‘Wir schaffen das’ in de praktijk

Verslag | de redactie
18 april 2019 | Diversiteitsbeleid kent vele vormen, van segregatie tot inclusie. "Wellicht is het goed om deze te zien als fases van een proces, en niet te veel als vaste patronen." Bij de iPabo collegetour vertelt lector Ruben Fukkink (HvA) over zijn ervaringen in het Erasmus Plus project over inclusie waarvoor hij een rondgang deed rond Europese hoofdsteden.

Voor Ruben Fukkink voelt het een beetje als thuiskomen om mee te doen aan de collegetour van de iPabo. “Ik moet dit college natuurlijk opdragen aan mijn vader. Mijn vader George voelde zich hier gelukkig en geïncludeerd. Toen ik jong was nam hij mij heel vaak mee naar zijn werk en ik heb hier dan ook een beetje het vak geleerd.” Inmiddels is hij lector Pedagogische functie in onderwijs en opvoeding van de HvA.

Deze middag is Fukkink op bezoek om te vertellen over een recent internationaal onderzoeksproject over inclusie. De zaal is goed gevuld, de helft studenten (veel deeltijd) de andere helft geïnteresseerden uit het werkveld. “Het doet me ook deugd om hier oud-collega’s van mijn vader en collega-lectoren in de zaal te zien,” zegt hij.

Vier hoofdstukken

Fukkink begint met een stuk theorie, hetgeen hij inleidt aan de hand van zijn ervaring als student. “Toen ik studeerde hadden we in ons leerboek vier hoofdstukken over integratie: Marokkanen, Turken, Surinamers en Nederlanders.” Naast het idee dat een dergelijk leerboek in deze tijd zo’n 188 hoofdstukken zou moeten hebben is er volgens hem veel veranderd.

Vier verschillende manieren om na te denken over diversiteit.

De opdeling van bevolkingsgroepen die hij in de jaren ’80 leerde – langs de lijnen van etniciteit, taal en religie – past niet meer bij deze tijd en de huidige werkelijkheid volgens hem. Refererend aan de term superdiversiteit, wijst hij erop dat er geen meerderheid meer is onder de bevolkingsgroepen in een stad als Amsterdam. “Diversiteit is nog meer divers geworden. De Marokkaan is veel diverser geworden, en ook de Nederlander.”

Wat volgde was een zogenaamde anti-bias benadering (jaren ’80-’90), waarbij de nadruk lag in het actief bestrijden van vooroordelen. Het was een tegenbeweging. Met de UNESCO Salamanca verklaring over inclusief onderwijs, getekend in de Spaanse stad in het jaar 1994, werd het pad ingeslagen dat we nog altijd bewandelen. “In die opvatting is inclusie een onderdeel van je totale kwaliteit als onderwijsinstelling. Eigenlijk ligt die ten grondslag aan ons beleid op het terrein van passend onderwijs.”

De laatste tijd bespeurt hij wel verdere ontwikkeling op het gebied van het denken over diversiteit. “Dat is dat we het benoemen van diversiteit als erkenning van verschil achter ons laten en meer bewegen richting naar inclusie als onderdeel van een kwaliteitskader.” In die opvatting is inclusie integraal onderdeel van het kwaliteitsbeleid, uit de overtuiging dat dit bijdraagt aan de opdracht van instellingen, van kinderopvang tot hogeschool.

“Zou het zo kunnen zijn dat we langzaam groeien van aparte systemen, naar gecombineerde systemen.” Volgens Fukkink heeft dat uitgangspunt, dat ook progressief universalisme wordt genoemd, wel implicaties waar momenteel nog niet echt aan gewerkt wordt. “In een universeel systeem werk je met multidisciplinaire teams. Dat red je niet met alleen een pabo-diploma, daar heb je – wat ik maar even ‘externe support systems’ heb genoemd – voor nodig: een logopedist, een ggz-medewerker en ga zo verder.”

Assimilatie

Wanneer hij vertelt over het Erasmus Plus Project waar Fukkink vanuit de HvA aan meedeed is hij eerlijk over de verwachting die hij daarbij had. “Dit was een verkenning van inclusiviteit in het basisonderwijs in verschillende Europese landen. Ik dacht bij mezelf: zou het zo kunnen zijn dat we in andere delen van Europa teruggaan in de tijd als we het over dat inclusievraagstuk hebben?”

Als eerste voorbeeld geeft hij zijn ervaringen in de hoofdstad van Slovenië, Ljubljana. “Daar is geen sprake van superdiversiteit. Wel zijn er in Slovenië veel Roma families waar de aandacht naar uit gaat.” Fukking vertelt dat hij steeds te horen kreeg dat Roma-families niet assimileren in de Sloveense maatschappij, vooral omdat ze de taal niet leren. “Die uitspraken deden me inderdaad heel erg denken aan jaren ’80.” Het zijn de formuleringen waarin een bevolkingsgroep langs een enkele dimensie wordt getypeerd en geproblematiseerd die daaraan herinneren.

Fukkink sprak naast de leraren ook met ouders van kinderen uit Roma-families. Die voelden zich geïncludeerd maar dat had ook een keerzijde. “Een van de ouders, wiens kind enigszins achterliep in de ontwikkeling, die gaf aan dat zijn kind inderdaad welkom was maar zich tegelijkertijd achtergesteld voelde bij de andere kinderen. ‘Ik voel de liefde en de warmte, maar mijn kind voelt elke dag dit verschil’, zei die vader tegen mij.”

Het beleid in Slovenië is volgens hem dan ook absoluut een voorbeeld van integratie. “Het idee van assimilatie is heel sterk. De kinderen gaan wel allemaal met zijn allen naar school, waar verschillende activiteiten de nationale cultuur benadrukken.” Wat voor Fukkink nieuw was, is dat je sociale inclusie wel kunt geven maar dat mensen het ook moeten willen ontvangen.

De magneetstad Berlijn

Op weg naar Nederland gingen Fukkink en collega’s ook langs bij Berlijnse scholen. In het Duitsland van Merkel is de ‘Wir schaffen das’-mentaliteit zeer concreet ingedaald en heeft het in de hoofdstad duidelijk geleid tot het opstropen van de mouwen. “Berlijn is een magneetstad geworden en duizenden ouders uit alle windstreken kloppen nu aan bij de Berlijnse voorscholen.”

“De inclusie-gedachte spat van de muren op de Berlijnse scholen,” zegt Fukkink terwijl hij een foto van een tekst die boven de deur gehangen is laat zien: Das ist uns wichtig: Jeder Mensch wird gesehen und geachtet. Die mentaliteit houdt in dat er in Berlijn alles op alles wordt gezet om van de massale integratie een succes maken. “Geen wachtlijsten, er wordt gewoon ‘gewerkt’.”

Vanaf het tweede levensjaar gaan kinderen in Berlijn vijf dagen per week naar school vertelt Fukkink. Kinderen met een integratieachtergrond ‘Integrationskinder’ genaamd zitten in de klas aan een apart tafeltje waar de ‘Integrationsarbeiter’ de kinderen helpt om de taal te leren. “Ik was echt onder de indruk van wat daar gebeurde.”

“Niet alleen het enorme beslag dat dit project op de begroting van de stad Berlijn legt, maar ook de nuchterheid van de mensen daar deden me versteld staan.” De Duitsers gaan ervoor om er het beste van te maken. Ze weten volgens Fukkink dat dit geen echte sociale inclusie is. “Daar zijn ze ook heel eerlijk in, maar ze zijn onderweg.”

Partners in de stedelijke context

Een aanwezige docent wil weten waarom voor deze groep steden is gekozen, en wat de achtergrond van het beleid is dat gekozen wordt op die plekken. “Ik merk dat het me een beetje irriteert dat het nu overkomt alsof die Duitsers gewoon maar een rare manier hebben gekozen om hier mee om te gaan. Maar daar zal toch ook gewoon onderbouwd beleid onder zitten neem ik aan?”

Fukkink begrijpt dat het verhaal zo overkomt. “Dat heeft er in de eerste plaats mee te maken dat het voornamelijk een verkenningsproject is geweest, wat ik vandaag vertel is dan ook wat onze ervaringen waren.” In het vervolg van het project komt er een groter onderzoeks- en ontwikkeldeel waar nog aan gewerkt wordt. “We hebben deze plaatsen gekozen omdat het grote steden waren – wij zoeken vanuit de HvA onze partners in de stedelijke context.”

Wat precies de reden is voor de Duitsers om te kiezen voor deze aanpak kan Fukkink niet zeggen, maar ook zij zelf niet. “Tijd voor onderzoek is er op dit moment niet, de Berlijnse universitair onderzoekers die ik sprak zeggen: ik ga retrospectief wel onderzoeken wat wel en niet werkt.” Want wat het beste werkt, daar is überhaupt nog niemand echt uit voegt hij eraan toe.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK