“We moeten op zoek naar meer gedeeld eigenaarschap”

Interview | door Sicco de Knecht
13 maart 2019 | Onlangs presenteerde SURF de Meerjarenagenda 2019 – 2022 met als hoofdboodschap: het is tijd om te versnellen. We spreken met bestuursleden Erik Fledderus (algemeen directeur SURF) en Erwin Bleumink (algemeen directeur SURFnet) over de ambities die SURF zich stelt voor de komende jaren. Die ambities liggen niet alleen binnen de organisatie zelf, maar veel meer bij de samenwerking met de instellingen.

“Het gaat nu echt om mensen en om de waardering die zij krijgen voor het belangrijke werk dat ze doen,” zegt Fledderus. Als er dan ook een verandering aangewezen moet worden ten opzichte van de vorige strategie dan is het dat SURF in toenemende mate de verantwoordelijkheid bij instellingen wil leggen. “Zij moeten zelf onderdak bieden aan goed ingevoerde mensen op het gebied van digitalisering en ICT. Dat geldt voor zowel het onderwijs als voor het onderzoek.”

“Samenwerking binnen SURF gaat verder dan alleen dienstverlening,” vult Bleumink aan. “Het gaat om commitment. Het is belangrijk dat onze leden projecten vaker samen oppakken, in plaats van dat ze zelf onafhankelijk van elkaar het wiel gaan uitvinden.” Die verbindende factor wil SURF zijn.

Fledderus merkt op dat de plekken met kennis van het gebruik van hoogwaardige ICT-infrastructuur nog erg verspreid zijn en dat onderzoekers de juiste gremia nog niet weten te vinden, bij SURF of hun eigen instelling. “Een aantal instellingen, zoals de Rijksuniversiteit Groningen en de Universiteit Leiden, heeft specifieke centra ingericht. Maar ook daar merken ze dat dit niet de plek is waar onderzoekers zich als eerste toe wenden. Dat zijn eerder de bibliotheken.”

Meer nadruk op teams

Fledderus wil onderzoeken of er in de samenwerking een duidelijker aanspreekpunt kan komen dat (jonge) onderzoekers en docenten op weg kan helpen. De doelstelling achter de SURF-meerjarenagenda is dan ook om ervoor te zorgen dat het over vier jaar een no-brainer is dat een onderzoeker eerst even zelf bij de instelling te rade gaat over wat er allemaal aan kennis en infrastructuur beschikbaar is. Dat is alleen niet gemakkelijk: “Uiteindelijk is het een uitdaging waarin je moet proberen onderzoekers te verleiden om voor de gezamenlijke oplossing te gaan.”

Om dit ideaal te verwezenlijken moet onderzoek uit de puur op de individu gerichte trechter worden gehaald waar het nu in zit, vindt Fledderus. “Het type team dat in staat is grenzen te verleggen, is breder dan alleen de topwetenschapper. Als je kijkt naar het aantal mensen dat nodig is om heden ten dage onderzoek te verrichten op een baanbrekende manier, dan hoort daar ook bijvoorbeeld de eScience engineer bij.”

Onderzoekssoftware ontwikkelen is een vak apart

SURF onderstreept het belang van de kort geleden ingeleide discussie over waarderen en belonen. “Universiteiten moeten nadenken of ze individuen of teams willen waarderen. En dat zijn wezenlijke vragen.” Een concrete uitwerking van die waardering binnen de coöperatie is dat SURF verwacht dat de leden met meer gewicht instappen op projecten. Op de vraag wat Fledderus verwacht aan betrokkenheid geeft hij aan dat een meer inhoudelijke bestuurlijke interesse niet zou misstaan. “Het zou goed zijn als bij een ledenvergadering, naast bestuurders met ICT in de portefeuille, ook bestuurders met de portefeuille onderwijs of onderzoek aanschuiven.”

“Formeel zijn alle partijen en belangen nu gerepresenteerd, maar ik denk dat dit wel een tandje strakker kan,” zegt Fledderus. Concreet betekent dit dat een instelling ook eens via een rector of voorzitter gerepresenteerd zou kunnen worden in de ledenraad. Bleumink vult aan: “Je ziet dat digitalisering niet alleen effect heeft op de bedrijfsvoering, maar tevens op het onderwijs en onderzoek zelf. Die personen moeten dan ook aan tafel zitten bij beslissingen.”

Voorbij duizend bloemen bloeien

In de meerjarenagenda van SURF wordt eveneens verder invulling gegeven aan de onderwijsopdracht van SURF. Bleumink stevent op dat punt af op een koerswijziging. “We zien dat er in de afgelopen jaren allerlei ICT-middelen bij zijn gekomen in het onderwijs, maar dat het onderwijs zelf daardoor nog steeds niet echt veranderd is.” Volgens hem is het belangrijk om vanuit opleidingen aan te sluiten bij de arbeidsmarkt waar digitalisering een alomvattend onderdeel is van de dagelijkse praktijk.

Bleumink kenschetst de staande praktijk van de afgelopen vijftien jaar als een tijd waarin duizend bloemen bloeiden. “Individuen bij instellingen hebben de afgelopen jaren van alles uitgeprobeerd, vaak in samenwerking met SURF. Dat is een goede proeftuin geweest, maar dat tijdperk moeten we nu achter ons laten.” SURF wil de aankomende jaren op een beperkt aantal thema’s inzetten en daar op doorpakken.

“Het moet veel meer gedeeld eigenaarschap gaan krijgen, daarom zijn we met VSNU en VH het versnellingsplan onderwijsinnovatie met ICT gestart, met een stuurgroep met ook de studentenbonden erin.” In een aantal versnellingszones nemen instellingen deel die ook boter bij de vis doen. “Als je aan de slag gaat met onderwerpen als privacy en de ethische omgang met studentendata dan verwachten we dat daar een concreet project en een investering bij de instelling tegenover staan.”

Ruimte voor leven lang leren

Een groot project waar SURF bij aan de basis staat, is het garanderen van de mobiliteit van studenten, met oog voor een toekomst waar leven lang leren een grote rol gaat spelen. In dit project, eduID, is de rol van SURF uiteraard niet om de discussie over de inhoud of de bekostiging van leven lang leren vorm te geven, erkent Bleumink.

“Wel moet SURF nadenken over hoe je vanuit een visie  de faciliteiten organiseert. Dat betekent dat je studenten voor langere tijd een onderwijs-ID geeft, certificaten opslaat, flexibele hoeveelheden punten erkent. Dat zijn procedurele en technische onderwerpen waar wij nu al hard mee bezig zijn.”

Bleumink benadrukt dat elk van deze projecten een coproductie moet zijn, anders dan bij pure ondersteuningsfuncties. “Instellingen moeten daar altijd in meedoen in de vorm van een partnerschap. Wij kunnen dat niet alleen. Het is niet zo dat wij nu eenmaal graag aan infrastructuren werken, wij willen meehelpen om het onderwijs flexibeler te maken.”

Open science als factchecking

Wat betreft de versnellingsagenda voor het onderzoek staat voor Fledderus een onderwerp met stip op nummer een: open science. “Open science is zoals de wetenschap zou moeten werken.” Er is volgens hem een behoorlijke mate van transparantie geboden om de wetenschap goed te laten functioneren. “Ik zie open science als het wetenschappelijk equivalent van wat in de media factchecken is gaan heten.”

“Vanuit allerlei hoeken wordt het belang van open science met de mond beleden, maar moeten wij ervoor waken dat we al pratend in rondjes om elkaar heen blijven draaien.” Samen met de partners in het Nationaal Plan Open Science beoogt SURF dan ook een cultuurverandering teweeg te brengen op het gebied van open science. De publieke infrastructuur moet hier op serieuze basis de competitie aan kunnen met de commerciële aanbieders.

Volgen Fledderus kan de coöperatie die competitie prima aan. “Het is niet alsof we nu pas komen kijken. In heel Europa zijn er al drie decennia nationale research centers die zich hierop richten.” De inzet van SURF bij de European Open Science Cloud is vooral pragmatisch. “We kunnen nog jaren praten over wat de beste infrastructuur is, maar laten we dat wat we hebben met elkaar in verbinding brengen.”

Een mogelijke uitbreiding op het punt van databeheer is nog de door de commissie Frenkel voorgestelde inbedding van instituut DANS bij SURF. In principe staat Fledderus hiervoor open. “Wij worden door de suggestie niet overvallen, maar we moeten wel goed kijken of de coherentie van SURF niet wordt verstoord. Bovendien moeten de leden van onze coöperatie hier positief tegenover staan.” Bleumink vult aan: “We moeten vooral goed kijken welke activiteiten van DANS onze coöperatie aanvullen.”

Nieuwe Nederlandse supercomputer

In 2017 kondigde SURF aan een nieuwe supercomputer aan te gaan schaffen. Na overleg met de Permanente Commissie voor Grootschalige Wetenschappelijke Infrastructuur en het ministerie van OCW, en als gevolg van eind 2019 beschikbaar komende technologische vernieuwingen, is in juli 2018 besloten om de aanbesteding te vertragen.

Fledderus benadrukt dat SURF nog steeds onverminderd aandacht voor de zaak heeft. “Wij horen al sinds 2015 gemor uit de sector over het feit dat er nog geen nieuwe nationale supercomputer was aanbesteed.” De ontwikkelingen op dit vlak gaan erg snel en aanbestedingstrajecten gaan erg langzaam.

De laatste nationale supercomputer, Cartesius, werd in 2012 in gebruik genomen en dat is voor een supercomputer lang geleden, benadrukt Fledderus. “Toen duidelijk werd dat het ministerie van Economische Zaken niet haar ‘fair share’ zou gaan bijdragen aan een nieuwe installatie is er een brandbrief gekomen vanuit de onderzoekers, gericht aan NWO. Dat geeft wel aan hoe hoog het zat.”

“SURF voelt een verantwoordelijkheid voor de gebruikers van deze rekenfaciliteit. Die gebruikers zoeken steeds de grenzen op van wat mogelijk is en zodra de capaciteit in Nederland niet meer volstaat, dan zoeken ze hun heil elders.” Wat Fledderus betreft ondersteunt SURF via Europese samenwerking deze gebruikers die meer willen dan dat Nederland kan bieden. “Maar bij zo’n samenwerking hoort wel dat je zelf blijft investeren in de nationale faciliteiten: een toekomstgerichte blik.”

De menselijke kant van open science

Naast de technische en financiële aspecten wil SURF zich  meer richten op de menselijke kant van open science. “Het is tijd dat we mensen hier echt voor waarderen en belonen,’ zegt Fledderus. “En dan heb ik het niet alleen over promovendi, maar juist om de mensen die ‘de gaten dichtlopen’ om het oneerbiedig te zeggen. Zij die ervoor zorgen dat de data op een veilige en toegankelijke manier worden opgeslagen.”

Als data en software echt toegankelijk wordt voor andere onderzoekers of zelfs voor het bredere publiek, dan moeten onderzoekers al in een vroeg stadium worden verleid om binnen een bepaalde standaard te werken. “We willen voorkomen dat mensen in Excel blijven stoeien. Ze moeten ergens terecht kunnen waar kennis bestaat over het geschikte en gangbare format voor data, waar je veilige servers vindt, et cetera.”

Het gaat wat Bleumink betreft in de eerste plaats om duurzame oplossingen. “Als zo’n vraag nu niet een keer per jaar, maar meerdere keren per dag wordt gesteld, dan loont het om een kennis- en expertisecentrum  te hebben en dat we daarvoor geschikte mensen aannemen.”

Toponderzoek heeft technische ondersteuning nodig

Wat Fledderus betreft, is het uiteindelijke doel belangrijker dan de vraag waar deze professionals in dienst zijn. “Als ze er maar zijn. In ieder geval hoeven ze niet per se bij SURF te werken, ze mogen in toenemende mate bij de instelling zelf zitten.” Belangrijker is volgens hem hoe ervoor gezorgd wordt dat datastewards, research software engineers en anderen contact met elkaar houden.

Hoe die samenwerking moet worden vormgegeven, is de grootste puzzel wat betreft Bleumink. “Dat gaat over stijl en cultuur. Dat moet samenkomen met een infrastructuur waar mensen wat aan hebben.” Fledderus vult aan: “Wat voor ons voorop staat is dat het Nederlandse onderwijs en onderzoek optimaal worden ondersteund. SURF hoeft lang niet alle headlines te halen, zo lang het maar duidelijk is dat we samen richting datzelfde doel werken.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK