“Praktijkgericht onderzoek heeft hbo dynamiek gegeven”

Interview | door Tim Cardol
28 maart 2019 | Na bijna tien jaar als programmadirecteur Healthy Ageing zwaait Joost Degenaar af bij de Hanzehogeschool Groningen. “Ik denk dat we als hbo echt een inhaalslag hebben gemaakt. We liepen internationaal wel een beetje uit de pas en ik denk dat we inmiddels wel een voorsprong hebben.”
Joost Degenaar

Nog voordat de commissie Veerman hogescholen en universiteiten adviseerde om zwaartepunten te gaan formuleren, werd hier op de Hanzehogeschool al een begin mee gemaakt. Naast energie en ondernemerschap was healthy ageing een van die drie speerpunten. Degenaar was er vanaf het begin bij betrokken.

Healthy ageing als vehikel voor de hogeschool

De fusiegolf in het hbo deed ook de Hanzehogeschool ontstaan, een brede hogeschool in Groningen met heel veel verschillende disciplines. Juist binnen zo’n grote hogeschool is een thema als healthy ageing heel geschikt om tot iets gemeenschappelijks te komen, ziet Degenaar. “Ik vond het thema heel erg de moeite waard, maar ik vond het ook een goed vehikel om de hogeschool in een goede richting te bewegen.”

“Toen dat speerpunt in het strategisch beleidsplan kwam, heb ik tegen collegevoorzitter Henk Pijlman gezegd dat het me goed leek om het als programma op te bouwen, en dat ik dat wel wilde gaan trekken,” vertelt Degenaar. “Ik ben ooit begonnen als docent Hbo-v en vanuit dat docentschap heb ik in een jaar of tien heel veel verschillende petten op gehad. Daarna heb ik een aantal jaren bij techniekopleidingen gewerkt, en ook steeds meer op hogeschoolbrede onderwijsvernieuwingsprojecten. Na de jaren als docent ben ik een tijd directeur Onderwijs en Onderzoek geweest. In het onderwerp Healthy Ageing kwamen al deze lijnen eigenlijk samen.”

Dat betekent dat het niet alleen een interessant thema is voor gezondheidsopleidingen als verpleegkunde en fysiotherapie, maar ook dat andere disciplines actief aanhaken. “Ook bij sport en bewegen en studies in het domein gebouwde omgeving wordt er nu werk van gemaakt. Het is heel breed in de hogeschool opgepakt en in toenemende mate zie je ook dat er multidisciplinair wordt samengewerkt.”

“Als ik terugkijk naar tien jaar geleden en dat vergelijk met nu, dan werd er echt veel minder samengewerkt tussen verschillende opleidingen. Het gaat er dus niet alleen omdat je een brede hogeschool hebt, je moet ook de mogelijkheden die dat biedt weten te benutten,” ziet Degenaar.

Een belangrijke katalysator van die samenwerking is volgens Degenaar de start van het Centre of Expertise Healthy Ageing geweest in 2013. “In eerste instantie lag de nadruk veel meer op de samenwerking binnen de hogeschool, maar met hulp van de subsidie van OCW hebben we innovatiewerkplaatsen in de regio kunnen realiseren zoals de Health Hub in Roden. Daar wordt heel nadrukkelijk ook de samenwerking met de buitenwereld gezocht.”

Praktijkgericht onderzoek als impuls voor het hbo

De partnerschappen hebben in 2018 nog voor achttien nieuwe innovatiewerkplaatsen gezorgd waar maatschappelijke partners nu ook zelf €2,3 miljoen aan bijdragen. “We richten ons met name op de speerpunten gezondheid en technologie en gezonde omgeving. Zo hebben we een innovatiewerkplaats ‘blended care in de diëtistenpraktijk’. Dat houdt in dat consulten van patiënten met diëtisten met digitale hulpmiddelen worden ondersteund,” legt Degenaar uit.

Een ander voorbeeld is de samenwerking met het Drenthe College in Assen waar mbo-studenten samen met studenten sensortechnologie van de Hanzehogeschool nieuwe toepassingen in de zorg ontwikkelen en in de praktijk testen. “Dat waren twee totaal verschillende werelden die elkaar vonden. De mensen uit de zorg leerden wat van de techniek, terwijl de technici in de praktijk zagen wat de eindgebruiker met hun technologie deed.”

De samenwerking heeft ervoor gezorgd dat het Drenthe College inmiddels een practoraat is gestart rond zorg en technologie dat nauw samenwerkt met lectoren en studenten van de Hanzehogeschool.”

Degenaar merkt sowieso dat het praktijkgericht onderzoek in het hbo voor een enorme impuls heeft gezorgd. “Dat geeft een extra dynamiek, want we kunnen de vragen die er in de samenleving zijn veel beter adresseren. Vragen die vroeger misschien wel bij de universiteit terecht kwamen of gewoon bleven liggen, daar kunnen we nu mee aan de slag. Juist door die publiek-private samenwerking en het onderzoek zijn we een hele interessante partij voor maatschappelijke organisaties geworden.”

Alleen maar ingewikkelde multidisciplinaire vragen

Juist het feit dat er in een hogeschool zoveel verschillende disciplines met elkaar verbonden zijn, maakt het voor deze organisaties interessant. “Ik heb de voorbije jaren eigenlijk nooit meer een monodisciplinair vraagstuk op m’n bord gekregen. Het zijn altijd ingewikkelde multidisciplinaire vragen, want simpele vragen kunnen die organisaties zelf wel oplossen.”

De extra investeringen die er de voorbije jaren in het onderzoek op hogescholen gedaan zijn, zijn bovendien ook een impuls voor het onderwijs geweest. “Het heeft geenszins geconcurreerd met elkaar, maar het in alle opzichten versterkt. We hebben echt een inhaalslag gemaakt wat dat betreft.”

En dat is nodig, want juist in de zorg is veel vraag naar hoger opgeleide professionals. “Dat is inderdaad een uitdaging. Ik denk dat er in de beroepsopleidingensfeer nog wel wat moet gebeuren. Meer dan de helft van de mensen die straks afstuderen bij zorg en welzijnsopleidingen, krijgt te maken met zorg voor ouderen. Maar het imago van de ouderenzorg is best wel negatief. Ik denk dat het ook de taak van het hoger onderwijs is, om jonge mensen daar al vroeg mee in aanraking te laten komen, om dat beeld bij te stellen.”

Onbekend maakt onbemind is het wat dat betreft. “We moeten opleidingen aantrekkelijker maken en als ik breder kijk naar de zorg denk ik dat er ook iets moet veranderen aan waar we het geld uitgeven in de zorg. We geven slechts 2% van het gigantische VWS-budget voor zorg en welzijn aan preventie, dat is bijna niks. Daar zou denk ik wel een hele slag gemaakt moeten worden.”

Die slag moet gemaakt worden in samenwerking. Zorg- en welzijnsinstellingen, mbo- en hbo-instellingen en VWS en OCW hebben daar volgens Degenaar een gemeenschappelijke taak. “Je ziet wel dat VWS de lijnen uit heeft gezet om die arbeidstekorten aan te pakken. Wat eerst het Zorgpact was is nu een actieleernetwerk waar goed gekeken wordt naar nieuwe doelgroepen bijvoorbeeld.”

Meer aandacht van OCW voor de hogescholen

Vanuit OCW mag er volgens Degenaar nog wel wat extra aandacht komen voor het praktijkgericht onderzoek. “Met een klein budget zijn we van niks in een redelijk tempo gegroeid, maar vergeleken met de universiteiten is het nog bijna niks. Ik denk dat het voor de grote maatschappelijke vraagstukken belangrijk is dat er nog meer wordt geïnvesteerd in die publiek-private samenwerking in de Centres of Expertise. Je hebt de fundamentele kant nodig, maar ook dat meer praktijkgerichte. Dat moet elkaar niet beconcurreren.”

Hoewel Degenaar nu afzwaait bij de Hanzehogeschool, zal hij zich nog wel blijven inzetten voor de ontwikkeling van publiek-private samenwerking in het onderwijs. “Ik ben al een tijdje actief bij Katapult. We zijn bezig met het ontwikkelen van impactmetingen bij Centres of Expertise, omdat we zowel aan interne als externe stakeholders willen kunnen laten zien wat onze meerwaarde is.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK