De ontbrekende puzzelstukken in het binair stelsel

Opinie | door Sander van den Eijnden
14 januari 2019 | Noch de overheid, noch de instellingen hebben een doordachte visie op internationalisering. Die moet er wel komen om een goed functionerend binair stelsel te hebben stelt Sander van den Eijnden (Hogeschool Leiden). "Als die puzzelstukjes gelegd worden dan zal blijken dat niet alle stukjes zomaar in elkaar passen."
Foto: Gabriel Millos

Thorbecke had er volgens zijn biograaf Regiem Aerts achteraf spijt van dat hij de woorden middelbaar en hoger had gekozen om de verschillende onderwijssoorten aan te duiden. Maar het stond er nu eenmaal. Na de Lager Onderwijswet van 1857 heette de volgende onderwijswet in 1863 de Wet op het Middelbaar Onderwijs. De wetgeving voor het Hoger Onderwijs volgde in de jaren ’70, toen was de staatsman al overleden.

In de Wet op het Middelbaar Onderwijs werden schooltypen geregeld die wij daar ook vandaag verwachten aan te treffen. Zoals de tweejarige burgerschool die aansloot op het lager onderwijs en die voor werkende jongeren ook als avondschool zou worden aangeboden! Natuurlijk de beroemde HBS en de middelbare meisjesscholen (MMS). Maar ook de hogere landbouwschool en de polytechnische school in Delft werden in het middelbaar onderwijs geplaatst. Het gymnasium bleef er juist buiten, dat hoorde in de wetgeving voor hoger onderwijs een plek te krijgen.

Het onderscheid tussen klassiek, humanistisch, verdiepend onderwijs dat zich richt op het ware of goede aan de ene kant en het onderwijs in het nuttige, toepasbare en maatschappelijke aan de andere kant is eeuwenoud. Dat is niet hetzelfde als ‘academisch’ versus ‘beroepsgericht’, maar wie het binaire stelsel op wil blazen ziet de geschiedenis tegenover zich gesteld.

Erkenning voor elkaars dynamiek

Maar Thorbecke is dood en de puzzel niet af. De HBS ging toegang geven tot de universiteit, waar we ook de polytechnische school in Delft en de hogere landbouwschool in Wageningen toe leerden rekenen. Het gymnasium werd in de jaren ’70 van de 20e eeuw bijna afgeschaft maar nog net door de burgerij gered. Dertig jaar geleden werd het beroepsonderwijs dragend deel van het hoger onderwijsbestel en dat is waar mijn collega Bormans vorige week begon. Binariteit beweegt zegt Bormans en ik zeg het hem na.

Opiniebijdrage van Ron Bormans

Beweegt aan twee kanten. Dat de hogescholen, zoals Bormans zegt, zich puberaal snel ontwikkelden terwijl de universiteiten zich naar een midlife crisis toe bewogen is half onwaar. Ook de universiteiten waren stormachtig. Toen ik veertig jaar geleden aan de Rijksuniversiteit Groningen ging studeren was de instroom er kleiner dan die van de hogeschool Leiden vandaag. Onderzoek werd buiten het bèta/medische domein met aarzeling begroet, ideologie deed het beter. En in de vijf jaar dat ik er studeerde heb ik één keer buitenlandse studenten gezien, een groepje uit het nabij gelegen Oldenburg (Duitsland) dat een dagje uit was.

Onze universiteiten konden die stormachtige ontwikkeling doormaken omdat ze door de hogescholen deels uit de wind van de massificatie werden gehouden, het grootste deel van de studentengroei kwam daar terecht. Zoals het hbo soms de dynamiek van het wo over het hoofd ziet, zo onderschat het wo vaak hoeveel ze aan het hbo te danken heeft. Dat is nog steeds actueel. Ook de universiteiten hebben er belang bij dat de hogescholen zich ontwikkelen. Bormans heeft gelijk.

Maar niet met het promotierecht Het promotierecht is het individueel recht om iemand de doctorstitel te verlenen. Tot voor kort was dit recht voorbehouden aan hoogleraren, maar met de uitbreiding van het zogenaamde ius promovendi hebben ook andere gepromoveerden (UD's, UHD's) dit recht. Alhoewel lectoren en andere onderzoekers in het hbo ook promovendi begeleiden hebben zij vanuit de hogeschool geen promotierecht. voor hogescholen. In elk geval nog lang niet. Omdat universiteiten geen kunstonderwijs kennen moet er daar iets in het hbo gebeuren, anders mist die sector een ‘derde cyclus’. Maar overigens is het hbo aan dat promotierecht niet toe. Als voorzitter van de Open Universiteit durfde ik het wel aan om steunend op de Rector Magnificus, het College voor Promoties en de academische gemeenschap als geheel bestuurlijk verantwoordelijkheid te nemen voor de kwaliteit van de promoties. Maar bij mijn hogeschool in Leiden begin ik daar niet aan. We zijn daar in het hbo niet voor toegerust, de kwaliteitszorg van onderzoek kan dat nog niet dragen. Het zou wel helpen als universiteiten onze lectoren als promotor in hun gelederen op zouden nemen.

Spanning tussen het nationale en internationale

Thorbecke gaf vorm aan een nationaal onderwijsbestel. In andere landen gebeurde dat ook. De veel herhaalde waarneming dat onze invulling van binariteit buiten Nederland niet algemeen gangbaar is, vormt daarom ook niet persé een probleem maar is een kenmerk. Toch groeit de spanning tussen het nationale en het internationale.

Terwijl de internationalisering van universiteiten en hogescholen in dertig jaar stormachtig groeide bleef het denken erover achter. In mijn tijd van leven leerde ik achtereenvolgens dat internationalisering er is voor:

  • de ontwikkelingshulp en culturele betrekkingen;
  • het Europees en wereldburgerschap,
  • de kenniseconomie en het aantrekken van talent
  • de directe bijdrage die internationale studenten en alumni leveren aan de BV Nederland

Je zou hopen dat het hier een ontwikkeling in denken betreft, maar dat is niet zo. Het zijn losse puzzelstukjes gebleven die in de loop van de jaren op tafel zijn gelegd. Iedere keer dat het gebeurde werd het vorige stukje weggehaald. Hoe moeten we balans vinden tussen kwaliteit, solidariteit en profijt als we die onderwerpen niet in samenhang bezien? We vertrouwen op goede bedoelingen en omdat die wisselen houden we dat te lang vol.

Onbegrensd talent

Terug naar Thorbecke, voor de laatste keer. De wereld bestaat nog steeds uit nationale staten en de internationale orde – hoewel onder druk – is daarop gebaseerd. Een evenwichtige internationale samenwerking kan niet zonder een nationale overheid die duidelijk ordent en optreedt. Daaraan schort het.

Ik was heel lang geleden de eerste directeur Internationaal Beleid van OCW. We schreven brieven over ‘Onbegrensd Talent’ en we maakten ons tegelijk druk over het oprukkende Engels. Een doordachte visie op de plek van internationalisering in ons hoger onderwijs en in ons land hadden we nog niet. De universiteiten en hogescholen hadden daarvan geen last, die vonden dat de autonomie die ze in het binnenland hebben ook in het buitenland te gelde gemaakt kon worden. Voor internationalisering hadden zij de nationale overheid naar hun idee niet nodig.

Zo is het nog steeds, maar het werkt niet. De puzzelstukjes moeten naast elkaar op tafel. De internationale samenwerking naast de economische concurrentie. De ‘battle for brains’ naast de internationale solidariteit. Kwaliteit naast hulp. Wereldburgerschap naast Nederlanderschap. De rol van de nationale staat naast de autonomie van de universiteit en hogeschool. Dan zal blijken dat niet alle stukjes zomaar in elkaar passen. Maar we moeten die puzzel leggen.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK