Tweede Kamer wil dat hogescholen en universiteiten interen op reserves

Nieuws | door Frans van Heest
31 oktober 2018 | De Tweede Kamer vindt dat universiteiten en hogescholen meer moeten investeren in de kwaliteit van het hoger onderwijs. De Kamer is bereid om de koepels tegemoet te komen door de studievoorschotmiddelen naar voren te halen. Maar alleen als universiteiten en hogescholen alsnog hun belofte nakomen van de mislukte voorinvesteringen en uit de eigen reserves investeren in de onderwijskwaliteit.

Gisteren was de eerste termijn van de Kamer bij het jaarlijkse begrotingsdebat van OCW. Eerder die dag had Paul van Meenen de suggestie gedaan dat er bij universiteiten bijna 3 miljard aan algemene reserves op de plank blijft liggen en dat een deel van dit geld beter geïnvesteerd kan worden in onderwijskwaliteit. Hoewel er onvrede was over de kwaliteit van de rekensom van Van Meenen, was een deel van de Kamer het wel met hem eens dat universiteiten en hogescholen extra moeten investeren in de kwaliteit van het onderwijs.

Hogescholen en universiteiten willen investeren

Harry van der Molen (CDA) voelde wel voor het voorstel van de VSNU en Vereniging Hogescholen om de opbrengsten van het studievoorschot naar voren te halen, maar die had daar wel een voorwaarde bij. “Hogescholen en universiteiten hebben aangegeven dat de financiële druk die zij ervaren voor een deel zou kunnen worden opgelost als ze eerder kunnen beschikken over de middelen die vrijkomen door de invoering van het leenstelsel.”

Hoger onderwijs moet bloeden voor eigen succes

“Als CDA steunen we in principe dat pleidooi om dat geld naar voren te halen. Het is geld dat opgebracht wordt door de student. Als CDA’er koppel ik aan het naar voren halen van die investering wel twee zaken.” Van der Molen benadrukte vervolgens, niet voor de eerste keer, dat de voorinvesteringen die beloofd zijn voor een deel zijn mislukt. De Kamer heeft daar eerder dit jaar felle debatten over gevoerd met de minister. “Allereerst het feit dat het hoger onderwijs zich onvoldoende ingespannen heeft om de voorinvesteringen die studenten beloofd zijn bij de invoering van het leenstelsel, waar te maken.”

Bij de invoering van het leenstelsel is afgesproken dat de eerstvolgende drie lichtingen studenten – die geen basisbeurs meer hebben en ook nog niet kunnen profiteren van de opbrengsten gehad – scholingsvouchers zouden ontvangen. Vijf jaar na afstuderen krijgen zij eenmalig €2000 om in te zetten voor bijscholing.

Van der Molen wilde ook dit bedrag naar voren halen. “Als er geschoven moet worden, wordt er wat het CDA betreft ook geschoven met het geld dat nu gereserveerd is voor de scholingsvouchers. Zodat studenten eerder van het geld gebruik kunnen maken, wellicht ook voor de financiering van een master. Als we schuiven voor de onderwijsinstellingen, dan schuiven we ook voor de studenten die gedupeerd zijn door het uitblijven van de voorinvesteringen.” Paul van Meenen (D66) vond dit voorstel te vrijblijvend. “Zou het niet veel logischer zijn om dat ook te koppelen aan het alsnog doen van de voorinvesteringen?”

Alsnog voorinvesteren pas dan leenstelselgeld naar voren

Volgens Van Meenen zijn universiteiten de laatste jaren namelijk alleen maar meer geld gaan oppotten. Dat geld kan gebruikt worden voor de beloofde voorinvesteringen. “De reserves van de instellingen zijn de afgelopen jaren gestegen, terwijl je zou verwachten dat ze zouden dalen omdat er in de aanloop naar het leenstelsel extra voorinvesteringen gedaan zouden worden. Ik mag er dan toch van uitgaan dat het CDA er ook echt voor is dat we dat als voorwaarde stellen. Het is natuurlijk prima om dingen naar voren te halen, maar dan graag ook alsnog investeren.” Van der Molen kon dit alleen maar beamen. “Dat ben ik helemaal met u eens. Daar zijn we als CDA voor.”

Er ligt geen geld op de plank het geld is de plank

Vervolgens ging Van Meenen dieper in op het voorste eerder die dag. Hij had tot grote ergernis van met name de universiteiten geconstateerd dat er €2,8 mld. op de plank ligt aan algemene reserves. Dat zou blijken uit de jaarrekeningen. Hij wil dat dit geld geïnvesteerd wordt. “Het saldo op bankrekeningen stijgt elk jaar weer. Bij #WOinActie staan de besturen zij aan zij met studenten en docenten om extra investeringen te eisen vanuit Den Haag, terwijl ze veel meer geld in de reserve houden dan noodzakelijk. In totaal hebben de grote universiteiten bijna €3 miljard in hun algemene reserve zitten.

Als voorbeeld nam hij de RUG. “Zo steeg bij de Universiteit Groningen de algemene reserve van 418 miljoen in 2013 tot 574 miljoen in 2017. Een toename van 156 miljoen, terwijl daar geen extra voorinvesteringen zijn gedaan. Geld dat uitgegeven had moeten worden aan kleinere werkgroepen, betere begeleiding van studenten, lagere werkdruk, personeel in vaste dienst, kortom: aan beter onderwijs.”

Niet primaire taak om eigenaar van gebouwen te zijn

Hij kreeg vanuit GroenLinks en de SP het verwijt dat die €2.8 mld. voor een groot deel in gebouwen zit en niet allemaal vrij besteedbaar is. De SP vond alsnog wel dat als er geld op de plank ligt dat wel uitgegeven moet worden. Van Meenen vroeg zich af waarom dat geld dan in gebouwen zit. “Je kunt je afvragen waarom universiteiten überhaupt de volle eigendom van gebouwen willen hebben. Dat is iets heel anders. Het is niet de primaire taak van onderwijsbesturen om eigenaar van gebouwen te zijn.”

Universiteiten sparen al hun geld op om vervolgens zo in één keer gebouwen neer te kunnen zetten, zo stelde het D66-Kamerlid. “Dat gaat enorm ten koste van de middelen die ze eigenlijk in bezit hebben om goed onderwijs en goed onderzoek te doen. Ze zouden ook als een goed huisvader kunnen zorgen dat ze gewoon op een normale kapitaalmarkt of desnoods bij de minister via schatkistbankieren heel goedkoop aan geld kunnen komen waarmee ze deze lasten op de lange termijn uitspreiden. Maar dat doen ze niet. Ik vind het ook onverdraaglijk dat diezelfde besturen met al die reserves hun studenten en hun docenten zo gek weten te krijgen om hier aan de poort te kloppen voor extra geld.”

Een ander punt dat omtrent bekostiging werd aangesneden ging over de Commissie Van Rijn. Martin van Rijn heeft van de minister de opdracht gekregen om naar een nieuw bekostigingsmodel voor het hoger onderwijs te ontwerpen. In het regeerakkoord is er namelijk afgesproken dat er binnen het bestaande budget meer geld moet naar technisch hoger onderwijs.

Bestuurlijke lafheid

Frank Futselaar had weinig waardering voor het instellen van een nieuwe commissie. “De beslissing van de minister om de bekostigingsdiscussie bijna een jaar uit te stellen door de commissie-Van Rijn in te stellen is onbegrijpelijk. We kennen de problemen en mogelijke keuzes al. De persoon om moeilijke keuzes te maken, is de minister. Die hebben we daarvoor aangesteld.”

Hij vervolgde door te zeggen dat de minister haar snor drukt bij lastige keuzes. “Als je een commissie dan ook als randvoorwaarde meegeeft dat er geen extra geld bij mag, dan laat je eigenlijk iemand anders, iemand zonder enige democratische legitimiteit, het vuile werk voor je doen.”

De SP drong er dan ook bij de minister dringend op aan om zelf met een voorstel te komen en niet om op deze commissie te wachten. “Ik noem dat bestuurlijke lafheid. Het is alsof je een vriend stuurt om je verkering uit te maken, omdat je zelf het slechte nieuws niet wil brengen. Ik wil de minister daarom dringend vragen om zelf verantwoordelijkheid te nemen en op korte termijn met een voorstel voor bekostiging te komen, zoals zij ons het afgelopen jaar ook meerdere malen heeft beloofd. We hebben geen tijd te besteden aan commissies tot er in april een keer een advies komt.”

Aanstaande donderdag is de eerste termijn van de regering dan reageren de ministers op de vragen en opmerkingen vanuit de Kamer.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK