Digitalisering moet de geesteswetenschappen versterken, niet vervormen

Interview | door Sicco de Knecht
14 november 2018 | Sally Wyatt en Michel Dumontier (Maastricht University) geven samen vorm aan een nieuwe bachelor Digital Society. Beiden hebben een hele andere kijk op digitalisering en willen deze inzetten om studenten na te laten denken over de maatschappelijke implicaties van big data en kunstmatige intelligentie.
Foto: Sacha Ruland

Tijdens de Berlin Science Week zijn Sally Wyatt en Michel Dumontier in de Duitse hoofdstad om de banden met hun collega’s aan te halen. Binnen de regionale context van Maastricht wordt er al veel samengewerkt met andere instellingen waaronder RWTH Aachen University, maar ze willen verder naar het oosten kijken. “Als het lukt om bruggen te slaan op het gebied van onderzoek dan kan het onderwijs volgen,” zegt Dumontier.

Daarmee illustreert Dumontier de Maastrichtse visie achter internationale samenwerkingen. Aachen en Maastricht delen bijvoorbeeld al een aantal hoogleraren en ook zijn er banden tussen de Brightlands campus in Venlo en het Frauenhofer instituut op het gebied van zaadveredeling. “De uitwisseling van docenten tussen Maastricht en Aachen komt nu al op gang, maar er zijn zeker nog veel meer mogelijkheden.”

Verschillen van inzicht belichten

Dumontier geeft leiding aan het onlangs opgerichte Instituut voor Datawetenschappen, een interfacultaire initiatief waarin hij samenwerkt met Wyatt. Wyatt is van huis uit econoom en schoolde zich vervolgens in de wetenschapsdynamica (Science and Technology Studies). Dumontier heeft een achtergrond in de informatie- en datawetenschappen. Beiden denken bepaald anders over kansen en risico’s van big data, automatisering en kunstmatige intelligentie en maken hier bepaald geen geheim van.

In plaats van deze verschillen weg te poetsen kiezen ze er echter voor deze verschillen van inzicht juist te belichten, en in te zetten in hun onderzoek en onderwijs. “Wat we proberen is om de brug te slaan tussen onze percepties, en daar juist een publiek debat over te voeren.” Het gaat er volgens Dumontier juist om het gesprek aan te gaan, en van elkaar te leren. “Door constant met elkaar in dialoog te zijn begrijp je veel beter wat de ander nu eigenlijk drijft en wat hij of zij bedoelt met bepaalde woorden en concepten.”

Dat wederzijdse begrip kweken kost tijd. “Het is moeilijk om dat gat te dichten tussen de disciplinaire verschillen,” vertelt Dumontier die benadrukt dat deze benadering zijn vruchten af begint te werpen, binnen hun onderzoeksgroep en het onderwijs. “We hebben nu onderzoekers met een weelde aan achtergronden in onze groep, die elkaar continue bevragen op elkaars standpunten en begrippen.”

De dialoog leidt niet zozeer tot eensgezindheid, maar wel tot een dieper begrip en meer afstemming onderling. Dumontier: “Juist bij interdisciplinair werk moet je constant in gesprek blijven met als terugkerende vraag: wat bedoel je nu precies? Het gebeurt al heel snel dat je een discussie voert waarbij je eigenlijk langs elkaar heen praat.” Alleen al de definitie van het woord data kan zo tot totale miscommunicatie leiden.

Revitalisering van de humanities

Dat digital humanities, een vakgebied waar Wyatt vanuit haar voormalige positie bij de KNAW veel ervaring mee heeft, worden gekenschetst als de wedergeboorte van de sociale- en de geesteswetenschappen, maar dat vindt Wyatt overdreven. “Je hoort dat vaker, maar ik vraag me dan af wanneer de geesteswetenschappen dan gestorven zouden moeten zijn?” Volgens haar is de geesteswetenschappelijke traditie in ieder geval nog springlevend, maar zijn er wel andere problemen.

Er zit macht verborgen in data

“Er is natuurlijk wel degelijk een crisis op het gebied van de financiering.” Die crisis is nog niet voorbij, en dat heeft er vooral mee te maken dat er een gebrek aan waardering is. Binnen de Britse context is het volgens Wyatt een bekend gegeven dat er ook directe pogingen gedaan zijn om de sociale wetenschappen in de ban te doen. “Margaret Thatcher heeft in haar tijd als prime minister van het VK een poging gedaan ze de nek om te draaien.”

Op de vraag wat precies de rol moet zijn van digitalisering binnen de geesteswetenschappen antwoordt Wyatt kritisch. “We moeten er scherp op blijven dat het niet te instrumenteel wordt. Proberen we met het gebruik van digitale hulpmiddelen de geesteswetenschappen op eigen terrein sterker te maken, of zijn we bezig ze om te vormen in de richting van de natuurwetenschappen?”

Volgens Wyatt is het veel interessanter om digitalisering in te zetten om nieuwe benaderingen voor de geestes- en sociale wetenschappen te ontwikkelen. “Ik denk vooral dat het goed kan werken om een breder publiek te betrekken bij de geesteswetenschappen. De interactie op te zoeken.” Ook op het gebied van representatie zitten veel mogelijkheden volgens haar. “Boeken zijn leuk, maar met digitale tools kun je archieven en verhalen veel levendiger maken.”

Interactionele experts opleiden

Hoe lastig het is om in het huidige hoger onderwijslandschap te laten zien wat de waarde van de humanities zijn blijkt volgens Dumontier en Wyatt onder andere uit het moeizame traject een nieuwe opleiding te starten. De afgelopen maanden is Wyatt druk bezig geweest met de oprichting van de bachelor Digital Society. “In die bachelor willen we studenten opleiden om de intermediair te zijn tussen de technisch opgeleiden en bijvoorbeeld beleidsmakers: interactionele experts.”

In deze bachelor krijgen studenten dus wel uitgelegd wat een algoritme is en hoe het werkt, maar leren programmeren is niet het hoofddoel. “We willen studenten leren reflecteren op wat de juridische, ethische en maatschappelijke implicaties zijn van digitalisering,” legt Dumontier uit die beklemtoont dat de nadruk dan ook niet ligt op het bijbrengen van de technieken. “Die zijn tegen de tijd van het afstuderen toch al achterhaald. Het gaat ons erom studenten digitaal geletterd te maken en kritisch denken bij te brengen.”

De ethische gevaren van een preventieve DNA screening

Aanstaande september moet de opleiding van start gaan. Inmiddels is een belangrijke horde – die van de macrodoelmatigheidstoets – genomen. Makkelijk was dat proces bepaald niet, legt Wyatt uit. “De macrodoelmatigheidstoets kijkt alleen naar de sociale en economische relevantie van een opleiding in de Nederlandse context. Je bent gedwongen zo’n voorstel te schrijven alsof Nederland een eiland is.”

Voor de Maastrichtse context, met meer buurland dan Nederland en 50% internationale studenten is dit compleet ridicuul volgens hen. “Als we kijken naar de ongelooflijk snelle ontwikkelingen op het gebied van digitalisering dan denk je bij al deze vragen naar het ‘nut’: lezen jullie weleens een krant?” Volgens Wyatt schort het in ieder geval niet aan interesse vanuit studenten. “Bij de open dag moesten mensen staan omdat er geen plek meer was.” Inmiddels zijn er 200 vooraanmeldingen voor het programma.

Oefenen met concrete probleemstellingen

Waar beiden zich in ieder geval goed in kunnen vinden is de onderwijsfilosofie van de Universiteit Maastricht. “Het probleemgestuurd onderwijs is uitermate geschikt voor wat we met onze opleiding willen doen,” zegt Dumontier. Juist het continue oefenen met probleemstellingen, waarbij het gemakkelijk is om de specificaties steeds aan te passen, leidt studenten op klaar te staan om gelijk mee te draaien in het veld.

Als voorbeeld van zo’n casus haalt Dumontier het voorbeeld van een Canadese groep conservatiebiologen aan. In dat onderzoek hielden de biologen de visstanden bij in verschillende lokale meren. “Uit naam van open science hebben ze die visstanden een paar jaar geleden openbaar beschikbaar gemaakt. Het jaar daarna kwamen ze erachter dat de ‘volle’ meren helemaal leeggevist waren.” Er zijn dus wel degelijk grenzen aan wat een verantwoorde mate van openheid is, en daar moeten studenten in getraind worden.

Dumontier stond samen met een aantal collega’s aan de basis van de FAIR-principes die een kader schetsen voor het open delen van data en software. Nu deze in de implementatiefase terechtkomen ziet hij hoe lastig het is om deze principes in de praktijk te brengen. “De principes moeten werken als een cognitief raamwerk voor de omgang met data.” Het zijn dan ook geen geboden die je uit je hoofd moet leren, maar kantlijnen om binnen te leren werken.

Hoe FAIR moeten open data en software zijn?

Hij voegt daaraan toe dat de gedachtegang op dit onderwerp bepaald niet stilstaat. “Voor publieke data is inmiddels een ander raamwerk ontwikkeld, namelijk de FACT-principes De afkorting FACT staat voor: Fairness, Accuracy, Confidentiality en Transparency. Deze principes komen voort uit de zogenaamde responsible data science (RDS) beweging en maken de FAIR principes toepasbaar op publieke data. .” De FACT-principes zijn onder andere van toepassing op algoritmen die invloed hebben op het dagelijks leven van burgers. “Als een algoritme ‘een beslissing’ neemt dan is het belangrijk dat we kunnen achterhalen hoe dat besluit teweeg komt.”

Volgens beiden staan we momenteel pas aan het begin van een veel grotere en spannende ontwikkeling. Waar big data voor velen nu nog een soort hocus pocus is, zal er een kentering komen denkt Dumontier. De AVG is daarbij een eerste stap. “Nu kunnen burgers opvragen wat er met hun data gebeurt, maar wat als we een stap verder gaan? Wat als ze kunnen bepalen wat er met hun data gebeurt?”

Een grotere zeggenschap van consumenten en burgers op het gebied van wat er met hun data gebeurt zou wel eens de grootste disruptie kunnen zijn. “Als patiënten de farmaceut gaan dwingen hun data publiekelijk beschikbaar te maken, en in het algemeen bedrijven gedwongen worden iets goeds te doen met digitaal kapitaal, dan zouden we wel eens een grote stap naar meer gelijkheid kunnen zetten.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK