Wetenschapscommunicatie is tweerichtingsverkeer

Interview | door Sicco de Knecht
27 maart 2019 | Een tentoonstelling over katten, apps over de Friese taal en het uitnodigen van een separatistenleider op het Studium Generale, zijn dat nu de activiteiten waar een universiteit zich mee bezig moet houden? “Ja, dat is precies waar we voor zijn,” stelt directeur van het Universiteitsmuseum en inhoudelijk leider van het Studium Generale van de Rijksuniversiteit Groningen Arjen Dijkstra. “Waar deze universiteit voor staat is vrijheid en de vrijheid van wetenschap.”
Arjen Dijkstra – Foto: Lieke Dijkstra

Arjen Dijkstra (40 jaar) is iemand die niet in hokjes denkt. Wellicht dat het daarom bijna anderhalf uur duurt voordat hij kan vertellen wat nu ongeveer zijn functie is binnen de Rijksuniversiteit Groningen. Momenteel staat hij op de roller als hoofd interim bij het Universiteitsmuseum en van inhoudelijk leider van Studium Generale.

“Volgens mij heeft mijn functie de naam ‘kwartiermaker public engagement’ gekregen.” Public engagement is niet de favoriete terminologie van Dijkstra. “Ik gebruik het woord engagement zelf eigenlijk zelden, maar er is niet echt een betere term voor wat we met het museum en Studium Generale proberen te doen.”

Als het echt moet wil hij het Anglicisme wel vertalen, maar dan komt hij uit op ‘dansen’. “Een dans moet je met zijn tweeën doen, en daarbij moet iemand leiden maar je beweegt samen.” Het is zijn overtuiging dat het de missie is van de instelling om die dans samen met het publiek te doen. “Op iedere universiteit zijn er inmiddels mensen die zijn gaan begrijpen dat communicatie over wetenschap niet hetzelfde is als wetenschapscommunicatie.”

Buiten de gebaande paden treden

Wetenschapscommunicatie gaat altijd over tweerichtingsverkeer volgens Dijkstra. “Als wij alleen maar ‘zenden’ en niet luisteren dan kunnen we niet spreken over communicatie.” Toch is het concept van de wetenschapper die voornamelijk ‘zendt’ bepaald niet dood, zo constateert hij. En wie de keur aan talkshows en programma’s als DWDD University en De Universiteit van Nederland bekijkt zou inderdaad kunnen denken dat populaire televisiewetenschappers als Eric Scherder, André Kuipers en Robbert Dijkgraaf doen met hun optredens de meest populaire en doeltreffende vorm van wetenschapscommunicatie is.

Dit type eenrichtingsverkeer is volgens Dijkstra echter slechts een klein onderdeel van het totale pakket. “Eigenlijk is televisie gewoon nep. Het is een toneelstuk. Het is zeker een vorm van wetenschapscommunicatie, het is ook mega-belangrijk, maar het is maar een heel klein deel van wetenschapscommunicatie.” Als het gaat om het betrekken van het zogenaamde ‘bredere publiek’ dan is het kanaal van de lineaire televisie bij lange na niet afdoende. Toch is deze modus die in de loop der tijd is ontstaan bijzonder lastig te doorbreken.

““Als wij alleen maar ‘zenden’ en niet luisteren dan kunnen we niet spreken over communicatie.””

“Dat engagement teweegbrengen is echt ingewikkeld. Aan de ene kant vinden wetenschappers het heel erg moeilijk om níet een mooi en rond verhaal te vertellen. Als ze communiceren dan willen ze dat ‘goed’ doen.” Tegelijkertijd is het ook wennen voor het ‘bredere publiek’ als er van de gebaande paden wordt afgeweken. “Die komen naar een lezing van een wetenschapper omdat ze een mooi verhaal willen horen, en dan moeten ze ineens ergens over meedenken of aan meebouwen. Dat gaat niet zomaar. Dan kom je daar teleurgesteld vandaan.”

Vallen en opstaan

Het uitbreiden van het palet aan communicatievormen is het volgens Dijkstra dan ook een proces van vallen en opstaan. “Je moet niet alles in een keer proberen te doen. Zie het als een puzzel waar je steeds een stukje van legt.” De meest succesvolle aanpak is vanwege de grote verschillende maatschappelijke doelgroepen per definitie een combinatie van verschillende doelen, media en (on)verwachte uitkomsten.

In die zoektocht naar nieuwe doelgroepen moet je af en toe wel heel gedurfde voorstellen doen, die niet altijd in goede aarde vallen bij de medewerkers van de instelling zelf. Onlangs besloot Dijkstra met zijn team van het Universiteitsmuseum om een hele tentoonstelling te wijden aan de universiteitskat. “Dat hebben we geweten, er kwamen allerlei boze reacties.”

“Die gozer heeft de historische collectie uit het gebouw gehaald en dan zet hij er katten neer. Waar is die gast mee bezig?” Dijkstra, die onverschrokken lijkt door deze reacties, is juist blij met de opbrengst. “Ik heb er tweeduizend bezoekers bij waarvan de helft student is. Dat was daarvoor niet zo. Ik wil dingen verzinnen waarmee je nieuwe mensen trekt, andere mensen.”

De instinker zit niet in de vraag, maar in jezelf.

“Soms is het nog alsof je met de negentiende eeuw aan het praten bent,” grapt Dijkstra die daarmee vooral wil benadrukken hoe conservatief wetenschappers kunnen zijn.” In reactie op die boze brieven nodigde Dijkstra de schrijvers uit om eens te komen kijken naar de tentoonstelling waar katten op universiteiten centraal staan. “In die tentoonstelling laten we een deel van onze eigen geschiedenis zien, gebruiken uit andere delen van de wereld en we hebben een heel gedeelte over onderzoek naar katten.” Inmiddels heeft de University of Warwick gevraagd of ze de tentoonstelling over mogen nemen.

““Soms is het nog alsof je met de negentiende eeuw aan het praten bent.””

De tentoonstelling ging ook gepaard met het fenomeen dat het Twitter-account van het museum tijdelijk fictief werd overgenomen door de universiteitskat. “We werden in korte tijd een internationaal fenomeen, en dat zijn we blijven doen. Nu tweeten we over eenden, uilen en wc’s en het is een super populair account. Ondertussen stoppen we er steeds stiekem inhoudelijke stukken tussen.”

Onafhankelijkheid

Gefronste wenkbrauwen waren er ongetwijfeld ook toen Studium Generale een podium bood aan de voorman van de Catalaanse onafhankelijkheidsbeweging Carles Puigdemont. Op de vraag of het alleen maar om de headlines gaat als de RUG zo een omstreden figuur – in Spanje is nog steeds een arrestatiebevel van kracht voor de uit zijn ambt gezette Catalaanse president – uitnodigt reageert Dijkstra serieus. “Juist niet. Ik proef, ook bij mezelf, dat zo’n kwestie als onafhankelijkheid met name onder de Friezen heel erg leeft. Ik geloof met hen dat we veel kunnen leren van hem en de situatie in Catalonië.”

Hij benadrukt dat een dergelijke uitnodiging niet uit de lucht komt vallen, maar direct verband houdt met het onderzoek dat aan zijn universiteit plaatsvindt. “Wij hebben hier een vakgroep die minderheden en hun talen bestuderen, minorities and multilingualism. Naast zijn optreden voor Studium Generale heeft Puigdemont daar een dag mee van gedachten gewisseld. Dat is enorm waardevol.”

Op de vraag of de RUG met deze uitnodiging van een wereldberoemde separatist zich niet op gevaarlijk en politiek terrein begeeft reageert Dijkstra resoluut. “We zijn geen politieke instelling en we hebben ook geen politieke boodschap.” Wel is hij het ermee eens dat het geven van een podium aan dissidente meningen op zich al een politieke keuze is. “Maar wat je daarmee zegt is dat je open staat voor debat. In die zin zijn we niet waardenvrij als universiteit.”

Echte dingen doen

De waarde van het open debat is er een waar de wetenschapshistoricus Dijkstra met liefde voor wil gaan staan. “Waar deze universiteit namelijk wel voor staat is vrijheid en de vrijheid van wetenschap. Dat is nota bene een concept dat voor een belangrijk deel is uitgedacht aan deze universiteit.” Volgens Dijkstra gaat het te ver om te claimen dat de academische vrijheid is uitgevonden in Groningen, maar heeft de Rijksuniversiteit wel degelijk een rol in de geschiedenis van de ontwikkeling hiervan.

“Ik heb het dan niet over die eerste noties van academische vrijheid, zoals het vrijgesteld zijn van belastingen en vrij reizen.” De versie van academische vrijheid zoals deze in de negentiende eeuw verder is uitgedacht gaat over begrippen als theologische vrijheid, vrij debat en de vrijheid om zelf te bepalen wat je onderzoekt. Hij wijst daarbij op het werk van de Groningse theoloog Petrus Hofstede de Groot die belangrijk denkwerk op dit vlak heeft verricht.

Het bestaan van de universiteit is geen gegeven.

“De academische vrijheid is een groot goed en onze instelling, concreet bij monde van de rector, staat daar ook voor. Je kunt daar niet aankomen in Groningen.” Volgens Dijkstra is iedereen welkom op zijn podium zolang het geen reclamekaravaan wordt. “En bovendien, hoe mooi is het nou om wetenschappers ‘echte’ dingen te laten doen. We bestuderen minderheden hier in Groningen. Dan kun je de kans om zo iemand uit te nodigen niet laten schieten.

In sommige dingen is Het Klokhuis gewoon beter

Toch blijft het een feit dat het publiek bij Studium Generale, niet alleen in Groningen maar ook elders, nog vaak bestaat uit een vrij homogene groep van hoogopgeleide witte mensen die de vijftig reeds gepasseerd zijn. “Dat klopt, en misschien is dat dus een prima medium voor die doelgroep, maar dan moet je voor andere doelgroepen andere oplossingen kiezen.”

Een voorbeeld van zo’n andere benadering is de app over de Friese taal aan de verspreiding waarvan Dijkstra aan heeft meegewerkt. “Daar hebben we bijvoorbeeld heel veel middelbare scholieren in mee gekregen, en andere groepen die we anders niet bereiken.” In dit geval waren een vruchtbare samenwerking met de regionale omroep en een live-event op Facebook blijkbaar de manier om nieuwe doelgroepen te betrekken bij het onderzoek van de RUG.

“”Voor de ene doelgroep is Studium Generale perfect geschikt, maar je moet durven experimenteren.””

Het uitproberen van nieuwe kanalen en routes is een belangrijk onderdeel van de strategie Dijkstra die voorstaat, maar er zijn ook terreinen waar je je niet moet wagen denkt hij. “Ik heb ooit eens meegedacht met een programma van De Jonge Akademie.” In het bewuste programma wilde DJA op basisscholen lessen verzorgen om het enthousiasme voor ‘de wetenschap’ aan te wakkeren bij jonge kinderen. “Hun uitgangspunt was om bijvoorbeeld een les over het zonnestelsel te geven, terwijl dat ook niet per se hun onderzoeksgebied was.”

De gedachte hierachter kan Dijkstra wel volgen, maar hij gelooft er niet in zegt hij stellig. “Je kunt wel denken dat het niet uitmaakt wat je kinderen dan precies vertelt, zo lang het maar wetenschappelijk is, maar dat is niet zo. Bovendien zijn er anderen die daar veel beter in zijn. Denk aan Het Klokhuis.” Hij gelooft dan ook meer in de aanpak waar een onderzoeker vertelt waar hij mee bezig is, en dat kleine onderdeel uit te leggen. “Als dat je lukt dan ben je al een stuk verder gekomen.”

Soul searching voor wetenschappers

Voor Dijkstra is wat hij en zijn collega’s doen op de universiteit een onderdeel van het grotere geheel, en uiteindelijk staat dat ten dienste aan de samenleving. “We moeten dus ook heel goed blijven luisteren naar wat de samenleving van ons vraagt.” Hij benadrukt daarbij dat het daarbij niet gaat om het betrekken van het brede publiek bij het stellen van wetenschappelijke vragen. “Maar we moeten de relevantie van ons werk wel voortdurend blijven toetsen.”

Om dat gesprek gelijkwaardig te maken is het eveneens belangrijk om zoveel als mogelijk een gelijkwaardig gesprek aan te gaan. “Daarover moet je eerlijk zijn want wetenschap is niet aan iedereen uit te leggen. Wetenschap is een ongelooflijk rafelig en rommelig proces, maar de verhalen die we erover vertellen zijn glad en rond.” De enige manier om hier de aandacht aan te besteden die het proces verdient is door mensen mee te nemen naar de verschillende stappen en betrokkenen in het proces.

Wij hadden verwacht dat Science in Transition als een nachtkaars uit zou gaan

Op dat vlak is Dijkstra, die een aantal jaar lesgaf over fraude in de wetenschap, ervan overtuigd dat de openheid over die schaduwzijde van het huidige wetenschapssysteem cruciaal is. “Wij moeten echt meer soul searching doen als wetenschap, want er zitten kanten aan zoals de doorgeslagen publicatiedruk, die volslagen idioot zijn.” Die druk wordt ook aangejaagd door de manier waarop wetenschappers steevast als een soort superheld gepresenteerd moeten worden in de richting van de buitenwereld.

“Wat bij Diederik Stapel zo ongelooflijk schokkend was wat een ogenschijnlijk zinloos onderzoek hij deed.” Dijkstra benadrukt nog maar eens dat Stapel een ‘golden boy’ was van de wetenschap, die te pas en te onpas in televisieprogramma’s opgevoerd werd. “En wat onderzocht hij nu? Dat kinderen die op jonge leeftijd Sinterklaas hebben gevierd op latere leeftijd socialer waren. Het ging helemaal nergens over. Hij kon alles bij elkaar verzinnen en dan verzint hij de meest onbeduidende kul. Alleen maar omdat hij wist: daar slaan mensen op aan.”

Als we niet oppassen dan valt het fundament onder de moderne beschaving weg

De daad bij het woord voegen – een programma organiseren vanuit Studium Generale over fraude in de wetenschap, voor een breed publiek – zou Dijkstra dan ook wel aandurven. “Wat ik niet wil doen is Stapel zelf een podium geven. Dan zou je hem belonen met precies hetzelfde mechanisme als waardoor hij de mist in is gegaan: aandacht. En dat terwijl hij nog niet eens volledig heeft bekend.” Een verhaal vertellen over de donkere kant van de wetenschap ziet hij wel zitten. “Maar de vraag is hoeveel mensen erop af zouden komen. Dus misschien moeten we het maar een keertje doen.”

Alle medewerkers van de universiteit betrekken

Het ideaal van Dijkstra, om de maatschappij en de wetenschap meer bij elkaar te betrekken moet de instelling volgens hem ook intern meer in de praktijk brengen. “We dwingen aan de ene kant alle academici in dezelfde modus en we verdommen het om onderwijs echt serieus te nemen. Je kunt de allerbeste docent van deze universiteit zijn, maar je krijgt er geen vast contract mee.”

“Als je iets doet dat niet in die twee sporen past, dan ben je al helemaal nergens. Iedereen vind je super belangrijk, maar als het even niet uitkomt dan gooien we je overboord.” Dijkstra wijst erop dat het wetenschappelijk personeel en het onderwijs ondersteunend personeel vaak nog erg gescheiden levens leiden, terwijl ze in hetzelfde gebouw werken.

““Als de universiteit open wil staan voor de samenleving, moeten we ook echt opener zijn. Betrek alle medewerkers van de universiteit hierbij.””

“Het systeem is er ook niet op ingericht dat die twee stromingen meer bij elkaar komen.” Zelf heeft hij bijvoorbeeld enorm hard moeten werken om een aanstelling te krijgen binnen het UFO systeem Het universitair functieoredeningssysteem is het middel dat universiteiten gebruiken om hun personeel mee in te schalen. Het systeem is opgebouwd uit tien functiefamilies (ICT, studentgericht, onderwijs en onderzoek etc.) en deelt medewerkers aan de hand van verschillende criteria in als bijvoorbeeld docent 3 of (studie)loopbaanadviseur 2. die enigszins recht doet aan zijn eigen functie. “Het is een beleidsmedewerkersfunctie geworden. Eerst wilden ze me woordvoerder maken, maar dat ben ik niet en dat doe ik niet.”

Het gaat Dijkstra uiteraard niet om zichzelf, maar om het grotere plaatje.  kijkt op dit punt niet zozeer de RUG maar de samenwerkende universiteiten als geheel aan. “De academie is een systeem, dat moeten we ook zijn, want we verlenen titels, graden, we geven bevoegdheden en licenties, aan docenten, artsen, advocaten en accountants. Maar tegelijk hebben we ruimte nodig, voor beweging, voor ideeën. Voor liefde voor een vak. ” Voor het project ‘belonen en waarderen’ heeft Dijkstra dan ook een belangrijke aanbeveling. “Als de universiteit open wil staan voor de samenleving, moeten we ook echt opener zijn. Betrek alle medewerkers van de universiteit hierbij.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK