Buitenpromovendi blijven buiten zicht

Nieuws | door Sicco de Knecht
11 december 2018 | Kamerlid Frank Futselaar (SP) is verbolgen over het feit dat universiteiten geen overzicht kunnen leveren van het aantal buitenpromovendi. "Waar hebben we dan in vredesnaam de VSNU voor?" In navolging van de berichtgeving rond de Tilburgse 'promotiefabriek' wilde het Kamerlid onder andere inzicht in het aantal buitenpromovendi. Dat blijkt niet mogelijk.
Studeerkamer – Foto: Bill Wilson

Afgelopen september leidde een uitzending van het radioprogramma Argos over dubieuze promoties aan Tilburg University tot Kamervragen van Frank Futselaar (SP). Daar had een hoogleraar, tegen betaling, in 6 jaar 77 buitenpromoties afgeleverd waarvan de kwaliteit ernstig in twijfel werd getrokken. De woordvoerder van de Socialistische Partij wilde van de minister weten of zij het wenselijk vond dat promovendi op deze manier een verdienmodel worden.

Bij verstek van Ingrid van Engelshoven (D66) – zij was tijdens het vragenuur op 4 september bij de G20 in Argentinië – beantwoordde minister voor onderwijs Arie Slob (ChristenUnie) de vragen van het Lid Futselaar. Slob gaf daarbij aan dat zijn collega contact op zou nemen met de VSNU en de vragen in de “juiste volgordelijkheid” te willen beantwoorden te beginnen met “ de cijfers over buitenpromovendi waarom u vraagt.”

“Waar hebben we dan in vredesnaam de VSNU voor?”

Gisteren stuurde minister Van Engelshoven een brief naar de Kamer met daarin antwoorden op sommige van de vragen van Futselaar. Zo stelt zij in haar beantwoording dat zij de VSNU heeft gevraagd om een overzicht van het aantal buitenpromovendi, maar dat de VSNU dit niet aan kan leveren “omdat buitenpromovendi door de universiteiten niet eenduidig worden geregistreerd.”

“Ik vind het verbijsterend dat wij er niet achter kunnen komen hoe veel buitenpromovendi er zijn,” verklaart Futselaar tegenover ScienceGuide. “Waar hebben we dan in vredesnaam een VSNU voor?” Hij vindt drie maanden meer dan genoeg tijd om tot een overzicht van het aantal buitenpromovendi te komen. “We hebben maar veertien universiteiten in Nederland en maar een koepel. Die moeten toch wel met zijn allen een definitie kunnen opstellen en met een aantal kunnen komen.”

Buitenpromovendus – gebrek aan aandacht en waardering

Het gebrek aan een (eenduidige) registratie is ook het Promovendi Netwerk Nederland (PNN) al tijden lang een doorn in het oog. “Deze belofte van de minister om met cijfers te komen moest het mogelijk maken om een keer echt over het onderwerp te debatteren, maar dat is bij deze dus verder uitgesteld,” zegt Anne de Vries, voorzitter van het PNN. “Getallen zijn tot nu toe steeds het argument om de discussie uit de weg te gaan en nu wordt duidelijk dat men überhaupt geen inzicht kan of wil geven.”

Onzichtbare promovendi

De suggestie die de minister in haar antwoorden wekt, namelijk dat het überhaupt niet mogelijk is om deze getallen te genereren, werpt De Vries ver van zich af. “Er zijn wel degelijk universiteiten die een overzicht kunnen geven van het aantal buitenpromovendi.” Ze wijst daarmee onder andere op de Rijksuniversiteit Groningen waar alle promovendi in een volgsysteem zitten, ook buitenpromovendi.

Zowel Futselaar als De Vries wijzen er bovendien op dat de minister in de beantwoording van de vragen ook een specifieke groep over het hoofd heeft gezien. De Vries: “De minister heeft ook toegezegd dat ze zou komen met een overzicht van het aantal internationale beurspromovendi. Die getallen zijn deels bekend dus is het vreemd dat deze niet in de beantwoording staan.”

Chinese PhD in the Netherlands – an invisible scholar?

Alhoewel er dus geen gedetailleerd overzicht is van het aantal promoties in Nederland en het type aanstelling zijn er volgens Futselaar genoeg manieren om tot een aardige schatting te komen. “Ik begrijp best dat er verschillende type aanstellingen bestaan en ik hoef ook niet tot achter de komma nauwkeurig te weten hoeveel het er zijn. Een globaal overzicht is voldoende om de vergelijking te maken.”

Grote groep promovendi

Het Leidse Dual PhD center schat dat ongeveer de helft van de promovendi in Nederland een buitenpromovendus is, een zeer aanzienlijk aandeel dus. Ook vermoeden onderzoekers dat de mate waarin psychische klachten voorkomen in de groep buitenpromovendi hoger is dan onder ‘reguliere’ promovendi. De uitval onder buitenpromovendi is naar verwachting dan ook aanzienlijk hoger.

Cijfers over het aantal promovendi en hun type aanstelling zijn er wel, maar het beeld is incompleet. Het jaarverslag 2017 van de Rijksuniversiteit Groningen spreekt over 293 buitenpromovendi, 774 contractpromovendi en 418 werknemer promovendi. De TU Delft rapporteerde in 2016 dat van de in totaal 2710 promovendi 1408 ‘standaardpromovendi’ zijn. Overigens wordt wel landelijk bijgehouden hoe veel promoties er per jaar plaatsvinden.

Naar alle waarschijnlijkheid is het aantal buitenpromoties dan ook niet gering, hetgeen gevolgen heeft voor de bekostiging. Universiteiten krijgen namelijk een vergoeding voor elke afgeleverde promotie, ongeacht of dit een ‘binnen-‘ of ‘buitenpromotie is. Futselaar en collega Harry van der Molen (CDA) wilden dan ook van de minister weten of er een verdienmodel zit in het hebben van veel buitenpromovendi.

Een groter deel van de koek

Volgens de minister is de zogenaamde promotiepremie geen verdienmodel voor universiteiten maar “kan een groter aandeel promoties een universiteit een relatief voordeel opleveren ten opzichte van de andere universiteiten.” Dat laatste is echter precies wat Futselaar bedoelde met die vraag zo laat hij weten. “Als je andere universiteiten middelen in ziet zetten om meer promoties te krijgen dan ga je zelf ook wel nadenken of jij ook niet wat meer promovendi kunt opleiden.”

Of universiteiten hier werkelijk een verdienmodel in zien vraagt Futselaar zich overigens wel af. “Ik denk niet dat dit het natuurlijke gevolg is van deze bekostiging, maar in de situatie zoals in Tilburg leek het wel degelijk mee te spelen.” Hij wil het voorbeeld niet op alle universiteiten projecteren maar maakt zich tegelijkertijd wel zorgen over het feit dat het blijkbaar zo moeilijk is om met getallen te komen.

De Vries heeft wel een vermoeden waarom de getallen op zich laten wachten. “Zodra je weet hoeveel van deze promovendi er verbonden zijn aan je instelling, dan ben je daar ineens verantwoordelijk voor.” Dit kan betekenen dat er een systeem van begeleiding en wellicht ook cursorisch aanbod moet komen. “Daar hebben sommige instellingen misschien wel helemaal geen zin in.”

Futselaar wil de zaak niet laten rusten, maar gaat naar eigen zeggen zijn tijd niet verspillen aan het indienen van nieuwe vragen of een vervolgbrief. “Het lijkt me het beste als we dit bij ons volgende algemeen overleg in de Kamer over wetenschapsbeleid gewoon agenderen. Ik wil dat we sowieso eens wat dieper in de hele kwestie promoveren duiken. Daar is inmiddels genoeg aanleiding toe.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK