Gebruik het moreel kompas bij zoektocht naar goede zorg

Verslag | door Sicco de Knecht
2 april 2019 | “Zorgen voor een ander doen we niet alleen omdat het nuttig is, maar omdat we streven naar een mooier leven van een ander en naar een gelijkwaardiger samenleving.” Volgens lector ethiek van verbinding Maaike Hermsen moet het beoordelen van de kwaliteit van zorg vaker overgelaten worden aan de professional en de zorgbehoevende.
Maaike Hermsen – Foto: Rob Gieling

Annet Laarman, directeur van het instituut sociale en pedagogische studies, opent de installatie van lector Ethiek van verbinding met mensen met een verstandelijke beperking, inMaaike Hermsen donderdag op de HAN in Nijmegen. Zij begint met het benoemen van een aantal vraagstukken en uitdagingen voor de gehandicaptenzorg daarbij verwijzend naar de tekorten op de arbeidsmarkt in de sector.

Ze richt zich tot de professionals in de zaal die op de lezing zijn afgekomen. “Wij voelen, met u, de verantwoordelijkheid om arbeidsprofessionals af te leveren. Wat we zien is dat de afgestudeerden van onze hogeschool te vaak in een functie op mbo-niveau terechtkomen.” Volgens haar is dat geen ideaal startpunt voor jonge werkenden, wat invloed heeft op hoe lang ze in het beroep blijven.

Een ander probleem is de verplichte registratie per zorgdomein. Landelijk heeft dit het gevolg dat studenten sneller voor het profiel jeugd of ggz agoog kiezen dan bijvoorbeeld voor de gehandicaptenzorg. “Die keuze levert meer baangarantie voor hen maar er blijven te weinig mensen over voor de zorg aan gehandicapten.” Ze roept de zaal, gevuld met vertegenwoordigers uit het werkveld op om hier samen het hoofd aan te bieden. “Gezamenlijk kunnen wij de krachten bundelen om dit probleem op te lossen.”

Geloof in het belang van verbinding

Voor het recent aangetreden collegelid Yvonne de Haan is het de eerste keer dat zij binnen de HAN een lector mag installeren. “Ik vind het een bijzonder moment, natuurlijk omdat het de eerste keer is maar ook omdat ik zelf verbondenheid voel met dit onderwerp.” Zelf is zij al jaren betrokken bij een buurtproject om kinderen met een beperking met andere buurtkinderen in contact te brengen. “Het zijn juist die kinderen, die elke ochtend in een busje wegrijden naar de opvang, die maar weinig contact hebben met de kinderen in de buurt. Ik geloof in het belang van die verbinding.”

Collegelid Yvonne de Haan hangt lector Maaike Hermsen haar stola om – Foto: Rob Gielen

Voor De Haan is dit lectoraat en prachtig voorbeeld van de meerwaarde van het praktijkgericht onderzoek “Wij koesteren de verschillen tussen het hbo en wo. Waar ik de meerwaarde zie is in het kwalificeren de professionele vorming. We hebben aandacht voor de persoon achter de professional.”

In het praktijkgericht onderzoek wordt deze meerwaarde duidelijk uitgedrukt stelt zij. “Wij zoeken innovatieve en ondernemende mensen en daarvoor hebben wij die onderzoeksvaardigheden nodig. Het verrijkt ook de ‘b’ in het hbo. Het levert nieuwe methoden en technieken voor in het beroepenveld. We zien dagelijks hoe het werk van de meer dan veertig lectoren doorwerkt in onze regio om ons heen.”

Omgaan met ‘andersheid’

In haar intreerede vraagt Hermsen allereerst aandacht voor de wijze waarop mensen met een functiebeperking doorgaans worden benaderd. “Wanneer de communicatie moeilijk verloopt concluderen velen van ons dat dit aan de persoon met de beperking ligt. Waarom is de conclusie eigenlijk niet dat wij zelf beter ons best moeten doen om hen te begrijpen?”

Volgens haar is ons beeld van wat ‘normaal’ is bijzonder dominant. Iedereen die buiten het gebruikelijke plaatje valt hoort er niet bij. “Eigenlijk bakken we er niets van om als Westerse samenleving om te gaan met mensen die anders zijn. We willen ze altijd assimileren.” In plaats van dat de mainstream en de minderheden dichter tot elkaar komen, worden deze gestigmatiseerd, zo stelt Hermsen. “Ze worden vermaakt tot een ‘doelgroep’, in plaats van dat de mainstream de groep is die zich aan zou kunnen passen. We vinden het en uitdaging om ‘andersheid’ te accepteren.”

De gemeenschappelijke ervaring centraal stellen

Geïnspireerd door onder andere het werk van VU-hoogleraar Halleh Ghorashi ziet Hermsen in ieder geval een vruchtbare aanpak voor dit probleem. “We moeten onze tijd niet verdoen aan het aanwijzen van verschillen, maar moeten op zoek naar een bron van gemeenschappelijkheid. We moeten op zoek naar waar we hetzelfde in zijn.”

“We krijgen allemaal in ons leven wel een keer te maken met de noodzaak voor afhankelijkheid.” Het is rond die thema’s dat een betekenisvolle ontmoeting plaats kan vinden, op basis van wederzijds begrip en gelijkwaardigheid. “Mensen met een verstandelijke beperking willen gezien worden als een normaal mens.”

Die aanpak vergt een hoop van de zorgprofessional, die juist op andere vlakken veel tijds- en prestatiedruk ondervindt in het huidige zorgsysteem. “Het heeft zeker zin gehad om de kwaliteit van zorg tot op een zekere hoogte te kwantificeren, dat heeft veel goeds gebracht. Maar professionals zijn niet onverdeeld blij met die ontwikkeling.” De kwantitatieve aanpak is doorgeschoten wat op veel plaatsen het gevoel van vervreemding teweeg heeft gebracht.

Ervaring is ook een kennisbron

“Met die kwantitatieve aanpak beleg je de kwaliteitseis voornamelijk ‘uitwendig’ en neem je het proces uit handen van de professional.” Dat lijkt nu net voorbij te streven aan de kracht van de professional, die juist zelf graag meedenkt over de vraag wat goede kwaliteit van zorg is. “Zij willen aan de basis staan van de dialoog tussen professional, mensen met een beperking en hun familie en verzorgenden.”

“Het is belangrijk dat we bij het denken over kwaliteit gebruik kunnen maken van verschillende kennisbronnen” stelt Hermsen. Ze doelt daarmee op de weelde aan bronnen buiten de wetenschappelijke en professionele kennis. “Ook ervaringskennis van mensen met een beperking en hun verzorgenden doet ertoe, en moet meegenomen worden in de kwaliteitsvraag.”

Wat er nodig is om de professional weer een grotere rol te geven in dit proces, is dat deze een moreel kompas ontwikkelt. “En dat kompas moeten ze ook mogen gebruiken in de zoektocht naar wat goede zorg is.” Volgens Hermsen is er tijd en ruimte nodig is om dit proces uit te kunnen voeren. “Dat vergt tijd om op zoek te gaan naar betere zorg op wat we de ‘plekken der moeite’ kunnen noemen.”

Inclusief onderzoek als basis voor lectoraat

Aan het einde van haar lezing komt Hermsen tot wat zij ziet als de kern van de zorgethiek, namelijk de verbinding die zij in haar onderzoek wil zoeken. Verbinding tussen de persoon met een beperking, de professional en de familie en verzorgenden. “Dat betekent dat het gesprek over goede zorg niet alleen kan gaan over de optimale werkwijze of het doel. We moeten ook steeds de vraag stellen of we de ander wel genoeg zien staan.”

Inclusief onderzoek is voor haar lectoraat dan ook de belangrijkste inspiratie en tegelijkertijd een grote uitdaging die Hermsen met liefde aangaat. “Het gaat om de vraag hoe je onderzoek doet met mensen met een beperking, en niet over mensen met een beperking.” Die rol kan de ene keer actiever zijn dan de ander maar het komt altijd de kwaliteit van het onderzoek tegemoet. “Mensen met een beperking zijn bijvoorbeeld opener als de interviewer ook een beperking heeft. Dat zijn zeer waardevolle resultaten.”

De zorgethiek waardeert afhankelijkheid en kwetsbaarheid volgens Hermsen. “Daarom past die stroming binnen de ethiek ook zo goed bij het terrein van zorg voor mensen met een beperking, waar vaak sprake is van levenslange afhankelijkheid.” Zorgen voor mensen met een beperking is dan ook geen ‘neutrale’ handeling. “Zorgen voor een ander doen we niet alleen omdat het nuttig is, maar omdat we streven naar een mooier leven van een ander en naar een gelijkwaardiger samenleving.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK