Soms moet je denken: ‘screw your peers’

Interview | door Sicco de Knecht
22 februari 2019 | "We moeten sneller, en we moeten anders." Lector Cyrille Krul (Hogeschool Utrecht) is op vele manieren betrokken bij de transitie richting proefdiervrije innovaties. De rol die ze daarbij voor zichzelf ziet ligt in het verbinden van publieke en private partijen. Die processen zijn niet altijd makkelijk “ik vind het ook wel goed als het soms een beetje schuurt.”

In 2025 moet Nederland voorloper zijn in de transitie naar proefdiervrije innovatie (TPI), en daar is een bijzonder groot aantal partijen bij betrokken. In deze zogenaamde TPI komen bedrijven, instellingen en overheden bij elkaar in vernieuwingsnetwerken om kennis en inzichten met elkaar te delen.

Ministerie wil minder hard dan wetenschap bij dierproeven

Cyrille Krul (Hogeschool Utrecht) werkte in het verleden bij TNO en leidt nu samen met Raymond Pieters het lectoraat Innovative Testing in Life Sciences and Chemistry. Daarin werken zij samen met publieke en private partijen om te komen tot proefdiervrije innovaties. Tevens is ze vice-voorzitter van de programmacommissie ‘Meer kennis met minder dieren’ van ZonMw.

Evolutionair en revolutionair

Krul gelooft in samenwerking, ook als dat soms wat minder gezellig kan zijn. “We moeten sneller en we moeten anders”, het lijkt haar motto te zijn in de verschillende werelden waarin ze actief is. Ze onderscheidt daarin twee verschillende routes als ze haar bijdrage in verschillende rollen duidt: de evolutionaire en de revolutionaire route.

“In de klassieke zin ligt er vanuit ZonMw, een onderzoeksfinancier, een mooie route om goede projecten uit te schrijven die helpen bij de transitie richting proefdiervrije innovaties.” Krul noemt dat de evolutionaire route, waarin stapsgewijs gewerkt wordt naar het verbeteren, vervangen, verminderen en verfijnen van dierproeven. “De meer revolutionaire kant is het werk dat ik in de vernieuwingsnetwerken doe.” Binnen dat netwerk werkt Krul samen met bedrijven, min of meer ‘buiten’ het gebruikelijke systeem om, om innovatieve projecten te versnellen.

“In het vernieuwingsnetwerk proberen we bedrijven die een concept hebben dat bij kan dragen in die transitie in contact te brengen met partijen die met hen de volgende stap kunnen zetten.” Dat kan zijn van een vaag idee dat naar de markt gebracht moet worden, tot een lopend concept dat toe is aan schaalvergroting. “Als transitiedeskundige ga ik dan bijvoorbeeld op zoek naar kwesties waar zij tegenaan lopen, om dat vervolgens op een wat groter of generiek niveau met hen op te pakken.”

Werken vanuit wat er al is

Een voorbeeld van een innovatief project is de Virtuele Mens. Dit is een project waarin getracht wordt de kennis van de werking van menselijk lichaam te vatten in een computermodel, een platform waar data van orgaansystemen virtueel aan elkaar te verbinden. “Het doel is dat je uiteindelijk verschillende blootstelling scenario’s kunt nabootsen in de computer. Je kunt dan bepaalde stoffen virtueel testen met als uiteindelijk doel dat regelgevers via deze wijze kunnen bepalen of een bepaalde stof veilig gebruikt kan worden.”

Opmerkelijk aan dit project is dat het eigenlijk niet zozeer een vervanging is van een dierproef, maar eerder een geheel nieuwe aanpak. “Je kunt dit niet allemaal in dieren doen, omdat die resultaten niet relevant zijn voor de mens. En dat moet je ook niet willen omdat je daar eindeloos veel proeven voor zou moeten doen.” Een bijkomend voordeel is dat je ook niet eindeloos op zoek bent naar het beste model voor de mens, maar dat je goed werkende bestaande modellen voor deelprocessen in de darm, lever en bijvoorbeeld hart aan elkaar kunt koppelen.

Curriculum op drift

Alhoewel op Hogeschool Utrecht zelf geen dierproeven worden gedaan, is er wel een opleiding voor studenten om zich de bekwaamheid proefdierkunde eigen te maken. Afgestudeerden werken samen met de dierverzorgers en de wetenschappers die het experiment bedenken. “Professionals zoals laboranten die in het midden van de praktijk staan.”

Het lectoraat van Krul is daar dan ook dicht betrokken bij het curriculum. Met het oog op de toekomst: “Dat betekent dat we nadenken over het soort mensen dat wij opleiden. Zij kunnen een belangrijke rol hebben in die transitie. Zij komen namelijk heel vaak in de onderzoekslaboratoria terecht bij bedrijven of instellingen. Als zij goed op de hoogte zijn van alternatieve mogelijkheden dan kunnen ze de juiste kritische vragen stellen.”

Dit heeft er onder andere toe geleid dat een aantal disciplines, van microbiologie tot zoölogie, meer naar elkaar toe zijn gegroeid in het curriculum. “De vraag die steeds centraler komt te staan is hoe kennis van fysiologie uit verschillende organismes zich vertaalt naar de mens. Daar willen we hen in trainen, want ze zullen ongetwijfeld in aanraking komen met organs on a chip, of stamceltechnieken. Is het niet in hun stage op bijvoorbeeld het Hubrecht Instituut, dan is het wel in hun eerste baan.”

Benaderen als keten

“We moeten onze studenten de kennis en vaardigheden meegeven die hen in staat stellen mee te kunnen veranderen en groeien in hun beroep.” Het is volgens Krul nog geen tijd om proefdieren in zijn geheel uit de curricula te schrappen. Er zal zeker nog enige tijd behoefte zijn aan de kennis en vaardigheden. “Als je al in die richting denkt dan heb je het over studenten die over vijf tot tien jaar beginnen met hun opleiding, en zelfs dan nog zal het gebruik van proefdieren niet geheel uit de praktijk verdwenen zijn.”

Een ander aspect waar Krul op wijst is dat proefdiergebruik een typisch onderwerp is dat de verschillende onderdelen van de onderwijsketen verbindt. “Mensen binnen deze keten zijn mobiel. Ze komen bijvoorbeeld binnen als dierverzorger, een mbo-opleiding, en groeien in hun carrière door tot hbo-laborant of gaan een master doen.” Ook zijn er voorbeelden te over van academisch onderzoekers die na hun promotie terechtkomen in het bedrijfsleven. “Ik geloof dat je dit dus ook in de keten moet benaderen, en verschillende groepen bij elkaar moet brengen.”

In samenwerking met bedrijfsleven

Want alhoewel het misschien wel het cliché van de eenentwintigste eeuw lijkt te gaan worden, is het onderhouden van netwerken de belangrijkste kracht. “Je hebt perspectieven nodig van iedereen, van proefdierdeskundigen tot patiëntdeskundigen. Van mensen die dagelijks met dieren werken, tot experts op het gebied van kunstmatige intelligentie.”

Het lectoraat van Krul start nieuwe projecten dan ook bij voorkeur in samenwerking met het bedrijfsleven. “We willen onderzoek doen dat direct toepassing heeft in de praktijk. We hebben denk ik een goed netwerk in de praktijk en dat heeft een enorme meerwaarde.” Ondertussen houdt het lectoraat ook het contact met de academie levendig. “We moeten hen kunnen vertellen wat er in de toekomst nodig is in de industrie.”

“Als mensen hier op bezoek komen dan krijgen we altijd terug hoe gaaf ze het vinden dat wij die link met de academie hebben én met het bedrijfsleven.” De leden van het lectoraat hebben om die reden, en het feit dat ze studenten op leiden, heel bewust gekozen om op deze plek te werken.

“Waar dat ook op neer kan komen is dat wij studies doen die voor de academie niet direct interessant zijn om uit te voeren, maar voor het bedrijfsleven wel heel relevant!” Krul heeft het dan bijvoorbeeld over validatiestudies waarin de reproduceerbaarheid van een bepaalde methode gecontroleerd moet worden.

Het mag best even schuren

In de vernieuwingsnetwerken waar Krul actief is probeert zij versnelling te maken, juist door partijen die elkaar vaak niet goed kennen samen te brengen in heel concrete projecten. Het project Vital Tissue is daar ook een voorbeeld van. “Het gebruik van humaan weefsel in pre-klinische experimenten is ontzettend belangrijk, dat erkent iedereen. Maar dan moet je er ook voor zorgen dat onderzoekers daar aan kunnen komen.”

Momenteel is het zo dat wanneer een onderzoeker niet werkzaam is op een academisch ziekenhuis, het nagenoeg onmogelijk is om aan (vers) menselijk weefsel te komen. “Elke andere onderzoeker dan in een UMC, bijvoorbeeld bij TNO of een bedrijf, kan daar niet bij. Als het zo beperkt blijft tot specifieke groepen gaat er nooit een revolutie komen.”

De gedachte achter het Vital Tissue project is dan ook om een infrastructuur op te zetten, in samenwerking met vele partners, om het delen en het gebruik mogelijk te maken. “Dat is niet altijd makkelijk, maar ik vind het ook wel goed als het soms een beetje schuurt.” Een positief aspect van het werken in een netwerk is volgens Krul dat je kennis maakt met andere visies, en voorzien van nieuwe argumenten met je eigen peers in gesprek kunt.

“We zitten soms vast in gemeenschappen of systemen waar je elkaar een beetje in de tang houdt.” Volgens Krul is die koudwatervrees niet vreemd omdat verandering, hoe noodzakelijk ook, altijd wel ergens pijn doet. “Is het niet bij de onderzoeker wiens onderzoekslijn minder relevant wordt, dan is het wel dat er minder orders bij de proefdierleverancier binnenkomen of dat de regelgever weer aanpassingen moet doorvoeren.” Het gevolg is terughoudendheid om te veranderen. “De bal blijft dan in het midden liggen.”

Wat dierproeven betreft zijn wetenschappers oerconservatief

Toch is deze lector optimistisch ongeduldig, want het is mogelijk om deze patstelling te doorbreken. “Ik denk dat je moet beginnen bij jezelf en je moet bedenken wat jouw passie is en wat jij wil veranderen in de wereld. Als je je alleen maar richt op je peers dan ben je niet geneigd om te veranderen. Dus soms moet je ook denken: ‘Screw your peers’. Denk erover na voor wie je het doet: de burgers, de patiënten en de praktijk, en die hebben goede oplossingen nodig.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK