Plan S: Zijn de zorgen terecht?

Opinie | door Olmo van den Akker
14 februari 2019 | Promovendus Olmo van den Akker (Tilburg University) vindt de bezwaren tegen Plan S ongegrond of overkomelijk. "Ik denk dat Plan S op dit moment de meest efficiënte weg vooruit is."

Sinds cOAlitie S op 4 september 2018 het ambitieuze Plan S bekend maakte is er veel gediscussieerd over de inhoud en de mogelijke gevolgen van het plan. Toen eind november de richtlijnen voor de implementatie van het plan verschenen werden er een aantal dingen duidelijk, maar werd vooral ook duidelijk dat er nog heel veel ónduidelijk is. Dat bleek ook op donderdag 31 januari toen NWO en ZonMw een consultatiebijeenkomst organiseerden over de implementatie van Plan S. Op deze bijeenkomst spraken vertegenwoordigers van NWO, ZonMw, de KNAW, de VSNU, universiteitsbibliotheken, scholarly societies, en jonge wetenschappers, en werd er plenair gediscussieerd aan de hand van een aantal vooraf bedachte stellingen.

De Engelse versie van dit artikel

Omdat de voertaal Nederlands was waren er helaas weinig internationale afgevaardigden en ook de jonge onderzoekers waren niet sterk vertegenwoordigd. Ik schrijf dit stuk om ook voor deze groepen overzichtelijk te maken wat er speelt rondom Plan S. Ik zal mijn gedachten over Plan S bespreken aan de hand van vier thema’s die tijdens de bijeenkomst regelmatig terugkwamen: jonge onderzoekers, minderbedeelde onderzoekers, scholarly societies, en academische vrijheid.

De gevolgen van Plan S voor jonge onderzoekers

Vanwege de grote baanonzekerheid in de vroeg fase van wetenschappelijke carrières kan Plan S slecht uitpakken voor jonge onderzoekers. Plan S omvat momenteel 14 nationale onderzoekfondsen (inclusief India dat op 12 januari aankondigde mee te doen) en heeft de steun van grote private fondsen als Wellcome Trust en de Bill & Melinda Gates Foundation. Al deze fondsen samen omvatten niet meer dan 15% van het totale onderzoeksgeld in de wereld.

Dit relatief kleine marktaandeel zou jonge onderzoekers die afhankelijk zijn van Plan S fondsen kunnen benadelen omdat ze vanaf de invoering van het plan niet meer kunnen publiceren in bepaalde prestigieuze tijdschriften. Als onderzoekers uit andere gebieden zulke publicaties wel op hun CV kunnen zetten hebben zij allicht een voordeel op de academische arbeidsmarkt. Dit oneerlijke voordeel zou pas verdwijnen wanneer het merendeel van de wetenschappers in de wereld zich moet houden aan Plan S of vergelijkbare initiatieven.

Een cruciale aanname bij dit argument is het voortbestaan van het prestigemodel van wetenschappelijke tijdschriften. Echter, in Plan S wordt specifiek de ambitie uitgesproken dat onderzoekers op een andere manieren geëvalueerd moeten worden dan via het aantal publicaties in gerenommeerde tijdschriften. In plaats daarvan moet worden gekeken naar de kwaliteit van het wetenschappelijke werk zelf. Dit punt wordt uitgebreid gemaakt in de San Francisco Declaration on Research Assessment (DORA).

Het feit dat DORA inmiddels al door meer dan 1.000 wetenschapsorganisaties en meer dan 13.500 individuen wereldwijd is ondertekend laat zien dat de wetenschappelijke wereld inderdaad af wil van klassieke kwaliteitsindicatoren als de impact factor en de h-index en toe wil naar een nieuw vorm van onderzoekevaluatie. Eén manier om onderzoekers te evalueren is door te kijken in hoeverre hun onderzoek open en reproduceerbaar is. Aangezien Plan S sterk aanstuurt op ‘open science’ zou Plan S zelfs voordelig kunnen uitpakken voor jonge onderzoekers. Hierbij moet wel worden aangemerkt dat cOAlitie S een proactieve rol moet spelen in deze cultuuromslag. Het feit dat zo veel mensen DORA hebben getekend wil namelijk nog niet zeggen dat ze er ook naar handelen.

De gevolgen van Plan S voor minderbedeelde onderzoekers

Vanwege Plan S wordt verwacht dat veel tijdschriften die op dit moment een gesloten abonnementsmodel hebben zullen omschakelen naar een auteur-betaalt model waarbij de auteur zogeheten article processing charges (APC’s) betaalt om zijn of haar werk open access te publiceren. Veel deelnemers aan de consultatiebijeenkomst uitten hun vrees dat dit APC model zal worden misbruikt door tijdschriften en uitgevers om hun APC’s te verhogen. Als wetenschappers immers allemaal open access moeten publiceren zullen ze die de hogere APC’s wel moeten betalen. Voor minderbedeelde onderzoekers (bijvoorbeeld van kleine instituten of uit ontwikkelingslanden) zijn die hogere APC’s misschien niet betaalbaar en er is dus de mogelijkheid dat ze worden uitgesloten van wetenschapsbeoefening. Tegen dit scenario is echter een aantal argumenten in te brengen.

Ten eerste stelt Plan S de voorwaarde dat tijdschriften hun APC’s redelijk en transparant moeten maken. Mocht deze voorwaarde worden nagekomen zullen de APC’s van tijdschriften eerder omlaag dan omhoog gaan. Er zijn namelijk genoeg open access tijdschriften die geen of hele lage APC’s hanteren. Ook een white paper van het Max Planck Gesellschaft toont aan dat een open access systeem met APC’s veel minder kosten met zich mee zou brengen dan het huidige systeem. Wel is het van belang dat cOAlitie S er streng op toeziet dat APC’s daadwerkelijk redelijk en transparant blijven. Commerciële uitgevers hebben veel macht en zullen ongetwijfeld proberen hun APC’s kunstmatig te verhogen. cOAlitie S heeft al aangekondigd dat er een database komt, gebaseerd op de Directory of Open Access Journals (DOAJ), waarin de tijdschriften komen te staan die voldoen aan de eisen van Plan S en waarin dus gepubliceerd mag worden. Hopelijk is de noodzaak om op die lijst te komen overtuigend genoeg voor tijdschriften om hun APC’s betaalbaar te maken.

Ten tweede werd het tijdens de consultatiebijeenkomst duidelijk dat er vanuit de onderzoekfondsen een potje gaat komen waaruit APC’s worden betaald. Dit geld wordt beschikbaar voor zowel de onderzoekers die een fonds hebben ontvangen als onderzoekers die geen fonds hebben ontvangen maar redelijkerwijs niet in staat zijn APC’s te betalen. cOAlitie S moet nog specificeren hoe dit precies gefinancierd gaat worden, maar het is in ieder geval duidelijk dat individuele onderzoekers niet zelf voor de kosten van open access publicaties hoeven op te draaien.

De gevolgen van Plan S voor scholarly societies

Net zoals andere tijdschriften zullen ook de tijdschriften van scholarly societies moeten overstappen van een abonnementsmodel naar een auteur-betaalt model. Vertegenwoordigers van die scholarly societies zijn bang dat deze transitie hun einde zal betekenen. Societies zouden namelijk veel moeten investeren om hun tijdschriften open access te maken. Om te voldoen aan de eisen in Plan S moeten tijdschriften bijvoorbeeld hun artikelen volledig leesbaar maken voor machines door ze om te zetten naar het JATS XML format. Daarnaast moeten ze een Application Programming Interface (API) creëren. Het opzetten van zo’n digitale infrastructuur kost geld en kan problematisch worden omdat societies vanaf 1 januari 2020 niet meer kunnen teren op hun abonnementsgelden.

Het is daarom van belang dat cOAlitie S ook hier een proactieve rol speelt en per society bekijkt hoe ze de transitie zo soepel mogelijk kunnen maken. Als startpunt zou cOAlitie S kunnen kijken naar de resultaten van een studie van onder andere Wellcome Trust die gaat onderzoeken hoe scholarly societies zo efficiënt mogelijk om kunnen schakelen naar een verdienmodel dat tegemoet komt aan de eisen in Plan S. Een mogelijkheid is dat cOAlitie (een deel van) de transitiekosten van de tijdschriften subsidieert en hen begeleidt met het vormgeven van de benodigde digitale infrastructuur.

De gevolgen van Plan S voor academische vrijheid

Een punt dat al lange tijd wordt gemaakt is dat Plan S inbreuk doet op de vrijheid die wetenschappers hebben om zelf te bepalen wat en hoe ze bepaalde fenomenen onderzoeken en hoe ze hun onderzoeksresultaten naar buiten brengen. Deze academische vrijheid wordt gewaarborgd vanuit overheden en wetenschappelijke instituten zodat onderzoekers niet bang hoeven te zijn voor censuur of andere negatieve gevolgen van hun werk. Op deze manier kunnen zij zich focussen op onderzoek zonder te worden beïnvloed door externe partijen. Als Plan S in werking treedt kunnen wetenschappers niet meer publiceren in tijdschriften die niet voldoen aan de eisen in het plan, hetgeen de academische vrijheid zou beperken.

Als je geen open access wilt, zeg dat dan gewoon hardop

Het is echter de vraag in hoeverre onderzoekers momenteel wel de vrijheid hebben om te kiezen waar en hoe ze hun onderzoek publiceren. Onderzoekers zijn namelijk veelal overgeleverd aan de grillen van wetenschappelijke tijdschriften. Ze moeten zich houden aan bepaalde woordlimieten en een specifieke opmaak, en moeten vrijwel altijd het copyright van hun eigen werk opgeven aan commerciële uitgevers. Bovendien worden ze, om carrière te maken, eigenlijk gedwongen om in prestigieuze tijdschriften te publiceren. Een beroep op academische vrijheid als weerwoord op Plan S is daarom niet overtuigend, zeker niet omdat Plan S verder geen enkele restrictie legt op wat en hoe onderzoekers onderzoeken.

Daarnaast is er een meer principieel punt in te brengen tegen het argument dat Plan S academische vrijheid schaadt. Het is namelijk belangrijk om in te zien dat academische vrijheid onderdeel is van een quid pro quo. Onderzoekers krijgen vrijheid en onderzoeksgeld van de samenleving, maar daar staat tegenover dat ze de belangen van de samenleving dienen mee te nemen in hun beslissingen. Publiceren in een prestigieus, maar ‘gesloten’ tijdschrift past niet binnen dit quid pro quo principe. Momenteel hebben veel wetenschappers toegang tot deze gesloten tijdschriften omdat universiteitsbibliotheken abonnementsgeld betalen aan de uitgevers van de tijdschriften. Maar niet alle wetenschappers kunnen gebruik maken van dit soort abonnementen, omdat hun organisatie zulke abonnementen niet kan betalen of omdat de onderhandelingen over het abonnementsgeld vast zijn gelopen.

Deze beperkte toegankelijkheid van onderzoeksresultaten leidt tot een vertraging van de wetenschappelijke vooruitgang. Dat is op zichzelf een probleem, maar kan grotere gevolgen hebben in het geval van onderzoek naar bijvoorbeeld klimaatverandering of besmettelijke ziektes. Daarnaast is het abonnementsgeld dat uitgevers vragen erg hoog. Zo betaalde Nederland in 2018 meer dan 12 miljoen euro aan één van de wetenschappelijke uitgevers, Elsevier. Een groot deel van dat geld gaat naar de winsten van zulke bedrijven en wordt dus niet opnieuw geïnvesteerd in de wetenschap. Uiteraard valt ook dit niet binnen het quid pro quo principe.

Conclusie

Na de oproep van cOAlitie S om feedback te geven op Plan S kwam er een tsunami op gang aan commentaar en ideeën. Er werden zelfs alternatieve plannen opgesteld met namen als Plan U en Plan T, die vaak nog radicaler waren dan Plan S zelf. Alhoewel dit soort initiatieven prijzenswaardig zijn is het moeilijk om een nieuwe infrastructuur voor wetenschapscommunicatie op te zetten zonder een groot budget en de steun van een kritieke massa. cOAlitie S heeft een groot budget en krijg steeds meer draagvlak binnen de wetenschapsgemeenschap.

Daarom denk ik dat Plan S op dit moment de meest efficiënte weg vooruit is, zeker ook omdat de belangrijkste argumenten tegen het plan overkomelijk zijn. Ikzelf heb er in elk geval vertrouwen in dat cOAlitie S de praktische bezwaren tegen Plan S weet weg te nemen en de verantwoordelijkheid neemt die bij dit ambitieuze initiatief hoort. Laten we daar als gemeenschap op vertrouwen en achter cOAlitie S gaan staan op weg naar een open wetenschap.

Olmo van den Akker :  PhD-student Tilburg University

Olmo van den Akker is een PhD-student in de meta-research onderzoeksgroep op Tilburg University. Hij onderzoekt hoe wetenschappers onderzoeksresultaten interpreteren en wat de effectiviteit is van het preregistreren van wetenschappelijk onderzoek.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK