Stel de behoefte voor beroepspraktijk centraal

Leven lang ontwikkelen is veel meer dan flexibilisering van deeltijdonderwijs

Opinie | door Radboud Dam & Lucie te Lintelo
19 december 2018 | Een leven lang ontwikkelen gaat over meer dan alleen het flexibiliseren van deeltijdonderwijs. Door de professionaliseringsbehoefte in de beroepspraktijk centraal te stellen wordt het helder wat de opdracht van de hogeschool is en zal het steeds vaker voorkomen dat het integreren van onderzoek en onderwijs nodig is om tot een oplossing te komen.

De discussie over een leven lang ontwikkelen (LLO) beperkt zich tot nu toe vooral tot de flexibilisering van het deeltijdonderwijs. Hoewel we het belang hiervan zeker niet willen bagatelliseren, doen we hiermee zowel de beroepspraktijk als onszelf als hogescholen veel te kort. Hoog tijd om het perspectief te verbreden waarbij we prachtige kansen zien voor het hbo als kennispartner en mede-vernieuwer van de beroepspraktijk.

Kwalificatie of transformatie?

Leven lang ontwikkelen zien we als een maatschappelijke opdracht voor het hbo. De behoefte aan professionalisering in de beroepspraktijk vormt het startpunt om te bepalen hoe we hier als kennisinstelling op willen inspelen en wat nodig is om dat met succes te doen. Een analyse in de Hogeschool van Amsterdam van enkele bestaande praktijken leverde een interessant en rijk palet aan professionaliseringsvragen op. Deze zijn te typeren in twee clusters: (1) kwalificatievragen, en (2) transformatievragen.

Kwalificatievragen

De behoefte aan professionalisering heeft betrekking op een aantoonbare kwalificatie voor het huidige werk of het werk van morgen. Ze ontstaat als een gevolg van fricties in vraag en aanbod, complexer wordend werk, veranderende kwaliteitseisen van klanten en digitalisering en robotisering. Duidelijk is welke nieuwe kennis en competenties nodig zijn voor bij-, op- of omscholing. Typerend bij kwalificatie is de behoefte aan een vorm van formele erkenning via certificering, diplomering, opname in een beroepsregister en/of behalen van punten in kader van permanente educatie.

Een succesvol voorbeeld op de HvA is Make IT Work, dat recent ook de Promotor Award 2018 won als beste voorbeeld van publiek-private samenwerking in Nederland. Het programma maakt het hoogopgeleiden zonder IT-achtergrond mogelijk om zich binnen een jaar via een werk-leertraject te laten omscholen naar een baan met marktconform salaris binnen de IT. Het initiatief hiervoor lag bij de Amsterdam Economic Board die namens ruim 80 werkgevers vroeg om een creatieve oplossing.

Het onderwijs is samengesteld uit onderdelen van de bachelor ICT. De HvA verzorgt tevens de werving, selectie en matching met werkgevers. Juist die combinatie van scholing én aanvullende diensten maakt het onderscheidend en succesvol. Cursisten die na afloop alsnog een bachelor hbo-ICT willen behalen kunnen het certificaat verzilveren voor een vrijstelling in de bachelor. Ook de initiële opleiding wint, want docenten die verbonden zijn aan het programma komen geïnspireerd terug en vernieuwen het onderwijs weer op basis van ervaringen met de praktijk.

Succesfactoren bij kwalificatie zijn een transparant en modulair open aanbod dat snel te ‘assembleren’ is tot maatwerk voor specifieke doelgroepen of in company trajecten. Ook de realisatie van doorlopende leerpaden (van cursus naar diplomatraject; van AD naar bachelor en master) en valideringsmogelijkheden zijn van belang om een LLO te blijven stimuleren.

Make IT Work laat zien dat schaarste een zegen is voor het LLO vraagstuk. Schaarste als gemeenschappelijke vijand. Het is een enorme driver om samen met de praktijk tot creatieve scholingsoplossingen te komen. Het stimuleert co-creatie met de praktijk en diverse vormen van publiek-private samenwerking. Maar schaarste is tijdelijk. We moeten leren van deze voorbeelden om ook andere kwalificatievragen goed op te pakken.

Kwalificatievragen hangen van oudsher samen met de kerntaak van het hbo als opleider. Dat is misschien ook de reden waarom het debat rondom een LLO zich hierop concentreert (al is kwalificatie hier een breder vraagstuk dan de flexibele deeltijd). Ook private aanbieders bewegen zich op die deze markt, het hbo heeft hier niet een unieke propositie. Dat is wel het geval met het tweede cluster van professionaliseringsvragen, dat goed aansluit op de profilering als kennisinstelling.

Transformatievragen

Transformatie staat in het teken van een breder perspectief op professionalisering en vernieuwing van beroepen en beroepsstructuren. De professionaliseringsvraag is hier in feite een verandervraag die vaak de kern raakt van de professionele identiteit van een beroepsgroep. Bestaande werkwijzen en kennis voldoen niet meer. De richting van de gewenste verandering is vaak wel duidelijk, maar de invulling van wat en hoe kan (nog) niet met een scholingsaanbod opgelost worden. Een certificaat is hier van ondergeschikt belang. Onderzoeken, experimenteren en al doende leren, samen en van elkaar, is nodig om hier vorm aan te geven. Dat vereist een open leerklimaat en nieuwe vormen van (onderzoekend en ontwerpend) leren op de werkplek.

Bij dit type vragen is de toegevoegde waarde van lectoraten en praktijkgericht onderzoek groot. Zij hebben de afgelopen jaren grote praktijknetwerken opgebouwd. Hun onderzoek richt zich op veranderingen in de beroepspraktijk die het werk van het professionals raakt of gaat raken. Daardoor zijn zij niet alleen in staat de praktijkvernieuwing in het onderwijs te brengen, maar worden zij ook gezien als een professionaliseringspartner voor de praktijk. We zien dat organisaties het steeds logischer vinden om ook verandervragen van professionals bij een lectoraat neer te leggen. Het is soms vooral een kwestie van bewustzijn creëren onder lectoraten dat we ook dergelijke vragen kunnen vormgeven met hulp vanuit het onderwijs. Dat vereist intern wel regie om dat bewustzijn en de verbinding tussen onderzoek en onderwijs tot stand te brengen.

Een mooie illustratie van dit principe komt vanuit de jeugdzorg. Verschillende gemeenten in de regio besloten vorig jaar om in het kader van de Transformatie Jeugdzorg de specialistische jeugdzorg op een andere manier in te gaan kopen. Als een gevolg hiervan veranderden het werk en de positie van de jeugd- en gezinsprofessionals ingrijpend. Dit betekenden een andere positie richting gezinnen, maar ook naar zorgaanbieders. Hoe effectief te handelen in de nieuwe situatie was echter onduidelijk. De HvA en InHolland werden om hulp gevraagd vanwege de samenwerking van onze lectoraten in de jeugdzorg. Beide lectoraten, de opleidingen Pedagogiek en Social Work en de beroepspraktijk hebben vervolgens gezamenlijk een leertraject ontwikkeld om al doende en onderzoekende de gewenste verandering in gedrag, houding en skills te realiseren. Dit leverde een combinatie op van intervisie, casuïstiek, koplopersessies, trainingen, onderzoek naar effectieve interventies en reflectie. Collectief experimenteren, leren en bijsturen gedurende het traject.

Zowel het onderzoek van de lectoraten naar effectieve interventies als de expertise van opleidingen ten aanzien van leren en onderwijskundig ontwerp waren nodig om dit tot een succes te maken. Door ook docenten te betrekken bij de verandervraag vindt de praktijkvernieuwing ook zijn weg terug naar het initiële onderwijs. Op die manier hebben we ook een middel in handen om in het initiële onderwijs het tempo bij te houden van de veranderingen in de praktijk.

Hoe sneller de beroepspraktijk aan verandering onderhevig is, hoe meer we professionalisering op deze manier vorm zullen moeten geven. Gepaard gaande met een brede en rijke opvatting over werken en leren die bestaande compartimenten in het hbo (diplomagericht onderwijs, cursussen, onderzoek) verbindt en uitbreidt met nieuwe leervormen zoals de communities of (research) practice die we op diverse plekken zien ontstaan. Dit draagt niet alleen bij aan innovatie van het beroep, maar ook aan een leercultuur in de praktijk en onze eigen instelling én aan het continu actueel houden van onze opleidingen.

We realiseren ons dat de scheidslijn tussen kwalificatie en transformatie niet altijd even scherp is. De waarde is dat we hierdoor beter in beeld hebben welke actoren intern en extern betrokken zijn, welke regelgeving, kostenstructuren en kwaliteitskaders een rol spelen, welke competenties nodig zijn. We merken ook dat een professionaliseringsvraag zich vaak eerst manifesteert als kwalificatievraag, maar na een eerste scholingstraject evolueert tot een transformatievraag. Daarvoor is een goede samenwerkingsrelatie essentieel. Het omgekeerde geldt ook: een transformatie kan leiden tot een nieuwe (invulling van een) opleiding of cursus. Zo geven we momenteel in een consortium van hogescholen een nieuwe beroepsopleiding vorm voor de schuldhulpverlening, in opdracht van de praktijk en op basis van het onderzoek van vier lectoraten. Op termijn kan dit uitgroeien tot een volwaardige master. Dit samenspel is er continu tussen beide clusters. In de organisatie moeten we daarom rekening houden met de verbinding hiertussen.

Het hbo als kennispartner 

Juist het tweede cluster sluit heel mooi aan op onze (ontwikkelende) identiteit als kennisinstelling. Het is bovendien een positionering waarin we een unieke propositie hebben. Commerciële aanbieders richten zich meer op de kwalificatievragen en missen veelal de netwerken en ervaring met praktijkgericht onderzoek. Bij universiteiten ligt de focus niet op praktijkkennis en –netwerken en professionalisering op de werkplek.

Uiteraard vraagt dit om fundamentele veranderingen in onze hogeschool. Onderwijs, onderzoek, HR-beleid, de organisatie en een bredere visie op leren en (professionele) ontwikkeling: er is veel wat we opnieuw tegen het licht moeten houden als we op deze manier willen bijdragen aan een leven lang ontwikkelen. Dat geldt ook voor de rollen en competenties van docenten en onderzoekers. Het vraagt ook om onderwijskundig leiderschap. Ook de HvA heeft op dit terrein voorlopig meer vragen dan antwoorden en zal zelf ook meer vanuit een onderzoekende en lerende cultuur moeten gaan werken.

Duidelijk is wel dat een leven lang ontwikkelen over meer gaat dan het flexibiliseren van deeltijdonderwijs. Door de professionaliseringsbehoefte in de beroepspraktijk centraal te stellen wordt het helder wat onze opdracht is en zal het steeds vaker voorkomen dat het integreren van onderzoek en onderwijs nodig is om tot een oplossing te komen. Dat is waar een moderne kennisinstelling in het hbo zich op moet richten. Als we er niet in slagen om een zinvolle bijdrage te leveren aan transformatievragen, moeten we ons afvragen of we de kwalificatiefunctie nog wel overeind kunnen houden.

Radboud Dam :  Programmamanager Leven lang leren

Radboud is programmamanager Leven Lang Ontwikkelen aan de Hogeschool van Amsterdam. Hij helpt in zijn rol professionals en organisaties slimmer te leren en ontwikkelen.

Lucie te Lintelo :  Senior beleidsadviseur

Lucie is senior beleidsadviseur onderwijs en programmaleider Flexibilisering bij de Hogeschool van Amsterdam.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK