Leerlingen met hoogopgeleide ouders maken ambitieuzere studiekeuze

Nieuws | door Frans van Heest
24 oktober 2018 | Leerlingen wiens ouders allebei hoger opgeleid zijn, maken een ambitieuzere studiekeuze dan kinderen met ouders die niet in het hoger onderwijs hebben gestudeerd. Daarom is het van belang dat laagopgeleide ouders intensieve begeleiding krijgen bij de studiekeuze van hun kind.
Leerling en ouder – Foto: Kennisland

Veertig procent van de Nederlandse studenten in het hoger onderwijs heeft ouders die niet aan een hogeschool of universiteit hebben gestudeerd. Onderzoek wijst uit dat deze groep minder geneigd is om een opleiding te kiezen in het hoger onderwijs en ook om die af te ronden. Het is daarom van belang dat ook ouders die zelf niet gestudeerd hebben in het hoger onderwijs goed begeleid worden op de middelbare school van hun kind om ze te helpen bij de studiekeuze van het kind.

Annemarie Oomen, onderzoeker aan de University of Derby deed onderzoek naar het effect van studieloopbaanbegeleiding bij zes Nederlandse havo-scholen en de impact daarvan op de studiekeuze voor het hoger onderwijs. Eerder deze maand was er een conferentie in Göteborg over het beroepsonderwijs waar zij de resultaten van het onderzoek presenteerde.

Zes havo-scholen verdeeld over het land

In 2012 financierde toenmalig minister van onderwijs Marja van Bijsterveldt een onderzoeksproject naar studieloopbaanbegeleiding (SLO) in het middelbaar onderwijs. Op zes havo-scholen verdeeld over heel Nederland werd een experiment met SLO uitgevoerd om de effecten van begeleiding van ouders van eerstegeneratie studenten Volgens de definitie van OCW is een eerstegeneratie student iemand wiens beide ouders niet hebben gestudeerd aan een hogeschool of universiteit. te bestuderen.

Ouders kregen in dit onderzoek samen met hun kinderen, de havo-leerlingen, voorlichting in vier sessies van bij elkaar tien uur. Drie scholen gaven de interventie in het derde jaar van de havo en de andere drie scholen gaven deze voorlichting in het vijfde en laatste jaar van de havo. De groepen bestonden uit respectievelijk 83 en 92 leerlingen.

Op basis van een analyse van de behoeften van ouders werden doelstellingen opgesteld voor de studieloopbaanbegeleiding. Om op die manier te helpen om goed op de hoogte zijn van de opleidingsmogelijkheden, de financiële consequenties van opleidingskeuze en de arbeidsmarktkansen na de studie.

Samen met docenten en decanen is er een programma opgesteld bedoeld als leeractiviteit voor ouders om hun te leren interacteren met hun kind over de studiekeuze. Ook waren er andere ouders betrokken bij het leerproces en eerstejaarsstudenten van verschillende opleidingen om uitleg te geven over studeren in het hoger onderwijs.

Zelfverzekerdheid ouders

Het onderzoek was bedoeld om te kijken in hoeverre het opleidingsniveau van de ouders van invloed zou zijn op de studiekeuze van leerlingen en of het uitmaakte als ouders ook zelf hoogopgeleid waren. Een tweede onderzoeksvraag was of ouders door de voorlichting ook een andere houding aan zouden nemen en zich meer zeker zouden voelen over hun rol in de voorlichting.

Het onderzoek is een longitudinaal onderzoek gebaseerd op een groep ouders met verschillende opleidingsachtergronden. Die zich vrijwillig hebben aangemeld om deel te nemen aan het onderzoek. Deze ouders deden samen met hun kind mee aan studieloopbaanbegeleiding. Voor aanvang van de sessie, vlak erna en vervolgens nog een keer zes maanden later werd hen een vragenlijst afgenomen. Tot slot werd een jaar later gevraagd naar de ervaringen achteraf.

De resultaten van dit onderzoek wijzen erop dat ouders die betrokken zijn bij de loopbaaninterventie het vermogen ontwikkelden om de studieloopbaan van hun kind beter te ondersteunen. Zij hadden ook meer zelfvertrouwen bij het bieden van ondersteuning aan hun kinderen. Dat zorgde volgens de ouders voor een betere hulp bij de begeleiding van het kind. Ook werd een jaar na dato een sterke ouder-kind relatie waargenomen. Ouders coachten hun kinderen meer en hadden voor hun gevoel ook beter begrip voor de keuzes die zij maakten.

Meer bewust van sterkte en zwaktes

Voor alle ouders bleek studieloopbaanbegeleiding een positief effect te hebben op hun zelfvertrouwen en inzicht in de keuzes. Dit effect was bij laagopgeleide ouders sterker dan bij hoogopgeleide ouders. Wel bleek dat de hoogopgeleide ouders die in het derde jaar de studieloopbaanbegeleiding kregen op dat moment hun informatievoorziening verhoogden. Deze groep had wel minder behoefte aan informatie vanuit de school.

De begeleiding van hun kind veranderde bij hoogopgeleide ouders door de jaren heen niet of nauwelijks, deze was altijd al aanwezig bij deze ouders. Wel bleek dat zowel de hoogopgeleide als laagopgeleide ouders die in het derde jaar voorlichting kregen zich meer bewust werden van de sterktes en zwaktes van hun kind.

De groep ouders die niet hoogopgeleid waren laten andere patronen zien in de informatiebehoefte.  In tegenstelling tot de deelnemers van SLB in het derde jaar hebben de laagopgeleide ouders die het vijfde jaar de begeleiding kregen minder informatie gezocht. Deze ouders hadden er meer vertrouwen in dat zij hun kind op de juiste manier konden begeleiden. De lager opgeleide ouders die in het derde jaar van de havo de begeleiding volgden hadden wel het idee dat zij minder in staat waren om hun kind te begeleiden. De behoefte aan informatie bleef bij deze groep bestaan over een langere periode. Zij bleven het gevoel houden dat ze onvoldoende in staat waren om hun kind te begeleiden bij een studiekeuze.

Opleidingsniveau van ouders heeft invloed

De impact van de loopbaaninterventie was anders voor gevallen waarin beide, en of geen van de ouders hoger gekwalificeerd waren. Dit toont volgens de onderzoeker ook de waarschijnlijkheid aan dat de klasse en culturele verschillen bestonden tussen de groepen ouders. Deze bevindingen komen overeen met breder onderzoek naar ongelijkheid op schoolniveau, verklaard op basis van effecten van sociale afkomst en de onderwijsbeslissingen.  die worden genomen ook met het oog op de baankansen na de studie.

Kinderen uit een bevoordeelde en met betere sociale-economische achtergrond maken gemiddeld genomen meer ambitieuze keuzes blijkt volgens Oomen uit de literatuur. Deze kinderen willen doorstuderen in het hoger onderwijs vooral als hun ouders dat ook deden. Zelfs als hun feitelijke opleidingskansen bescheiden zijn en er een risico bestaat dat ze uitvallen in het hoger onderwijs. Deze kinderen hebben de neiging om te eindigen op een hoger onderwijsniveau en kijken ook naar meer dan alleen de opleiding en hebben ook aandacht voor de baankansen na de opleiding.

Korte termijn domineert studiekeuze

Dit in tegenstelling tot kinderen met hetzelfde opleidingsniveau, maar met minder gunstige sociaal-economische achtergrond. Deze leerlingen zijn minder geneigd om dergelijke risico’s te nemen. Korte termijn motivaties en huidige schoolprestaties domineren hun opleidingskeuze. Deze studenten en hun ouders hebben meer afkeer van het kiezen van een academische uitdagende baan en hebben vaker een korte termijn horizon bij hun studiekeuze. Deze studenten verlaten ook eerder het hoger onderwijs om bij te dragen aan het gezinsinkomen of eigen inkomsten.

De onderzoeker komt ook met een aantal oplossingen om deze patronen te kunnen doorbreken bij kinderen van laagopgeleide ouders. Een oplossing is om zo vroeg mogelijk te beginnen met studieloopbaanbegeleiding bij zowel de ouders als de leerlingen.

Ook moet voor de groep van ouders waarvan een of geen ouder(s) hoger opgeleid zijn aparte aandacht zijn. Zij lijken op basis van dit onderzoek minder bewust te zijn van de vroege keuzes in de onderwijscarrière van het kind. Ook moet bij studieloopbaanbegeleiding er meer aandacht zijn voor risicomijding van ouders bij een studiekeuze en de impliciete aannames van ouders over wat het betekent om te gaan studeren in het hoger onderwijs.

Als er op een school een grote populatie leerlingen zit van wie de ouders maar gedeeltelijk of niet hoger opgeleid zijn dan moet er een alomvattende aanpak komen om de leerlingen en ouders beter te begeleiden bij de studiekeuze. Deze aanpak moet betrekking hebben op alle medewerkers van de school, leerlingen, het management en het bestuur. De studieloopbaanbegeleiding is daarom het meest succesvol als ouders uitgebreid betrokken worden op de middelbare school, zo besluit Oomen haar onderzoek.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK