Gaat de nieuwe integriteitscode ons echt tot betere onderzoekers maken?

Opinie | door Claartje van Sijl
18 oktober 2018 | "De nieuwe Code voor Wetenschappelijke Integriteit heeft niet de kracht die hij had kunnen hebben." Dat stelt filosoof en loopbaancoach Claartje van Sijl. Een code die alleen betrekking heeft op onderzoek, en niet op integer handelen op de werkvloer in den breedte kan wetenschappelijke integriteit per definitie niet garanderen stelt zij.

De vragen waarmee onderzoekers bij mij als loopbaancoach komen hebben vaak hun oorsprong in een verleden dat ogenschijnlijk niets te maken heeft met hun huidige situatie en de directe aanleiding om een coach te contacteren. Ze heroverwegen hun loopbaan en vragen zich af of ze wel in de academische wereld willen blijven, of binnen het instituut waar ze nu werken. Vaak wordt al snel duidelijk dat een andere kwestie onder de oppervlakte van hun loopbaanvraag speelt.

Dit komt vooral veel voor bij early career academics. Neem bijvoorbeeld Anja (gefingeerde naam), een veelbelovende promovenda die vlak voor haar verdediging staat. Zij denkt erover de academische wereld te verlaten omdat ze niets meer te maken wil hebben met haar “bigshot” promotor die in begin van haar promotietraject een aantal impertinente opmerkingen maakte over haar uiterlijk. Of Bram, een postdoc die ziet dat in het lab waar hij werkt transparant datamanagement niet zo nauw wordt genomen onder druk van de hoogleraar. Hij worstelt met het dilemma om deze praktijken te signaleren en tegelijk zijn eigen loopbaanperspectieven veilig te stellen.

Het probleem is echter niet beperkt tot deze fase van academische loopbanen, zoals de situatie van Nadia laat zien. Nadia is een toegewijde universitair docent met vaste aanstelling die goed op weg is richting universitair hoofddocent te worden. Toch overweegt ze haar academische carrière af te breken omdat ze geen steun ondervond van haar schamperende onderwijsdirecteur toen ze een paar jaar geleden aangaf dat haar psychisch welzijn te lijden had onder de ongelijk verdeelde piek-onderwijslast.

De gemene deler in al deze gevallen ligt in de reden waarom uitstekende onderzoekers erover denken hun academische loopbaan te stoppen. Die heeft niets van doen met hun professionele competentie of hun werk als zodanig, maar alles met de academische cultuur en incidenten in de interpersoonlijke sfeer waarin zij hun vak uitoefenen. Ze vragen zich af of en hoe ze als mens in de academische context een goede onderzoeker kunnen zijn.

Wat maakt een goede onderzoeker?

Toen ik de nieuwe Code voor Wetenschappelijke Integriteit las en deelnam aan de KNAW/VSNU/NFU bijeenkomst waarop de code officieel gepresenteerd werd, was ik aangenaam verrast dat het onderliggende model waarop de code is gebaseerd filosofisch van aard is. Dat wil zeggen, het berust op een fundament vanuit de deugdethiek. Deugdethiek is een benadering van ethiek uit de Oudheid die nu weer sterk in de belangstelling staat.

Deugdethiek plaatst normen en waarden intrinsiek binnen het morele karakter van een persoon. In plaats van deze als het ware op te leggen vanuit een rationeel inzicht, zoals Kant deed met zijn categorische imperatief De categorische imperatief is een sleutelconcept in de deontologische ethiek van Immanuel Kant (1724-1804). Zoals hij het formuleerde in zijn Grundlage zur Metaphysik der Sitten: 'Handel slechts volgens dat maxime waarvan je tegelijkertijd kunt willen dat het een universele wet werd.' en Mill in het utilisme Utilisme zoals opgevat door bv. John Stuart Mill (1806 -1873), geeft als ethische richtlijn dat de beste handeling die is die het grootste nut oplevert voor het grootste aantal mensen. In andere woorden: je kunt uitrekenen welke handeling leidt tot het grootste welzijn of geluk voor het grootste aantal mensen. voorstelde. Een deugd, of arêtê in de antiek Griekse zin, is een positieve karaktereigenschap die de bezitter tot een goed mens maakt. Wat zouden we dan kunnen zeggen dat zo’n benadering van een Code voor Wetenschappelijke Integriteit met zich mee brengt?

‘We moeten ons realiseren dat wetenschap niet over personen gaat’

Grofweg kun je stellen dat de code zegt dat een deugdelijke onderzoeker niet alleen de neiging heeft om eerlijke, zorgvuldige, transparante, onafhankelijke, en verantwoordelijke wetenschap te bedrijven. Noch dat dit in het bijzonder waardevolle eigenschappen van een goede onderzoeker zijn. Opgevat als deugden wijzen de principes uit de Code voor Wetenschappelijke Integriteit op diepgewortelde disposities om op bepaalde wijze te denken en te handelen. Die dispositie houdt niet op te bestaan buiten het onderzoek in de meest strikte zin.

Onderzoekers zijn mensen

Het gebrek aan aandacht in de code voor interpersoonlijke werkrelaties tussen onderzoekers en de persoonlijke ervaringen die deze met zich meebrengen, wekt dan ook verbazing. Tenslotte ondersteunen positieve werkrelaties een goede onderzoekspraktijk en kunnen negatieve werkrelaties deze ernstig in de weg staan.

Het is een achterhaalde idée fixe dat we onze persoonlijke ervaringen achter ons laten als we zogenaamd objectieve wetenschap bedrijven en het hoogste niveau van integriteit nastreven. Bijvoorbeeld heeft het LNVH een onderzoek gelanceerd naar wetenschappelijke intimidatie, scientific harassment. Als dat tussen onderzoekers speelt, hebben de persoonlijke repercussies veel meer impact dan de zuiverheid, eerlijkheid, en transparantie van het onderzoek zelf.

LNVH en de Radboud gaan scientific harassment onderzoeken

Een ander voorbeeld is een recente bijeenkomst op de Erasmus Universiteit Rotterdam: #MeTooAcademia, The Learning Curve. Theatermakers van Het Acteursgenootschap demonstreerden voor een zaal met meer dan 100 deelnemers uit alle geledingen van de universiteit wat impact is van hiërarchische werkrelaties en negatieve persoonlijke ervaringen uit de wetenschappelijke praktijk. De acteurs lieten in steeds donkerdere grijstinten zien wat er gebeurt tussen een promovenda en haar promotor. Hoe sexuele intimidatie door de promotor het de promovenda niet alleen onmogelijk maakt om haar promotieonderzoek op een integere wijze te doen, maar ook hoe dit haar animo voor wetenschappelijk onderzoek in het algemeen aantast. Om nog te zwijgen van haar psychisch welbevinden.

“”Het is een achterhaalde idée fixe dat we onze persoonlijke ervaringen achter ons laten als we zogenaamd objectieve wetenschap bedrijven.””

Overwegingen rond reputatie en academische status beïnvloeden de houding van omstanders en leidinggevenden. Overigens is het goed om op te merken dat slachtoffers van wetenschappelijke en/of seksuele intimidatie niet uitsluitend vrouwen zijn. Ongelijke machtsrelaties maken academici van ieder gender kwetsbaar.

Blinde vlek

Wanneer je de deugden van integer onderzoek bezit, zegt dit iets over de manier waarop je in het algemeen in het leven staat. Het zegt daarmee ook iets over je interactie met mensen waarmee je samenwerkt. Niet alleen over “onderzoek” los van al het andere. Natuurlijk geeft de code aan dat promotoren, PI’s en onderzoeksinstituten in het algemeen een veilige, inclusieve en open cultuur en omgeving dienen te bevorderen Zie bv. Norm 56, 58, 59, 60 in hoofdstuk 3 en §4.1. . Vele academische instituten herbergen verschillende counselors om dit doel te bereiken. Maar werkgerelateerde problemen op de universiteit doen zich zelden in isolatie voor, zijn meestal sterk verweven, en niet beperkt tot bijvoorbeeld wetenschappelijke integriteit, zoals Dr. Paul Herfs recentelijk heeft geïllustreerd Paul Herfs (2018): Klagen op de universiteit. In: Tijdschrift voor Klachtrecht; Jaargang 14, nummer 3. .

Herfs benadrukt dat het onduidelijk is tot wie een slachtoffer of getuige zich kan richten met een klacht: een ombudsman, een vertrouwenspersoon ongewenst gedrag, of een vertrouwenspersoon wetenschappelijke integriteit. Hoewel dit probleem zich in de praktijk wellicht vanzelf oplost, is het in een Code voor Wetenschappelijke Integriteit een opvallende blinde vlek. Vooral als die code uitsluitend gericht is op het onderzoek en niet op de mensen die dat onderzoek doen.

“”Positieve werkrelaties ondersteunen een goede onderzoekspraktijk, negatieve werkrelaties kunnen deze ernstig in de weg staan.””

De nieuwe Code voor Wetenschappelijke Integriteit heeft niet de kracht die hij had kunnen hebben. Ten eerste vanwege zijn smalle focus op onderzoek als een objectieve praktijk. Ten tweede omdat het wordt opgevat als separaat van de betrokken mensen. Dit was ook zichtbaar op het evenement waarop de code gepresenteerd werd.

Het publiek werd gevraagd wat zij verwachtte dat de grootste obstakels zouden zijn in het implementeren van de code. De eerste open deur was natuurlijk tijd en geld (verwijzend naar #WOinActie). De tweede zorg die naar voren kwam was dat de code een stuk papier zou blijven in plaats van iets om voortdurend over in gesprek te zijn. In die zin heeft een #MeTooAcademia toneelstuk zoals op de Erasmus Universiteit een grotere impact op het verbeteren van de academische cultuur dan een symposium over de nieuwe code voor wetenschappelijke integriteit.

Het toneelstuk laat zien wat de netelige kwesties zijn en biedt een ruimte aan mensen om daarover in gesprek te gaan. Het nodigt je uit om deze onderwerpen uit het vacuum van een eenmalige bijeenkomst of een geïsoleerd incident te halen en ze deel te laten zijn van alledaagse gesprekken op het werk — bij de spreekwoordelijke koffie-automaat.

“”Op het moment dat je als instelling moet optreden om types die macht misbruiken verantwoordelijk houden ben je al te laat.””

Hiermee betoog ik niet dat we de nieuwe Code voor Wetenschappelijke Integriteit het best direct bij het oud papier zetten. Integendeel: mede door de filosofische onderbouwing die achter de code zit, is het een waardevol uitgangspunt. Het is echter bij lange na niet genoeg om de academische cultuur te verbeteren en het vertrouwen in wetenschap nu en in de toekomst veilig te stellen. Om dat te bereiken, kunnen we veel leren van het #MeTooAcademia toneelstuk.

Wetenschappelijke intimidatie en bedenkelijk gedrag zijn slechts twee van de huidige issues in de academische wereld. Mentaal welzijn en stress zijn ook grote problemen. Onbalans in macht die zich uitstrekt in de interpersoonlijke sfeer is vaak een cruciale onderliggende factor. Dit blijkt ook uit de voorbeelden van Anja, Bram en Nadia, genoemd aan het begin van dit artikel. We moeten praten over wat er gebeurt, zodat we ons er allemaal van bewust worden en zodat het normaal wordt om aan de orde te stellen wat we zien — betrokken personen, omstanders en leidinggevenden. Bovendien moet dit in een vroeg stadium gebeuren, voordat het probleem zich voordoet, of in ieder geval voordat het escaleert.

Op het moment dat je als instelling moet optreden om types die macht misbruiken verantwoordelijk te houden ben je al te laat. Slechts door open en voortdurende dialoog over de praktijk van wetenschappelijk onderzoek inclusief de interpersoonlijke dimensies daarvan zal het mogelijk worden om de deugden te ontwikkelen die we verwachten van een Goede Onderzoeker.

Claartje van Sijl :  Onafhankelijk filosofisch coach en trainer voor academici

Dr. Claartje van Sijl is onafhankelijk filosofisch coach en trainer voor academici met vragen rond zingeving, richting, balans, en zelfvertrouwen in werk en leven.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK