Maak alle promovendi beurspromovendus

Naar een houdbaar en beter promotiestelsel

Opinie | door Martijn Wieling
5 november 2018 | In een poging meer promovendi af te leveren zoeken instellingen steeds meer "creatieve" oplossingen om promovendi aan te stellen. Bovendien worden deze promovendi lang niet altijd goed begeleid. Volgens Martijn Wieling (Rijksuniversiteit Groningen) is er een oplossing: stel iedere promovendus aan als beurspromovendus.
Promovendi op een congres – Foto: UCL DPU

Op 24 oktober verscheen een stuk op de website van de UK over “Tweederangs PhDs”, wat opgevolgd werd door een stuk op ScienceGuide op 31 oktober met daarin een oproep om onafhankelijk onderzoek te doen naar promotiestudenten. In beide stukken worden argumenten aangedragen tegen het beurspromovendi-experiment zoals dat voornamelijk in Groningen plaatsvindt De oproep voor onafhankelijk onderzoek is wel wat bijzonder, gegeven dat de minister zelf de opdrachtgever van de evaluatie is. .

Ongelijke beloning onwenselijk

Het belangrijkste argument in de beide stukken is dat er ongelijkheid is ontstaan in beloning, maar slechts in mindere mate wat betreft de werkzaamheden. In mijn opiniestuk dat op 29 oktober op de website van de UK (Universiteitskrant Rijksuniversiteit Groningen) werd geplaatst, geef ik aan de ongelijkheid in beloning van promovendi voor min of meer hetzelfde werk – ook al zijn er duidelijke accentverschillen – persoonlijk ook onwenselijk te vinden.

Ik pleit in hetzelfde stuk tevens voor het hanteren van een beurssysteem zoals in Groningen in plaats van het huidige stelsel met werknemer-promovendi. Naar mijn mening is het duidelijke voordeel, zoals ik beargumenteer in mijn stuk, dat het stelsel beter betaalbaar blijft en het meer studenten de mogelijkheid geeft om te promoveren.

Het PNN is hier in een nieuw opiniestuk in de UK niet van gecharmeerd. Allereerst vindt het PNN dat promoveren iets anders is dan studeren en daarnaast vreest het PNN een race to the bottom bij de invoering van een beurspromovendisysteem. Ik snap deze argumenten wel, maar kan mij er niet helemaal in vinden.

Te veel ‘creatieve’ aanstellingen

Terwijl de Raad van State inderdaad, samen met verschillende (promovendi) organisaties, vindt dat promoveren niet gelijk staat aan studeren, heeft een rechter in hoger beroep bepaald dat het promotie-experiment zoals dat eerder in Groningen uitgevoerd werd zonder onderwijsverplichting geen arbeidsrelatie betreft tussen een werkgever en een werknemer. Daarnaast is de weg naar beneden voor de promovendus – los van de invoering van een eventueel beurspromovendisysteem – al een tijdje bezig. Zo blijkt uit eigen onderzoek van de PNN en een recente reeks artikelen op ScienceGuide dat universiteiten steeds vaker “creatief” omspringen met de aanstellingen van promovendi.

Hoogleraren komen met heel veel weg

Zelf ben ik promovendi tegengekomen van wie verwacht werd dat ze binnen 2.5 jaar promoveerden, promovendi met een vierjarige aanstelling van 0.9 fte, en promovendi in Nederland die met een buitenlandse beurs van ongeveer €1200 per maand probeerden rond te komen. Achterblijvende onderzoeksfinanciering zet bovendien steeds meer druk op het systeem, waardoor volgens mij het aantal reguliere promotieplaatsen zal afnemen en dit soort “creatieve” aanstellingen helaas steeds vaker voor zullen komen.

Sta slechts een type toe: de beurspromovendus

Ik zou het beurspromovendisysteem daarom niet zien als een versterking van de race to the bottom, maar juist als een duidelijke kans, ook voor het PNN. Een kans om nu eindelijk eens iets te doen aan de wildgroei en ongelijkheid van promotietrajecten in Nederland. Hoe zie ik dit voor me? Sta slechts een type promovendus toe: de beurspromovendus. Iedere beurspromovendus die binnen een Nederlandse universiteit een promotietraject volgt heeft daarbij recht op:

  • Een substantiële promotiebeurs gedurende vier jaar, ruim boven het minimumloon en jaarlijks gecorrigeerd voor de inflatie. Het niveau zoals dat in Groningen gehanteerd wordt, met op dit moment ongeveer 1780 euro netto per maand, lijkt me een goede minimumhoogte. Buitenlandse beurzen van promovendi onder dit niveau worden aangevuld tot dit niveau (evenals in Groningen gedaan wordt). Bij vakgebieden waarin het erg lastig is geschikte kandidaten te werven, moet de mogelijkheid blijven bestaan een hogere beurs te hanteren;
  • Een arbeidscontract bij het geven van onderwijs binnen het promotietraject. Hoeveel ruimte er is voor het geven van onderwijs door de promovendus is afhankelijk van de beschikbare onderwijsruimte bij de instelling. De duur van promotiebeurs wordt verlengd met de tijd besteed aan het geven van onderwijs. Een promovendus die 20% onderwijs geeft, heeft daardoor recht op een promotiebeurs voor 80% gedurende 5 jaar (het equivalent van 4 jaar voltijds);
  • Goede sociale voorzieningen, net zoals deze op dit moment ook voor werknemerpromovendi gelden, maar zonder pensioen voor het onderzoeksdeel (gezien deze inkomsten geen salaris betreffen). In Groningen hebben beurspromovendi bijvoorbeeld recht op WW en uitkeringen voor ziekte en zwangerschap;
  • Een gedegen opleiding waarin veel aandacht is voor kennis en vaardigheden die benodigd zijn voor een carrière buiten de wetenschap. In Groningen is dit een van de kernpunten van het beurspromovendi-systeem en dit is wat mij betreft essentieel in de huidige situatie waarin circa 70% van de promovendi geen carrière zullen maken binnen de wetenschap;

Het zou daarnaast wat mij betreft (en wellicht ook wat betreft het PNN?) een heel goed idee zijn om een deel van de besparingen aan de zijde van de universiteiten – de kosten van een beurspromovendus zijn immers 40% lager dan een werknemerpromovendus – te investeren in (1) een meer intensieve begeleiding van de promovendus en (2) om een deel van het vertragingsrisico af te dekken. In de afgelopen jaren lijkt de begeleidingstijd voor promovendi namelijk te dalen, terwijl de promotieduur licht lijkt te stijgen.

Naar een grotere gelijkheid

Een intensivering van de begeleiding van promovendi kan volgens mij gerealiseerd worden door (co-)promotors meer tijd te geven voor de begeleiding door deze gedeeltelijk als onderwijstijd te tellen (dit past ook bij de status als student). De duur waarin de promotiebeurs ontvangen wordt, zou daarnaast verlengd moeten worden met maximaal een jaar in het geval van vertraging die de universiteit mede aan te rekenen valt (bijvoorbeeld begeleiding die te wensen over laat).

Ik betaal mijn promovendi niet om te schrijven

Met het hierboven voorgestelde systeem gaat een gedurende vier jaar voltijds aangestelde werknemer-promovendus die nominaal promoveert er nog steeds financieel op achteruit (een verlaging van de netto inkomsten van ongeveer 20%, exclusief pensioenopbouw). Gegeven dat de gemiddelde promotieduur in Nederland op dit moment echter 61 maanden is, is het voorgestelde systeem wat mij betreft juist een duidelijke kans om de situatie voor de meeste promovendi in Nederland te verbeteren.

Ik vrees dat het blijven vasthouden aan het huidige systeem niet alleen een verlaging van het aantal hoogopgeleide promovendi tot gevolg heeft, maar ook steeds meer “creatieve” (en wat mij betreft onwenselijke) oplossingen om promovendi die desalniettemin toch willen promoveren tegemoet te komen. Mijn huidige voorstel voorkomt dit, en zorgt daarnaast voor een veel grotere gelijkheid wat betreft promotietrajecten.

Martijn Wieling :  Bijzonder hoogleraar Nedersaksische/Groningse Taal en Cultuur

Martijn Wieling is universitair hoofddocent Informatiekunde aan de Rijksuniversiteit van Groningen en vicevoorzitter van De Jonge Akademie. Van 2008 - 2012 was hij zelf beurspromovendus.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK