Inspectierapport noopt tot regie bij internationalisering en toegankelijkheid

Nieuws | door Tim Cardol & Sicco de Knecht
10 april 2019 | Universiteiten groeien, met name door een toename van het aantal internationale studenten. Dat blijkt uit de Staat van het Onderwijs van de Onderwijsinspectie. Die groei roept vragen op over het taalbeleid van instellingen.
Studenten, Foto: Alper Çuğun

In studiejaar ‘17|’18 zijn ruim 260.000 studenten begonnen aan een opleiding in het bekostigd hoger onderwijs. Op de hbo-masteropleidingen na is overal in het hoger onderwijs een groei van het aantal startende studenten te zien. Met name de instroom in de associate degrees is met 30% indrukwekkend.

De Staat van het Onderwijs 2019

De groei van het aantal wo-studenten komt vooral door een toename van het aantal internationale studenten. Er studeren inmiddels 56000 internationale studenten aan Nederlandse universiteiten, daarmee maken zij 19% uit van de studentenpopulatie, tegen 12% vijf jaar geleden. In de masteropleidingen is het aandeel internationale studenten groter dan in de bachelors.

Internationalisering op hogescholen blijft stabiel

Het merendeel van de internationale studenten is afkomstig uit EER-landen. Van de EER-studenten in wo-bacheloropleidingen komt ruim een op de drie uit Duitsland. Naast Duitse studenten komen in de wo-master ook veel studenten uit Zuid-Europa (Italië, Griekenland en Spanje). Ruim 40 procent van de niet-EER studenten in wo-masteropleidingen komt uit China en India.

In het hbo is een ander beeld te zien. Op hogescholen is slechts 6% van de studentenpopulatie afkomstig uit het buitenland. Dit percentage is al jaren stabiel. De groei van het aantal internationale studenten in het Nederlandse hbo is vooral terug te vinden in het zich steeds verder ontwikkelende masteronderwijs. Daar is inmiddels een op de vijf studenten een internationale studenten.

Internationalisering in hbo masters: dichtbij en ver weg

Opvallend is dat het studiesucces van de internationale studenten in zowel het hbo als wo hoger ligt dan hun Nederlandse collega’s. Het verschil met Nederlandse studenten is ruim 10 procentpunten en bleef de laatste vijf jaar min of meer gelijk. In het wo neemt het verschil voor het eerst toe.

Gedragscode Engels ontbreekt vaak

De toenemende internationalisering is ook toe te schrijven aan het feit dat instellingen de voorbije jaren hun niet-Nederlandstalige onderwijsaanbod is gaan uitbreiden. Deze uitbreiding van het aanbod brengt ook verplichtingen met zich mee. Volgens de Onderwijsinspectie laten sommige instellingen die na. “Van de 77 instellingen die onderwijs aanbieden in een vreemde taal, hebben 34 instellingen geen gedragscode. Daarnaast is de invulling van de bestaande gedragscodes over het algemeen beperkt.”

De huidige invulling van het taalbeleid leidt volgens de Inspectie tot bredere vragen over het hoger onderwijsstelsel. “Hoe verhoudt het aanbod van Nederlands en anderstalig onderwijs zich tot de arbeidsmarktbehoefte, hoe is de aansluiting van anderstalig onderwijs op het Nederlandstalige onderwijs dat daaraan vooraf gaat, en wordt de Nederlandse taalvaardigheid voldoende bevorderd?”

Internationalisering? Graag, maar dan wel goed

Het beeld dat geschetst wordt in De Staat van het Onderwijs is voor het ISO reden nog maar eens te hameren op duidelijk taalbeleid bij universiteiten en hogescholen. “Dit temeer ook omdat het Nederlandse onderwijs voor veel studenten, onderzoek én de arbeidsmarkt belangrijk is, en nu steeds verder onder druk komt te staan,’’ stelt ISO-voorzitter Tom van den Brink.

Toegankelijkheid blijft dalen

Een terugkerend thema in de jaarlijkse rapportage van de Onderwijsinspectie is de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Door een opeenstapeling van (kleine) verschillen in kansen van specifieke bevolkingsgroepen ontstaan er ‘in het Nederlands onderwijs bubbels van gelijkgestemden ontstaan waar leerlingen nauwelijks uitkomen’, zo waarschuwde de Onderwijsinspectie vorig jaar al. Ook het CBS en onderwijssociologen maken zich zorgen over de ontwikkelingen.

Inspecteur-generaal van de Onderwijsinspectie Monique Vogelzang constateert wel een lichte kentering. “Veel jongeren behalen een diploma op niveau dat past bij hun vooropleiding en vooral bij het mbo zien we dat meer jongeren kansen krijgen in het onderwijs. Een aantal jaar geleden zagen wij die kansenongelijkheid rap oplopen. We zien nu de eerste stapjes om het tij te keren. We zien dat samen investeren de eerste effecten lijken te hebben.”

De Landelijke Studentenvakbond (LSVb) ziet niettemin in het Inspectierapport aanleiding om Kamerleden op te roepen actie te ondernemen. Voorzitter Carline van Breugel: “De maat is vol, al jaren blijkt dat jongeren ongelijk worden behandeld in het onderwijs, toch verbetert de situatie niet. Er moet nu een commissie toegankelijkheid komen die inzicht heeft in en effectieve adviezen kan geven over hoe de kansengelijkheid kan worden verbeterd.”

Toegankelijkheid moet op landelijk niveau gewaarborgd worden

De LSVb roept in directe zin op om de onlangs ingediende motie van Kamerlid Paul van Meenen (D66) te steunen waarin deze oproep staat. Volgens Van Breugel zijn er nog slechts drie stemmen nodig om deze motie een meerderheid te bezorgen. “Wij zijn nog in gesprek met het CDA en de PVV.”

 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK