Wendbaar vakmanschap als gezamenlijke uitdaging

Opinie | door Marc Coenders & Marco Mazereeuw
17 april 2019 | Wie anno 2019 met mbo-docenten spreekt, krijgt regelmatig een inspirerend verhaal te horen over de samenwerking met het werkveld bij het opleiden van studenten. Dat betekent dat er grote stappen zijn gezet in haar kernopgave: het opleiden voor beroepen. Waar het beroepsonderwijs voorheen gericht was op het leren over en voor beroepscontexten, is er nu veel aandacht voor het vermogen om te leren in beroepscontexten. De behendigheid om te leren tijdens het werk heet wendbaar vakmanschap.
Foto: Sander Morel

Van klaslokaal naar de werkpraktijk lijkt vanzelfsprekend, maar blijkt lastiger dan gedacht. Leren in een beroepscontext houdt in dat een student leert zich de kennis, vaardigheden en houdingen die in beroepscontexten aanwezig en nodig zijn, eigen te maken. Daarnaast moeten studenten ook leren hoe zij het werk in beroepscontexten verder kunnen brengen. Beide vermogens om te leren in de beroepscontext -zich iets eigen maken én verder brengen- noemen we wendbaar vakmanschap. Het vermogen om te leren in de beroepscontext wordt steeds belangrijker.

De aanvullende competentie: bekwaamheid

Het werkveld is voortdurend in beweging. Het onderwijs kan niet op alle toekomstige situaties anticiperen, maar studenten wel zodanig toerusten opdat ze kunnen mee bewegen en zelfs ontwikkelingen mee kunnen beïnvloeden. Er ontstaan steeds nieuwe rollen en beroepen in de praktijk. Een wendbare vakman verhoudt zich daartoe zonder met alle winden mee te waaien. Ook herontdekken vakmensen de collega als relevante ander die bijdraagt aan het leveren van goed werk door samen te leren.

Er is in het mbo volop gediscussieerd over het competentiegerichte beroepsonderwijs. Van der Sanden (2004) wees al vroeg op het belang van het herkennen, benutten en creëren van leermogelijkheden in uiteenlopende situaties. Het vermogen om dat te kunnen zag hij als aanvullend onderdeel van een competentie of zoals hij dat noemde: bekwaamheid. Van der Sande richtte daarmee de aandacht op het leren in beroepscontexten. Vanuit het werkveld blijft echter geregeld klinken “ze kunnen en weten niks meer”. Niet zelden weerklinkt de roep om de aloude onderwijsvormen lts en mts De lagere en middelbare technische school zijn voormalige schooltypen en in zekere zin de voorlopers van het vmbo en het mbo. . In de zin van: wat jammer dat we die zijn kwijtgeraakt.

Uit dergelijke nostalgische beelden blijkt vooral een gerichtheid op het leren voor beroepscontexten. “Ze kunnen en weten niks meer” valt te interpreteren als een signaal dat wat studenten kennen en kunnen niet aansluit bij wat nu gevraagd wordt in bedrijven en instellingen. Een aansluitingsvraagstuk dat niet nieuw is, maar wellicht nieuwe gedaanten aanneemt. Er is bijvoorbeeld sprake van een verschuiving in de plek waar wordt opgeleid. Steeds vaker gaan opleidingen intensieve samenwerkingen aan met bedrijven en instellingen en wordt de beroepscontext gezien als plaats om het leren in de beroepscontext een fysieke en leerrijke plek te geven (zie ook Zitter en Hoeve, 2013).

Verder wordt er aanvullends gevraagd wat betreft het opleiden voor beroepen. Doordat bedrijven en instellingen meer benut worden als plaats om te leren, wordt het vermogen van studenten om te leren in de beroepscontext meer aangesproken. Van studenten wordt een actieve leerhouding verwacht. Bedrijven en instellingen onderkennen dat het vermogen om te leren in de beroepspraktijk van een vakman belangrijk is.

Het leren in de beroepscontext krijgt een steeds prominentere plaats in professionaliseringsbeleid. Niet langer wordt uitsluitend gedacht aan bijscholingen die plaatsvinden buiten het werk. Allerlei leernetwerken en ontwikkelgroepen worden opgezet rond actuele vraagstukken in bedrijven en organisaties. Het vermogen om te leren in de beroepscontext is een vermogen van de vakman en daarmee ook van de student.

Wendbaar vakmanschap

Wendbaar vakmanschap wil zeggen dat een persoon naast de beschikking over specifieke kennis en kunde ook in staat is om kennis en kunde in te zetten in een specifieke context en van daaruit leert. Zo kan een timmerman die bij een bedrijf komt werken zijn bestaande kennis en kunde inzetten om tot een goed resultaat te komen. Het ligt voor de hand dat de timmerman in het nieuwe bedrijf ook het bedrijf leert kennen en zich de aanwezige kennis, kunde en houding probeert eigen te maken.

Bovendien is het aannemelijk dat hij of zij met collega’s voor uitdagingen komt te staan waarvoor oplossingen moeten worden gevonden. Dit alles vereist het vermogen om zowel zichzelf als de werkomgeving aan te passen (Harteis & Goller, 2014). De timmerman moet de in het bedrijf aanwezige kennis en kunde gaan verwerven en beheersen. Dit vereist aanpassingen van de timmerman zelf. Maar omgekeerd geldt ook dat het bedrijf de specifieke kennis en kunde van de aankomend collega erkent en weet te benutten. Daarnaast vragen nieuwe technologieën en het beschikbaar komen van andere materialen om aanpassingen van de timmerman én het bedrijf.

“”Een goed functionerende hybride leeromgeving is herkenbaar aan een lerende sfeer. Er vertoeven mensen met de intentie om goed werk te leveren door ook samen te leren.””

Het idee van leren over en voor beroepscontexten is dat gekwalificeerde vakmensen goed werk kunnen leveren met behulp van werkinstructies, protocollen en praktische hulpmiddelen. Maar dat is niet alles. Dat net afgestudeerde vakmensen met werkinstructies en protocollen het werk meteen op het vereiste kwaliteitsniveau kan leveren, is met het voorbeeld van de timmerman in het hoofd, onwaarschijnlijk.

Als het niet aanpassing van de vakman zelf is, dan is het wel aanpassing van werkwijzen, toegepaste gereedschappen of voorschriften teneinde goed werk te kunnen leveren. De vakman dient daartoe leersituaties te herkennen en inzet te tonen om daarin te leren. Tegelijkertijd is het zo dat een optimale dienst of product zelden van één vakman afhankelijk is. Afstemming en samenwerking is eerder regel dan uitzondering voor vakkundig handelen (zie ook Zeelen, 2015). Leren in het werk is veelal een proces van samen leren.

Nadruk op de ontwikkeling van het zijn van vakman

Een wendbare vakman weet wat hem of haar te doen staat. Het verwerven van wendbaarheid vraagt naast het kennen en kunnen van beroepsvaardigheden ook de ontwikkeling van het zijn van een vakman in relatie tot anderen. Waar het tot nu toe veelal aan ontbreekt is het leren creëren onder eigen verantwoordelijkheid (vrij naar Kohnstamm 1932, Pols 2019). De persoonlijke verbinding met het werk en de werkomgeving vormen de basis voor succesvolle loopbanen.

Bekwaamheid houdt naast het laten zien dat iemand iets kan, ook in dat die persoon in staat is het werk verder te brengen op basis van eigen inzichten, gebruikmakend van de werkomgeving. Sennet (2008) beschreef in zijn beeld van de vakman situaties waarin de vakman zijn eigen idee moest volgen omdat anders het product niet aan de kwaliteit voldeed die de vakman zelf voor ogen had. Volgens hem is dit een interne drijfveer van de vakman om goed werk te willen leveren omwille van het werk zelf.

Vanuit het idee van wendbaar vakmanschap is een student bekwaam als hij geleerd heeft hoe hij in verschillende contexten, vaak met anderen, een verbetering heeft weten te realiseren. Dat is het vakmanschap dat het werk verder brengt en waarin de wendbaarheid van de vakman zich toont. Eigen inzichten ontwikkelen en aanwenden, impliceert zelf goed kunnen nadenken, maar ook reflecties van anderen tot zich kunnen nemen en verwerken.

Wendbaarheid start vanuit de ervaring van de aankomend vakman in het werk, de werkomgeving en de beroepsgroep. Vooral ervaringen die botsen met de eigen beelden of iets dat onverwacht optreedt, kunnen de brandstof voor leren zijn (Akkerman en Bakker 2011). Ervaringen opdoen in verschillende contexten vergroot de kans op de juiste leerpocessen.

Door het deelnemen aan het verbeteren of verder brengen van het werk waarin voortdurend nieuwe dingen opborrelen komt leren en ontwikkeling tot stand. Daaruit volgt onze stelling dat studenten zo vroeg mogelijk in die sociale leerprocessen (Lave & Wenger 1991) dienen mee te doen omdat daarin de kiem wordt gelegd voor wendbaarheid: de houding en het vermogen om te leren in beroepscontexten. Vanuit dat denken is het de uitdaging om studenten, als zijnde aankomende vakmensen, in ‘onversneden casuïstiek’ te brengen en minder in schoolse situaties.

Het is immers in deze realistische omgevingen waarin zij het vermogen om te leren in de beroepscontext maximaal kunnen ontdekken en ontwikkelen. Een uitdagende werkomgeving of uitdaging in het werk zijn cruciaal om behendiger te kunnen worden. Mits er in goede begeleidingsstructuren is voorzien. Dit doet een krachtig appèl op mbo-instellingen én het werkveld om gezamenlijk verantwoordelijkheid te nemen voor het vakmanschap. Zodat er achteraf niet gezegd kan worden dat “ze niks meer kunnen”. Het proces van verdeelde naar gedeelde verantwoordelijkheid is door hybridisering in een versnelling geraakt.

Hybride leeromgevingen

Als we het vermogen om jezelf en de omgeving aan te passen belangrijk vinden, dan liggen hybride leeromgevingen voor de hand. Een hybride leeromgeving is een ontwerp voor een oefenplaats zonder dat vooraf kan worden bepaald welke ervaringen opgedaan gaan worden. Het is een leeromgeving met kenmerken van school en werkveld. Door deze te vermengen, ontstaat een nieuwe setting waarin leren over, voor en in beroepscontexten een plek krijgt.

Een goed functionerende hybride leeromgeving is herkenbaar aan een lerende sfeer. Er vertoeven mensen met de intentie om goed werk te leveren door ook samen te leren. Het verwerven van wendbaarheid door studenten kan worden gestimuleerd door verhalen over het werk te vertellen, maar wordt vooral ontwikkeld door deelname aan de werkprocessen. Wendbaar vakmanschap ontstaat van binnenuit, echter het verder ontwikkelen ervan vraagt om een open en wendbare houding van iedereen om de student heen. Dat is nu de uitdaging in de samenwerking van beroepsonderwijs en werkveld.

Marc Coenders :  Lector Wendbaar Vakmanschap NHL Stenden Hogeschool

Marco Mazereeuw :  Associate Lector Wendbaar Vakmanschap NHL Stenden Hogeschool

Literatuurverwijzingen

Akkerman, S. F., & Bakker, A. (2011).

Boundary crossing and boundary objects. Review of educational research, 81(2), 132-169.

Harteis, C., & Goller, M. (2014).

New skills for new jobs: Work agency as a necessary condition for successful lifelong learning. In Promoting, Assessing, Recognizing and Certifying Lifelong Learning (pp. 37-56). Springer Netherlands.

Kohnstamm, Ph. A. (1932).

Over ,,denken'' en ,,leeren denken''. Mededeelingen van het Nutsseminarium voor Paedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam no.22. In: Paedagogische Studiën 1932. Groningen/Den Haag/Batavia: Wolters.

Lave, J., & Wenger, E. (1991).

Situated learning: Legitimate peripheral participation. Cambridge university press.

Pols W. (2019).

Pedagogiek in het middelbaar beroepsonderwijs (Onderzoeksverslag). Hogeschool Rotterdam Uitgeverij

Sennett, R. (2008).

De Ambachtsman, de mens als maker. Amsterdam: Meulenhoff.

Van der Sanden, J. M. M. (2004).

Ergens goed in worden: naar leerzame loopbanen in het beroepsonderwijs. Inaugurele rede Tilburg: Fontys Hogeschool

Zeelen, J. (2015).

Bowling Together: Lifelong Learning as a Collective Challenge in the North and the South. Inaugurele rede. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen

Zitter, I., & Hoeve, A. (2013).

Hybride leeromgevingen: het verweven van leer- en werkprocessen. ’s Hertogenbosch/Utrecht: Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ecbo).


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK