn heeft het kabinet niet. “De regering is niet van mening dat het studiefinancieringsstelsel financieel onhoudbaar is, wel ziet de regering ruimte om de financiële houdbaarheid van het stelsel te verbeteren. Hier liggen geen bevindingen van onafhankelijke partijen aan ten grondslag.” Ook heeft de regering geen zicht op de gedragseffecten van de verhoging van de rente op de studieschuld, bijvoorbeeld op de doorstroom mbo-hbo. “Gedragseffecten van het onderhavige wetsvoorstel zijn niet onderzocht.”

De regering denkt echter dat de rentestand op een studielening niet de boventoon zal voeren bij de overweging om in het hbo te gaan studeren. “De regering is van mening dat de wijziging van de rentemaatstaf geen invloed zal hebben op de doorstroom van mbo naar het hbo. Andere (inhoudelijke) overwegingen spelen een veel grotere rol bij de keuze voor het hbo. Denk bijvoorbeeld aan de betere carrièremogelijkheden of de wens om je als student verder te ontwikkelen.”

Ook denkt de regering niet dat de verhoging van de rente ervoor zal zorgen dat studenten meer studiedruk en studiestress zullen ervaren. “Tijdens de studie heeft de gewijzigde rentemaatstaf geen effect op het besteedbaar inkomen van studenten. Pas bij de terugbetaling krijgen zij te maken met hogere maandlasten en alleen als hun inkomen daarvoor toereikend is.” 

Geen koppeling met verlagen collegegeld

Zowel de studentenbonden als  beide Kamers vermoeden dat deze maatregel wordt ingevoerd om de verlaging van het collegegeld te bekostigen. Dat klopt niet volgens de regering. “De kosten voor de overheid van het verlagen van het collegegeld vangen aan in studiejaar 2018/2019 terwijl de verwachte opbrengsten van het aanpassen van de rentemaatstaf pas vanaf 2025 langzaam op beginnen te lopen.”

De SP had de meest gevatte vraag over het verhogen van de rente. De vraag aan het kabinet was waarom er nu beleid wordt gemaakt voor de overheidsfinanciën over 35 jaar. Dat zou hetzelfde zijn als er in 1976 beleid zou worden gemaakt voor 2018. Het kabinet geeft als antwoord dat niet bijzonder is met het oog op de opbrengsten. “Het is gebruikelijk om bij een beleidswijziging aan te geven wanneer het effect van die wijziging structureel is en wat de financiële consequenties zijn in die structurele situatie. Bij deze beleidswijziging is pas ongeveer in het jaar 2060 sprake van de structurele situatie omdat tot die tijd een steeds kleiner wordend deel van de terugbetalers nog te maken heeft met de 5-jaars rente.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK