“Formatief handelen is ook een kwestie van vertrouwen”

Interview | door Sicco de Knecht
12 februari 2019 | Examinering staat niet gelijk aan 'tentamens', maar dat is een mindset waar veel docenten nog wel aan moeten wennen. “Het is anders, en het is nieuw. Voor iedereen.” Onderwijskundig adviseur Judith Revet (Inholland) zet zich in om, voorbij de basiskwalificatie examineren, de toetsrevolutie aan de man te brengen.
Foto: Inholland Beelbank

Hogescholen zijn druk bezig met het onderwerp toetsing en examinering. Zo heeft Inholland zich ten doel gesteld dat 90% van de docenten in 2022 de Basiskwalificatie Didactische Bekwaamheid behaald moet hebben Specifiek gaat het om alle docenten vanaf schaal 10 die een aanstelling van 0.3 fte of meer hebben. . De Basiskwalificatie Examinering (BKE) is daar onderdeel van en Judith Revet is inhoudelijk coördinator van de BKE- en SKE-trajecten bij Inholland. “Het zijn heel erg veel mensen die deze kwalificatie moeten halen maar we proberen rekening te houden met de bekwaamheden die docenten al hebben.”

Tegelijkertijd gaat er een ware toetsrevolutie door het Nederlandse hoger onderwijs. Die revolutie staat voor dat het nog vaak gebruikelijke zwaartepunt van summatieve toetsing bij opleidingen moet worden bevraagd of zelfs verlaten. “Dat zijn nieuwe inzichten en het is een richting waarvan veel docenten ook wel voelen dat we die kant op moeten.”

Het einde van formatief ‘toetsen’

Waar een revolutie vaak de connotatie heeft dat de ‘jongere generatie’ als vanzelfsprekend voor is, gaat deze vlieger niet op bij toetsing. “Zowel docenten die al jaren meedraaien als die net beginnen hebben in de regel een opleiding genoten waarin toetsing nog vaak met tentamens ging.” Formatief handelen ligt dus niet in de ervaring en voelt minder intuïtief. “Het is anders, en het is nieuw. Voor iedereen.”

Een feedbackcultuur vormgeven

“We zijn nu heel erg gewend om te toetsen vanuit modules,” vertelt Revet. “Maar bij een formatieve aanpak moet je meer vanuit leeruitkomsten denken.” Waar nu nog vaak vanuit een blok met bijbehorend tentamen en of presentatie wordt gedacht, vergt een toetsprogramma gebaseerd op leeruitkomsten een meer overkoepelende blik. “De toets met een ‘beslisfunctie’ zou wat minder vaak moeten voorkomen, en er moet een feedbackcultuur ontstaan.”

Het is dan ook een forse stap die docenten moeten zetten. Want waar cijfers traditioneel houvast geven aan de student, is het voor de docent net zo goed een vorm van zekerheid en borging. “Maar het is niet zo dat het weglaten van een cijfer betekent dat je geen borging meer hebt. Het is niet zo dat je dan ineens geen ‘bewijs’ meer zou hebben dat studenten voldoende of goed hebben gepresteerd.”

“Wel is het zo dat je op een andere manier moet verantwoorden hoe je tot een valide oordeel bent gekomen.” Revet legt uit dat zo’n verantwoording een portfolio of een aantal gemaakte – maar dus niet per se ‘behaalde’ – assessments kan zijn. Wat dat betreft heeft de toetsrevolutie zijn tijd mee denkt ze. “Je kunt tegenwoordig zo veel met allerlei digitale systemen om zo’n portfolio op te bouwen en bij te houden. Ook kun je juist heel goede interactie teweeg brengen tussen student en docent met digitale hulpmiddelen.”

“Het is ook een kwestie van vertrouwen. Studenten mogen ook fouten kunnen maken en daarvan leren. Een onvoldoende voor een toets betekent nu automatisch herkansen. Maar dit wordt niet altijd benut als een leermoment.” Dat betekent niet dat je niet moet monitoren of feedback moet geven volgens Revet. “Integendeel, maar je doet dat op een andere manier. Niet met een cijfer, wat nauwelijks feedback te noemen is, maar door in gesprek te gaan en studenten te laten reflecteren.”

Aansluiting bij de beroepspraktijk

Volgens Revet is het wel degelijk intuïtief aan te voelen dat het beoordelen van een complexe vaardigheden zich juist helemaal niet lenen voor een enkele cijfermatige beoordeling. “Denk aan een vaardigheid als samenwerken of communiceren. Dat zijn vaardigheid die op enigerlei wijze altijd wel voorkomen in de competentieprofielen van opleidingen. Dat zijn vaardigheden met heel veel dimensies, die kun je niet met een enkel toetsmoment afvinken.”

Volgens Revet sluit deze aanpak dan ook heel goed aan op het onderwijs op hogescholen. “In het hbo hebben eigenlijk de meeste opleidingen wel een beroepsprofiel. Uiteraard zijn er verschillen tussen opleidingen met een duidelijk beroep zoals verpleegkunde en de lerarenopleiding, en opleidingen met diffusere beroepsprofielen zoals sportkunde of opleidingen in het creatieve domein. Maar elke opleiding heeft een set leerdoelen die afgestemd zijn op de praktijk.” Die praktijk is er een waar vaardigheden niet in enkele toetsbare momenten voorkomen waardoor de huidige manier van toetsen lang niet altijd goed aansluit bij de beroepspraktijk.

Aantal ‘eindpunten’ drastisch naar beneden

Het ideaalbeeld van hoe een opleiding eruit moet zien als er een perfecte formatieve cultuur is, wordt door voorstanders als Dominique Sluijsmans (Hogeschool Zuyd) gezien als een opleiding waar nagenoeg geen summatieve toetsing meer in voorkomt. Gevraagd of dit een reëel eindpunt is, antwoordt Revet positief sceptisch. “Specifiek vanuit het hbo gezien is dat denk ik misschien het ideale eindpunt maar het is nog niet realistisch. Je moet rekening houden met de populatie studenten en met de overgang vanaf de middelbare school.”

De toetsrevolutie is klaar als we geen examens meer hebben

“Zeker in de eerste twee jaar moet je wel iets meer sturen en ook praktisch zou zoiets bijvoorbeeld niet stroken met een bindend studieadvies.” Verder in de opleiding ziet Revet wel degelijk kansen om in het aantal ‘eindpunten’ drastisch naar beneden te brengen. “Daar moet je echt denken aan het werken met blokken van een half jaar tot zelf een jaar.”

Onder de streep niet meer werk

Het toetslandschap is in zijn geheel al een aantal jaren in beweging. Sinds de invoering van wetsartikelen die meer taken bij de examencommissie belegden en deze ook qua bezetting hebben verzwaard is er überhaupt meer aandacht voor toetsing gekomen. Daar is niet altijd iedereen blij mee. Docenten geven vaker aan dat het maken van toetsmatrijzen, het heen en weer sturen van versies van tentamens en de discussies met studenten achteraf monsterlijke hoeveelheden tijd opnemen. Dat alles draagt bij aan de weerstand tegen alles dat met ‘toetsing’ verband houdt.

Geen vreemde reactie vindt Revet. Ze is er dan ook bijzonder beducht op in de BKE-trajecten waar ze de inhoudelijke coördinatie over heeft. “Maar let wel, dit zijn zeer specifiek eisen die verband houden met summatieve toetsing. Omdat daar alle verantwoording hangt op dat ene beslismoment moet je dat ook bijzonder goed borgen.”

De vraag is wel of een formatieve aanpak niet nog veel meer werk oplevert voor de docent. “In het begin wel want docenten moeten leren om meer formatief te handelen en dat is in essentie een didactische vaardigheid.” Maar Revet durft te betwijfelen of het uiteindelijke resultaat meer werk betekent. “Minder summatieve toetsing, met alle processen die daarbij horen, betekent dat er meer tijd vrijkomt voor het onderwijs.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK