Leren samenleven doe je met een mens, niet met een computer

Verslag | door Esther Baar
2 november 2018 | Het jaarlijkse NRO-congres daagt leraren, onderzoekers, en studenten uit om na te denken over hoe onderzoek kan worden ingezet om het onderwijs te verbeteren, en geeft daarbij talloze voorbeelden. Keynote-spreker Jelmer Evers roept leraren op om collectief, als beroepsgroep, een set van waarden te ontwikkelen voor hun vakgebied. Waarden die verder gaan dan alleen de vraag hoe goed lesgeven eruitziet.
Jelmer Evers (Foto: NRO)

Het jaarlijkse NRO-congres, in het Media Plaza in Utrecht, staat in het teken van de vraag welke stappen men als sector kan nemen richting meer evidence-informed onderwijs. Hoe kan onderzoek (nog meer) van waarde zijn voor het onderwijs? Ruim 400 professionals uit het onderwijsveld zijn afgekomen op het evenement en het publiek bestaat voornamelijk uit leraren en onderzoekers. Ook schoolleiders, studenten en beleidsmakers, zijn aanwezig.

“Alleen het inzicht is niet voldoende”

Directeur van NRO Jelle Kaldewaij is positief over de vooruitgang die de laatste jaren is geboekt. “We weten inmiddels beter wat werkt, en zijn goed op weg. We kijken natuurlijk nog steeds naar wat er beter kan, en dat doen we samen met onze partners.” Als voorbeeld van succesvolle projecten verwijst Kaldewaij onder andere naar de Kennisrotonde, een website waar inmiddels al meer dan 275 vragen over het onderwijs zijn beantwoord met kennis uit het onderwijsonderzoek. Daarnaast is NRO bezig met het opstellen van een gezamenlijke onderzoeksagenda met de PO-raad en VO-raad.

Waarom geven we les?

Volgens keynote-spreker Jelmer Evers is de discussie over hoe goed onderwijs eruitziet de afgelopen jaren enorm in niveau gestegen Dat heeft hem persoonlijk ook gemotiveerd om zelf onderzoek in de klas te doen. Evers is geschiedenisdocent aan de middelbare school UniC en publicist. In zijn presentatie gaat hij in op de vraag waarom leraren onderwijs geven. “Waarom geven we les, wat willen we van kinderen, en wat willen we als maatschappij van mensen?”

“Bereiden we leerlingen en studenten niet voor op een toekomst die niet bestaat? Als je goed om je heen kijkt, kan je veel trends waarnemen. We weten best goed welke kant het opgaat met baanontwikkeling, en robotisering is lang niet zo erg als vaak gezegd.” Volgens Evers wordt de mogelijke impact van automatisering en robotisering vaak groter gemaakt dan daadwerkelijk het geval is.

Daarom is het volgens hem juist belangrijk dat leraren zelf een mening ontwikkelen over wat ze verwachten van de plaats van hun leerlingen in de maatschappij van de toekomst. Daarvoor kan onderzoek volgens hem heel nuttig zijn. “Er wordt heel veel gezegd en daar wordt weer beleid op gemaakt. Ik vind dat we daar wat voorzichter mee moeten zijn. Wat wordt er eigenlijk gezegd, en wat zegt onderzoek daarover?” Een voorbeeld wat Evers geeft is de toename in kennis over wat sociale media met mensen doet. “Uit onderzoek is bijvoorbeeld gebleken dat YouTube kan werken als een radicaliseringmachine. Wil je je leerlingen dan nog wel naar YouTube sturen? Ik ben daar nu een stuk voorzichtiger mee geworden.”

Privatisering

Een globale trend waar leraren zich volgens Evers bewust van moeten zijn is dat geopolitieke veranderingen invloed hebben op wat leraren wel en niet mogen zeggen. Als voorbeeld verwijst hij naar de recente verkiezingen in Brazilië, waar universiteiten zijn binnengevallen en prodemocratische uitingen zijn verwijderd. Ook noemt hij politieke partij Alternative für Deutschland (AfD), die regelmatig kritiek heeft op linkse leraren en zo hun professionele autonomie aantast. Soortgelijke voorbeelden vindt men in Hongarije en de Verenigde Staten, maar ook in Nederland. Als je naar de Freedom in the World monitor kijkt, zie je dat de vrijheid wereldwijd in de afgelopen jaren enorm snel is afgenomen, stelt Evers.

Een andere ontwikkeling waar Evers op ingaat is de toenemende privatisering in het onderwijs. Investeerders steken miljarden in de realisatie van hun ideaalbeeld van het onderwijs, en leraren blijven alleen over voor degene die het kunnen betalen. Een voorbeeld daarvan is volgens de Carpe Diem basisschool in Arizona, waar leerlingen allemaal een eigen cubicle hebben en hun leeromgeving niet te onderscheiden is van een call-center. “Voor de laagste trede in het onderwijs komt er zo geen leraar meer aan te pas. Daar moet je je bewust van zijn als de politiek voorstellen doet.”

Leren samenleven

Wat kunnen leraren doen als ze het niet eens zijn met de politiek? Dat is een onderzoeksvraag waar Evers zich ook mee bezig houdt. Hij noemt als voorbeeld het verzet van leraren in Noorwegen tegen het opkomende totalitaire regime gedurende de Tweede Wereldoorlog. Collectief heeft de beroepsgroep door te staken zich daar destijds uitgesproken tegen wat de nazi’s van leraren vroegen.

Dit is volgens hem een vergaand voorbeeld, maar het is bedoeld om de vraag te stellen op welke manier leraren kunnen laten zien dat ze het ergens mee oneens zijn. Om dat te doen moeten we het begrip van professionalisering breder trekken, stelt Evers. “Dit is meer dan alleen goed lesgeven, en het overdragen van kennis. Het pedagogische aspect is daar juist heel belangrijk in.” Juist omdat digitale trends groter worden, zouden we het menselijke moeten benadrukken. “Leren samenleven doe je immers met een mens, niet met een computer.”

NRO-verbindingsprijs

Dat nieuwe vormen van digitalisering niet iets zijn wat we alleen in China of Japan zien wordt duidelijk bij de uitreiking van de NRO-verbindingsprijzen. Deze prijzen worden elk jaar uitgereikt aan een leraar en een onderzoeker die op doeltreffende en inspirerende wijze gebruik maken van wetenschappelijk onderzoek binnen de school, en onderzoek verbinden aan de onderwijspraktijk. Alle drie de genomineerde onderzoekers hebben als oplossing voor diverse problemen in het onderwijs een daarbij passende applicatie ontwikkeld.

Onderzoek naar onderwijs vindt moeilijk weg naar de praktijk

Eric-Jan Wagenmakers van de Universiteit van Amsterdam is de uiteindelijke winnaar van de prijs voor onderzoekers. Hij ziet dat statistiek steeds belangrijker wordt, maar dat veel leerlingen het saai of moeilijk vinden. De bestaande software is volgens hem niet toegesneden op het ondersteunen van onderwijs. Daarom ontwikkelde hij met een team van 20 mensen JASP, een gratis en gebruikersvriendelijk statistiekprogramma, dat helemaal is uitgerust met de nieuwste (Bayesiaanse) statistiek. Het programma is wat volledig gratis en open-source en wordt zo’n 600 keer per maand gedownload en over de hele wereld gebruikt. “Überhaupt vind ik software waar je voor moet betalen problematisch,” voegt Wagenmakers toe.

Joris Hoeboer, een andere genomineerde voor de onderzoeksprijs, heeft een app ontwikkeld die leraren kunnen gebruiken om de motorische vaardigheden van leerlingen te meten, iets wat met bestaande testen heel veel tijd kost en soms leidt tot negatieve ervaringen voor de kinderen. Samen met de Vrije Universiteit en de lerarenopleiding voor lichamelijke ontwikkeling van de Haagse Hogeschool heeft Hoeboer de MQ-scan ontwikkeld, een app waarmee de motorische vaardigheden van alle kinderen in de klas in een uur gemeten kunnen worden. “Ook voor beleidsmakers is dit interessant, omdat je verschillen kan zien op scholen”, vertelt Hoeboer. De methode wordt inmiddels door alle basisscholen in Den Haag gebruikt en is overgenomen in Australië.

Janine Stubbe ontwikkelde een digitale interface om de het welzijn van studenten aan het Rotterdamse Codarts te verbeteren, en was genomineerd voor de prijs voor onderzoekers. Samen met een team van software engineers, promovendi, embedded scientists en fysiotherapeuten ontwikkelde zij de Performing artist and Athlete Health Monitor, PAHP. Studenten vullen maandelijks vragenlijsten in over hun fysieke en mentale gezondheid, en deze data wordt geanalyseerd om bijvoorbeeld het curriculum te veranderen zodat stunten minder pieken en dalen in stress ervaren gedurende het schooljaar. Op basis van de monitor is ook naar voren gekomen dat een groot aantal studenten een vitamine-D tekort heeft. Sindsdien krijgen de studenten hiervoor supplementen.

De heren van het theatergezelschap dat optreedt bij de bekendmaking steken vakkundig de draak met de verschillende voorstellen. “Toen ik voorbij zag komen dat de leerlingen een vitamine D tekort bleken te hebben dacht ik: die gaan buiten dansen,” zegt een van de cabaretiers, “maar met een pilletje was het blijkbaar ook al opgelost.” Op een serieuzere toon reflecteert die opmerking goed wat Evers in zijn bijdrage mee wilde geven: technologie komt niet zonder waarden, en de leraren die innovatieve lesmethoden inzetten moeten hiervan doordrongen zijn.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK