Binaire stelsels zijn eerder regel dan uitzondering

Nieuws | door Sicco de Knecht
28 maart 2019 | Op de vijfde nationale bijeenkomst van het Landelijk Netwerk voor Professionele Masters, georganiseerd in samenwerking met de Vereniging Hogescholen staat de vraag centraal welke rol het (praktijkgericht) onderzoek moet spelen in het masteronderwijs. Op de bijeenkomst op de Haagse Hogeschool staan het binaire stelsel en de opleidingstoets doelmatigheid in de schijnwerpers op het centrale podium.
Jeroen Huisman – Foto: De Haagse Hogeschool

De Gentse onderzoeker Jeroen Huisman (Center for Higher Education and Governance) is uitgenodigd voor een keynote om zijn visie te geven op onderzoek op hogescholen en professionele masters. Al vroeg in zijn bijdrage blijkt dat hem toch eerst iets anders van het hart moet. “Deze onderwerpen kun je eigenlijk niet bespreken zonder het eerst over het binaire stelsel te hebben.”

Het feit dat de discussie over het binaire stelsel weer is opgelaaid verbaast Huisman geenszins. “Vanaf het moment dat het is ingevoerd is er discussie over, en eens in de zoveel tijd stelt iemand terecht de vraag of de scheiding nog functioneel is.” Zelf is hij vrij pragmatisch wat betreft het feit dat er inderdaad enige overlap is tussen wat hbo en wo doen. “Het feit dat er een periode is tussen dag en nacht die wij schemer noemen, betekent niet dat je niet meer over dag en nacht hoeft te praten.”

Hardnekkige misvattingen

Wat Huisman zorgelijker vindt, is dat er een aantal vrij hardnekkige misvattingen bestaat rondom het binaire stelsel. “Ten eerste zijn binaire stelsels internationaal gezien niet in de minderheid. In tegendeel zelfs, er zijn eigenlijk maar een paar uitzonderingen die steeds maar weer worden aangehaald.” Het feit dat het Verenigd Koninkrijk, Australië, Italië en Frankrijk geen onderscheid aanbrengen is internationaal gezien eerder uitzondering dan regel.

Nu instellingen in Nederland zich echt anders gaan profileren vindt Huisman het tijd om het systeem ter discussie te stellen. “Ik zie dat er bij de hogescholen diversiteit ontstaat in hun profielen en die divergentie wil ik wel erkennen. Maar als we die discussie voeren dan wil ik ook wel dat deze verder gaat dan het stellen van de vraag of het onderscheid opgeheven moet worden. Er zijn zeker kanttekeningen te plaatsen die niet zo goed uit zouden kunnen pakken voor hogescholen.”

Wel is het zo dat Nederland een van de eerste landen is geweest waar dit onderscheid is aangebracht. “Nederland is daarin vooruitstrevend geweest. Het feit dat er inmiddels een paar landen zijn waar het is afgeschaft betekent niet dat we nu achterlopen.”

Voorbij de discussie: wat levert een unitair stelsel op?

Nu instellingen in Nederland zich echt anders gaan profileren vindt Huisman het tijd om het systeem ter discussie te stellen. “Ik zie dat er bij de hogescholen diversiteit ontstaat in hun profielen en die divergentie wil ik wel erkennen. Maar als we die discussie voeren dan wil ik ook wel dat deze verder gaat dan het stellen van de vraag of het onderscheid opgeheven moet worden. Er zijn zeker kanttekeningen te plaatsen die niet zo goed uit zouden kunnen pakken voor hogescholen.”

Het is volgens Huisman belangrijk om te kijken naar de redenen voor afschaffing. “De Britten hebben het afgeschaft omdat er nagenoeg geen scheiding meer was. Het schemergebied was zo groot dat het onderscheid geen zin meer had.”

Met het Britse systeem als voorbeeld zijn er namelijk wel vragen te stellen over hoe de vervolgsituatie eruit zou kunnen zien. “De polytechnics waren aanvankelijk heel blij met het feit dat zij de titel universiteit mochten dragen. Maar wat het probleem zou kunnen zijn met een unitair stelsel is dat de hogescholen dan te maken zouden kunnen krijgen met een hoop overheid die hen gelijk bejegent in termen van de bekostiging, de kwaliteitsvoorwaarden en op het gebied van onderzoek.”

Wedijver om bekostiging

Huisman vervolgt door kort te wijzen op het feit dat de bekostiging in het Verenigd Koninkrijk afhankelijk is van de kwaliteit van opleidingen, een optie die serieus wordt overwogen door de bekostigingscommissie van Martin van Rijn. “De polytechnics zijn er uiteindelijk niet zoveel mee opgeschoten in termen van inkomsten uit onderzoek. Zij hebben nooit de sprong kunnen maken naar het niveau van de klassieke universiteiten en niet kunnen concurreren.”

Het gevolg van een unitair systeem zou dus kunnen zijn dat in de ‘ranking’ van universiteiten de hogescholen uiteindelijk alsnog onderaan komen te hangen. “De voormalige polytechnics hangen bijvoorbeeld allemaal in een duister gebied van de rankings.” Daarmee wil Huisman overigens niet zeggen dat de rankings een directe indicatie zijn van kwaliteit benadruk hij. Het heeft alleen zeker invloed op instroom en andere factoren.

Alhoewel hij dus al met al geen voorstander is voor het opheffen van het binaire systeem ziet de Gentse onderzoeker wel interessante tussenvormen. “Sommige landen om ons heen zetten de deur open voor hogescholen om de stap richting universiteit te maken.” Het voorbeeld dat hij geeft is Noorwegen, waar hogescholen door aan verschillende eisen te voldoen de stap kunnen maken naar een universitaire accreditatie. “Dat is een modaliteit waar we zeker oog voor moeten hebben.”

Beeldmerk vergroten

Ook in het paneldebat over de toekomst van de professionele master lijkt er weinig animo te zijn voor het werkelijk openbreken van het binaire stelsel. Volgens gastheer Leonard Geluk van de Haagse Hogeschool is het een goede zaak dat er een binair stelsel is. “Wij zijn daardoor in staat om onderwijs op masterniveau aan te bieden over de gehele linie van toegepast tot fundamenteel. Het is denk ik ook geen discussie over wat er beter is dan het ander.”

Rob Verhofstad, Frans Pol, Jacomine Ravensberger, Leonard Geluk en Anja Vink – Foto: De Haagse Hogeschool

Volgens directeur van de Saxion Research and Graduate School Frans Pol mag er nog wel meer aandacht zijn voor het profiel van de hbo-master en het onderzoek. “Het masteronderwijs kenmerkt zich door het toegepaste en praktijkgerichte onderzoek. Daardoor is het onderwijs dat werkelijk maatschappelijke impact heeft. Die samenwerkingen moeten we gaan zoeken om dat beeldmerk te vergroten, nationaal en internationaal.” Geluk is het ermee eens dat er een beter profiel voor hbo-masters nodig is. “Dat kan onder andere door een beter aanbod en betere marketing van wat we te bieden hebben.”

Wat is een goede spreiding van het aanbod?

Wat betreft het voornemen om een lijn uit te zetten voor de hele sector is Pol enthousiast doch ietwat ongeduldig. “Veerman stelde in het rapport Differentieren in drievoud al langer geleden dat er profiel moest worden gekozen. Ik zie bij hogescholen nu allemaal masters opkomen maar vraag me wel eens af of we allemaal wel hetzelfde hoofdstuk van het boek voor onze neus hebben.”

Dezelfde middag is er een besloten bijeenkomst van hbo-bestuurders waar precies die vraag op tafel ligt. Vicevoorzitter van de Hanzehogeschool Rob Verhofstad maakt in het debat duidelijk dat hier noten gekraakt moeten gaan worden over wat de sector met de masteropleidingen en het onderzoek wil. “Wat wij gezamenlijk moeten bepalen is wat we willen met de masters en hoe je ervoor zorgt dat je een goede spreiding krijgt van aanbod.”

Geen master zonder onderzoek, geen onderzoek zonder master

“Sinds enkele jaren liggen alle opties open, daar hebben we te weinig van geprofiteerd en wellicht hebben we ook wel teveel aan navelstaren gedaan.” Volgens Verhofstad is het belangrijk om bij het formuleren van een strategie over professionele masters niet het keurslijf van de universiteit te pakken, maar uit te gaan van de eigen kwaliteiten van het hbo. “Je moet kijken naar de kwaliteit en naar wat logischerwijs aansluit bij het onderzoek op de instelling en wat er in de regio gebeurt.”

Doelmatigheidstoets is doorn in het oog

Wat de sector duidelijk niet lekker ligt in het bepalen van het aanbod is de regelgeving rond het oprichten van een nieuwe (master)opleiding. Collegelid Jacomine Ravensbergen van Avans Hogeschool breekt dit pittige onderwerp aan in de discussie. “Die afstemming over het aanbod is voor mij een of/of situatie. Of we gaan met zijn allen, onder een goed afgestemd kader, afspraken maken over het aanbod. Óf we laten die beslissing over aan de doelmatigheidstoets van het CDHO. Het kan niet allebei zijn.”

Onder de panelleden lijkt de route via de Vereniging Hogescholen de meeste handen op elkaar te krijgen. Vooral de negatieve ervaringen met behalen van de doelmatigheidstoets lijken in de zaal te resoneren. “Wij kunnen als instelling prima in overleg met de sector bepalen of een opleiding aftrek gaat vinden in het werkveld” stelt Ravensbergen die daarin aangevuld wordt door Verhofstad. “Ik vind bovendien dat de vraag of er twee jaar geleden vacatures waren voor jouw studenten niet getuigen van bijster veel innovatief vermogen. Dat soort opleidingen moet je sowieso afschaffen.”

Een van de aanwezigen in de zaal heeft dezelfde ochtend in de parallelsessie van het CDHO goed opgelet en wijst de bestuurders afsluitend op hun verantwoordelijkheid. “Als er een erkend sectorplan aanwezig is dat is goedgekeurd door het ministerie, dan kan er een vrijstelling gegeven worden voor de doelmatigheidstoets.” Daarvoor moet er wel een sectorplan zijn, en dat is momenteel niet het geval voegt zij daaraan toe. “Dat is dus wel jammer dus misschien moet dat er dan met spoed komen.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK