Coalitiepartijen CDA en VVD rijden minister in de wielen bij het BSA

Nieuws | door Frans van Heest
7 november 2018 | De Tweede Kamer heeft besloten dat niet de minister, maar de instellingen zelf de hoogte van het BSA mogen bepalen. De minister wilde het BSA juist aan banden leggen. Ook op andere punten stemden coalitiepartijen voor moties die werden afgewezen door de minister.
Stemmingen Tweede Kamer, foto: Tweede Kamer

Vorige week was er een fel debat met de Kamer en de minister over de onderwijsbegroting. Naar nu blijkt was dit niet alleen voor de bühne. De minister is op een aantal fundamentele punten van haar kabinetsbeleid teruggefloten door coalitiepartners CDA en VVD.

Zo ziet het ernaar uit dat de minister wederom geld moet gaan zoeken op haar begroting. Het CDA heeft namelijk een meerderheid voor een motie gekregen die beslist dat studenten eerder gebruik kunnen maken van studievouchers. De eerste lichting leenstelselstudenten kunnen deze €2000 inzetten om hun master mee te bekostigen. Aanvankelijk was het idee dat de leenstelselstudenten deze vouchers pas konden inzetten vijf jaar na afstuderen. Het CDA wilde dit geld naar voren halen om studenten te compenseren voor de mislukte voorinvesteringen. De minister heeft altijd volgehouden dat die niet mislukt zijn.

Het meest in het oog springende punt van discussie in het debat betrof het BSA. De minister had hier hoog ingezet, maar heeft verloren. Het begon bij de opening van het academisch jaar toen zij tot grote ergernis van hbo en wo-bestuurders zonder vooroverleg een nieuwe maatregel aankondigde. Het BSA zou gemaximeerd worden op 40 studiepunten. Dit om de studiedruk en het rendementsdenken een halt toe te roepen. Het is een onderwerp dat de minister nauw aan het hart ligt. Aan het begin van haar ministerschap had zij gezegd dat zij vooral herinnerd wilde worden als de minister die een kentering teweeg had gebracht in het rendementsdenken.

De rechtse partijen in de Kamer waaronder coalitiepartijen CDA en VVD bleken net als de hoger onderwijsinstellingen geen voorstander te zijn van een wettelijk vastgesteld BSA. D66 daarentegen was verheugd dat de minister met een wettelijke norm kwam. Volgens Paul van Meenen (D66) leidt de BSA-maatregel tot volstrekte willekeur.

Studentenbonden voelden zich bekocht

Tot een wettelijke normering is het nooit gekomen. Twee weken geleden heeft de minister een brief over toegankelijkheid naar de Kamer gestuurd. In die brief was de toon een stuk milder. De minister meldde de Kamer dat zij met de instellingen in gesprek wilde over wat nu een goede BSA-norm is. Dit tot grote teleurstelling van het ISO en de LSVb, die zich bekocht voelden. De minister had namelijk eerder beloofd om met een wettelijke maximering te komen van het BSA.

Vorige week bij de begrotingsbehandeling van OCW kwam het BSA ook uitgebreid ter sprake. De minister gaf aan dat de aankondiging van een wetswijziging bij de opening van het academisch jaar een andere bedoeling hadden dan daadwerkelijk een wetswijziging. “Soms moet je om een discussie starten een steen in de vijver gooien. Ik ga daar zeker geen gewoonte van maken, maar in dit geval had het wel effect. Ik heb gemerkt dat die wens om iets te doen aan de studiedruk bij studenten breder leeft.”

Zij wilde daarom iets doen aan de BSA-norm die volgens haar op veel instellingen uit de hand is gelopen. “Ik constateer dat in de dynamiek van het rendementsdenken de norm voor het bindend studieadvies de afgelopen jaren is verhoogd. In het wetenschappelijk onderwijs zien we een BSA-norm van gemiddeld 45 studiepunten, met uitschieters tot 60, en in het hbo een BSA-norm van gemiddeld 50 studiepunten. Dat heeft als ongewenst effect dat talentvolle studenten mogelijk ten onrechte uitvallen in het eerste jaar en dat het bindend studieadvies steeds meer een selectieve functie heeft gekregen.”

Ik wil duidelijk horen wat de minister vindt

Judith Tielen (VVD) wilde van de minister weten wat zij ging doen nu ze af ziet van een wettelijke BSA-norm. “Ik wil graag nog één keer heel duidelijk in deze zaal horen wat de minister nu wel en ook niet plan is rondom het bindend studieadvies.”

Het antwoord van de minister op deze vraag was niet heel helder. “Ik heb aangekondigd dat ik nader onderzoek ga doen. Hoe kunnen we nou tot een goede normering komen, ook in relatie tot goede advisering? Daar doe ik op dit moment onderzoek naar. Ik ben daarover ook in gesprek met de instellingen. Dat betekent ook dat er condities gesteld kunnen worden, dus dat als je verdergaat dan die 40, we daar dan wel eisen aan verbinden.”

Dit noopte Harm Beertema (PVV) om met steun van de VVD, CDA en SGP een motie in te dienen om die duidelijkheid af te dwingen. Hierin vroeg hij om het BSA aan instellingen zelf over te laten. Volgens de PVV en de medeondertekenaars had het BSA zich bewezen als een goed instrument om studenten vroegtijdig te behoeden voor een verkeerde studiekeuze. Met in achtneming dat een verkeerde studiekeuze zeer nadelige gevolgen heeft voor de financiële situatie voor studenten door het onnodig oplopen van de studieschuld.

Paul van Meenen (D66) probeerde de VVD nog op andere gedachten te brengen om deze motie niet te steunen. “Ik vind dat we eerst het debat moeten voeren over de brief van de minister. Dat lijkt me wel zo chic. Vindt de VVD dat ook? Voordat we hier even vooruitlopend op elk debat moties gaan ondertekenen of in stemming gaan brengen?”

Thielen reageerde ad rem. “Volgens mij is de kwestie die voorligt redelijk duidelijk. De minister heeft een hele stevige steen in de vijver gegooid. Ik gooi net zo lief ook een steen in de vijver. Volgens mij moeten we in plaats van alle wolligheid in de debatten die we hebben over wat er wanneer gezegd is en wat dan precies de bedoeling is, er gewoon een eind aan maken. Ik wil graag dat we een punt zetten achter onduidelijkheid.”

De minister deed vervolgens nog een dringend verzoek om af te zien van deze motie. “Ik kan me niet voorstellen dat de indieners van deze motie een situatie willen laten voortbestaan waarin kansrijke studenten onterecht uitvallen, vervolgens bij een andere instelling beginnen aan dezelfde opleiding en gewoon een jaar van hun studie kwijt zijn. Dat is zonde voor de student en dat is zonde van de publieke middelen. Dat is ook een van de redenen waarom ik dit debat wil voeren.” De motie werd aangenomen met steun van de VVD, CDA, PVV, SGP en met hulp van de twee zetels van FvD.

Mislukte voorinvesteringen worden gecompenseerd

Een ander heikel punt ging over de voorinvesteringen van het leenstelsel in het hoger onderwijs. Die zijn voor een deel mislukt volgens de Rekenkamer en zeker Harry van der Molen (CDA) spant zich al geruime tijd in om de gedupeerde studenten tegemoet te komen. Hij had iets nieuws bedacht: het naar voren halen van de studievouchers.

Deze vouchers zijn in 2014 bedacht toen het leenstelselakkoord werd gesloten tussen PvdA, VVD, D66 en GL. De eerste drie lichtingen leenstelselstudenten die wel moesten lenen, maar nog geen profijt hadden van de opbrengsten van het leenstelsel, konden vijf jaar na afstuderen studievouchers ter waarde van €2000 inzetten in het kader van leven lang leren.

Van der Molen wil dat dit geld naar voren wordt gehaald en dat studenten dit geld kunnen gebruiken om hun master te bekostigen. Hij diende daarvoor ook een motie in. Deze motie sluit voor een deel aan bij de wens van de VSNU en de VH om de investeringen van het studievoorschot naar voren te halen. De koepels willen zo versneld kunnen investeren in de kwaliteit van het onderwijs. Van der Molen wilde dat als dit geld naar voren wordt gehaald ook het geld van de vouchers naar voren wordt gehaald.

De minister gaf aan dat het nog niet makkelijk zal worden om aan de wens van de koepels te voldoen. “We moeten nog zien dat die kasschuif er komt, want daar moet ruimte voor zijn binnen de rijksbegroting en er moet een gedragen voorstel liggen. Maar als dat zo is, wil ik best kijken of we die vouchers naar voren kunnen halen.”

DUO in Groningen blijkt ondanks het nieuw ICT-systeem – dat tientallen miljoenen meer kostte dan begroot – een spelbreker te zijn. “Het is voor DUO uitvoeringstechnisch best ingewikkeld om die vouchermiddelen naar voren te halen. Het maakt het nog ingewikkelder om het geheel budgettair inpasbaar te maken. De motie heeft het ook over inzetten voor de master, maar dat past niet helemaal bij de aanvankelijke doelstelling van de vouchers, want die waren bedoeld voor een leven lang ontwikkelen en niet voor een eerste studie.” Toch werd de motie van Van der Molen werd met een grote meerderheid aangenomen, alleen de VVD was hiertegen. De minister moet nu voor volgend jaar opzoek naar geld op haar begroting om de komende drie jaar een paar honderdduizend studenten €2000 te schenken voor een master.

Een andere motie van het CDA en de VVD regelde tot slot dat afgestudeerde studenten van een lerarenopleiding die een richting hadden gekozen waar weinig werk in is, niet meer het hoge instellingscollegegeld hoeven te betalen voor omscholing voor een andere lerarenopleiding. Beide regeringspartijen hadden €2,5 miljoen op de begroting van OCW gevonden om hier een oplossing voor te bedenken. Studenten die studeren aan een opleiding met kleinschalig en intensief onderwijs en een verhoogd collegegeld van €4100 betalen, krijgen net als al andere studenten slechts €1000 korting het eerste studiejaar. En niet meer de helft. Ook van deze maatregel was de de minister geen voorstander. Toch werd de motie met een grote meerderheid aangenomen. Alleen D66 was tegen.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK