Lerarenopleidingen verdeeld over rol onderzoekende houding

Nieuws | door Frans van Heest
30 januari 2019 | Wat houdt een onderzoekende houding bij de lerarenopleidingen precies in en hoe belangrijk is dat? De opvattingen daarover lopen nogal uiteen laat nieuw onderzoek zien.
Lerarenopleiding Scheikunde HvA foto: Bram Budel

Uit een gezamenlijk onderzoek van Windesheim, NHL Stenden, Hogeschool Utrecht, Driestar uit Gouda en Stichting HVO blijkt dat er niet een eenduidig beeld bestaat over wat een onderzoekende houding op de lerarenopleidingen in het hbo inhoudt. Op basis van groepsinterviews bij lerarenopleiders is er gekeken of er een gezamenlijke visie bestaat over praktijkgericht onderzoek. Gevraagd is welke beelden de opleiders hebben bij een onderzoekende houding en of er een gezamenlijke visie is in de opleiding over een onderzoekende houding en hoe die verbeterd zou kunnen worden.

Het onderzoek naar onderzoekende houding

Geen eenduidige visie

Uit de antwoorden blijkt dat de beelden nogal uiteenlopen, zo verwacht men dat studenten kritisch kunnen bevragen, nieuwsgierig zijn, een open houding hebben, verbanden kunnen leggen, gebruik kunnen maken van de literatuur en onderzoeksvaardigheden bezitten. De antwoorden die de bevraagde lerarenopleiders hebben gegeven zijn divers.

Eenduidige beelden of een gezamenlijke visie lijken te ontbreken. Ook worstelen opleiders met de vraag hoe je kunt beoordelen studenten deze houding aan het einde van hun studie hebben ontwikkeld. Opleiders vragen zich ook af of onderzoek doen aanstaande leraren helpt om een onderzoekende houding te ontwikkelen of het juist tegenwerkt.

Onderzoekende houding steeds belangrijker

Volgens de onderzoekers is een onderzoekende houding in de lerarenopleiding steeds belangrijker geworden. Sinds een aantal decennia staat het begrip onderzoekende houding in de belangstelling. Zowel in lerarenopleidingen als op scholen wordt belang gehecht aan een onderzoekende houding van leraren. Een leraar met een onderzoekende houding is ontwikkelingsgericht, samenwerkend en reflectief, bleek al uit eerder onderzoek, zo stellen de onderzoekers.

Daarmee is de docent een voorbeeld voor de ontwikkeling van leerlingen op de school die zich mede door onderzoekend leren moeten voorbereiden op de toekomst. Daarbij is een onderzoekende houding belangrijk om nieuwe praktijkkennis op te doen en de eigen praktijk en het eigen handelen te verbeteren.

Ook in de literatuur is er geen eenduidige opvatting over wat nu een onderzoekende houding is, zo stellen de onderzoekers. Duidelijk is dat het begrip onderzoekende houding geen eenduidig concept betreft. De meningen verschillen in hoeverre onderzoek kunnen doen, en het aanleren van onderzoeksvaardigheden, een onderdeel van een onderzoekende houding betreft, of dat voor het kunnen uitvoeren van onderzoek juist een onderzoekende houding nodig is.

Ook de beelden die lerarenopleiders zelf hierover hebben, zijn veelal onbekend ook in de literatuur. Vanuit het ontbreken van een eenduidig beeld in de literatuur is het mogelijk dat ook de beelden van opleider tot opleider verschillen, ook al werken zij bij dezelfde instelling. Een dergelijke situatie wordt niet als wenselijk gezien door de onderzoekers, aangezien zij gezamenlijk voor de taak staan deze onderzoekende houding te ontwikkelen bij hun studenten.

Gevaar voor slechte afstemming in de opleidingspraktijk

Het ontbreken van gezamenlijke beelden over de onderzoekende houding, de wijze waarop dat gestimuleerd kan worden en hoe dat getoetst wordt, kan resulteren in een variëteit van niet op elkaar afgestemde individuele opleidingspraktijken met de vraag of hiermee aanstaande leraren voldoende voorbereid en gestimuleerd worden in hun ontwikkeling van die onderzoekende houding.

Om meer zicht te krijgen op de beelden die lerarenopleiders hebben ten aanzien van een onderzoekende houding en de wijze waarop zij zeggen de ontwikkeling van deze houding bij hun studenten te stimuleren zijn groepsinterviews gehouden binnen de lerarenopleidingen van vier verschillende hogescholen waarin de auteurs ook zelf werkzaam waren.

Daarbij stonden de volgende drie onderzoeksvragen centraal: Wat verstaan lerarenopleiders binnen de vier betrokken hogescholen onder de onderzoekende houding van hun studenten?; Op welke wijze werken opleiders binnen de vier betrokken hogescholen met de studenten aan een onderzoekende houding?; In hoeverre noemen opleiders binnen de vier betrokken hogescholen verbeterpunten ten aanzien van deze werkwijzen?

Bij het onderzoek is zowel naar de pabo gekeken als naar de lerarenopleidingen voor het voortgezet onderwijs. In totaal hebben 28 lerarenopleiders deelgenomen aan het onderzoek. Het gemiddeld aantal jaren werkervaring van de respondenten lag tussen de 12 en 13 jaar. Er zijn in totaal zes groepsgesprekken gevoerd.

Kritisch bevragen belangrijkste onderdeel onderzoekende houding

Uit de resultaten blijkt dat het ‘kritisch kunnen bevragen’ het meeste werd genoemd. De meeste opleiders benadrukten dat het gaat om het willen en kunnen doorvragen. Naast het kritisch bevragen werd er bij de interviews ook veel gesproken over het kunnen leggen van verbanden als het gaat om een onderzoekende houding. Daarbij werd er vooral gewezen op het toepassen van de literatuur in de beroepspraktijk als leraar.

In vier van de zes groepsgesprekken kwam ook naar voren dat het ‘nieuwsgierig zijn en een open blik hebben’ belangrijke onderdelen zijn van een onderzoekende houding. Waar kritisch kunnen bevragen meer met doorvragen te maken heeft, benadrukken opleiders dat een open blik enerzijds meer gericht is op het kunnen bedenken hoe een toekomstige situatie zou kunnen zijn, anderzijds meer gericht is op het kunnen bedenken hoe een toekomstige situatie zou kunnen zijn.

Hieruit blijkt dat opleiders met name van mening zijn dat een onderzoekende houding gekenmerkt wordt door het kunnen kritisch bevragen en verbanden kunnen leggen tussen bijvoorbeeld wat ze zelf zien en wat ze lezen. Ook een systematische aanpak en nieuwsgierigheid wordt door een aantal groepen als kenmerk van een onderzoekend houding gezien. Echter deze beelden blijken niet altijd op opleidingsniveau gedeeld.

Ambivalente houding ten aanzien van rol onderzoek

Uit het onderzoek blijk dat de beelden van opleiders over de onderzoekende houding in ieder geval voor een deel overeenkomen met wat in de literatuur wordt beschreven. Het belang van het kritisch kunnen bevragen en het systematisch kunnen werken zijn daarvan voorbeelden.

Over de plaats die het uitvoeren van onderzoek inneemt bij het stimuleren van de onderzoekende houding, is men ambivalent. Aan de ene kant wijzen opleiders er op dat hierdoor het systematisch werken concreet kan worden gemaakt voor studenten. Ook heeft onderzoek doen een belangrijke toegevoegde waarde omdat dit de student de mogelijkheid geeft de eigen interpretaties te kunnen corrigeren.

Anderzijds wordt gewezen op het gevaar dat onderzoek doen juist de creativiteit beperkt en het risico met zich meebrengt de ontwikkeling van de onderzoekende houding bij studenten te belemmeren. Sommige opleiders stellen zich dan ook de vraag of een separate leerlijn ‘onderzoek’ wel effectief is om een onderzoekende houding te ontwikkelen bij studenten.

In ieder geval is de vorm en plek van onderzoek in de lerarenopleidingen nog onderwerp van discussie. Een discussie die naar de mening van de onderzoekers zowel binnen de opleidingen moet plaats vinden als tussen de opleidingen en waarbij het uitwisselen van ervaringen de discussie zouden moeten voeden.

Het gegeven dat een gedeelde visie over de onderzoekende houding veelal lijkt te ontbreken binnen de onderzochte opleidingen, maakt het ook moeilijk om met collega’s overeen te komen wat nu precies ontwikkeld kan en moet worden in de opleiding en wat niet. Ditzelfde geldt voor het beoordelen of studenten een onderzoekende houding aan het einde van hun opleiding hebben ontwikkeld.

Concluderend stellen de hogeschool-onderzoekers dat ten aanzien van de beelden die opleiders hebben bij een onderzoekende houding het niet eenvoudig is om eenduidig antwoord te geven. Wel wordt duidelijk dat het samen met collega’s nadenken over de onderzoekende houding, over hoe je de ontwikkeling ervan stimuleert en ‘beoordeelt’, een aandachtspunt is dat voor veel lerarenopleiders.

Willen de lerarenopleidingen een stap verder komen in de kennisontwikkeling over hoe aanstaande leraren ondersteund kunnen worden in de ontwikkeling van een onderzoekende houding, dan zal in en tussen instellingen deze discussie gevoerd moeten worden.

Daarbij zijn vragen zoals: Welke relatie willen wij leggen tussen onderzoek doen en de onderzoekende houding?, Is het stimuleren van de onderzoekende houding een zaak van afzonderlijke opleiders of een afzonderlijke lijn in het curriculum, of kunnen we die houding op een andere wijze effectiever stimuleren? Of over welke zaken zijn wij het eens dat die een onderdeel zijn van de onderzoekende houding en op welke wijze kunnen we onze studenten de kans geven die te ontwikkelen? zijn daarbij wellicht richtinggevend. Zo vragen de onderzoekers zich af in de publicatie.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK