Zorgen in de Kamer over afnemend aantal promovendi

Nieuws | door Frans van Heest
23 april 2019 | Het experiment met promotiestudenten moet juist worden uitgebreid, zeggen SGP, PVV, CDA en de VVD. Zeker nu het aantal promovendi licht afneemt. Een brede coalitie van CDA, VVD, PVV en SGP heeft vervolgvragen aan minister Van Engelshoven gesteld over haar voornemen om het experiment met studentpromovendi niet verder uit te breiden.
Een dag georganiseerd door de KNAW voor Chinese PhD’s (foto: van KNAW – Inge Hoogland)

De partijen vragen aan de minister waarom zij hier vanaf ziet, juist nu het aantal promovendi lijkt af te nemen. Zij willen daarom dan ook dat de minister doorgaat met het experiment. Het is ook zeker niet uitgesloten dat de minister hiertoe gedwongen wordt aangezien deze gelegenheidscoalitie van 75 zetels nog maar 1 partij hoeft mee te krijgen voor een Kamermeerderheid om het experiment met promotiestudenten toch voor te zetten. Aangezien het Forum voor Democratie altijd op het dossier onderwijs meestemt met de PVV is dat zeker niet ondenkbaar. Bij het algemeen overleg wetenschapsbeleid volgende maand zal dit onderwerp zonder meer aan de orde komen.

Al eerder hadden het CDA en de VVD Kamervragen gesteld aan de minister waarom zij af zag om halverwege het experiment geen nieuwe aanvragen meer te honoreren. Nu hebben zich bij de vervolgvragen twee nieuwe partijen aangesloten bij de gelegenheidscoalitie: SGP en PVV.

Lichte daling aantal promoties

Allereerst willen deze partijen van de minister weten of het klopt dat het aantal promovendi afneemt. De minister erkent. “dat het aantal promoties in 2017 inderdaad een lichte daling laat zien. De gegevens over 2018 komen nog voor de zomer beschikbaar. Overigens neemt het aantal promovendi in dienst van de Nederlandse universiteiten niet af. In 2016 waren er 8.829 werknemer-promovendi, tegenover 8.982 in 2017.” ScienceGuide hoort dat ook in 2018 het aantal promovendi verder is afgenomen.

De minister moet ook bekennen dat het niet helemaal duidelijk is hoeveel promovendi er precies in Nederland zijn. Het aantal buitenpromovendi wordt bijvoorbeeld niet bijgehouden. Een werkgroep van de VSNU gaat hier duidelijkheid over geven belooft Van Engelshoven. “De werkgroep van vier rectores heeft op 9 april jl. het document ‘Een gezonde praktijk in het Nederlandse promotiestelsel’ uitgebracht. Deze werkgroep heeft aanbevelingen gedaan voor aanscherping van de categorisering van promovendi. Met behulp van dit begrippenkader zullen de verschillende categorieën promovendi worden geïnventariseerd. De eerste inventarisatie vindt plaats voor de zomer.”

De partijen vragen nogmaals aan de minister waarom zij afziet van uitbreiding van het experiment. De minister geeft aan dat er te weinig variatie aan instellingen is die deelnemen. “Met ‘een meer gevarieerde invulling’ bedoel ik variatie op basis waarvan duidelijker zal worden of met het experiment de gewenste doelen behaald worden. Hierbij denk ik bijvoorbeeld aan andere universiteiten die zich aan zouden willen sluiten bij het experiment. Van dergelijke variatie was echter geen sprake, aangezien er geen sprake is van belangstelling van andere universiteiten dan de RUG en de EUR.”

Kan-bepaling is geen moet-bepaling

De minister wijst de Kamer bovendien op de kleine lettertjes van de wet. Daarin is geregeld dat zij in het zes jaar durende experiment tussentijds middels een kan-bepaling mag beslissen om het experiment verder uit te breiden. “Deze kan-bepaling geeft mij de beleidsvrijheid om een afweging te maken over de wenselijkheid en de meerwaarde van een tweede aanvraagronde. Om de hierboven genoemde redenen vond ik dat daar in dit geval geen sprake van was en heb ik daarom geen gebruik gemaakt van de kan-bepaling.”

De Kamerleden weten ook weten of in het experiment dat momenteel tussentijds wordt geëvalueerd door CHEPS ook buitenlandse studentenpromovendi worden meegenomen, die werken op basis van een top-up beurs. Deze beurs krijgen ze bovenop hun eigen buitenlandse beurs en is bedoeld om de hoogte van het bedrag gelijk te trekken van de Nederlandse promotiestudenten.

De minister zegt dat 236 promotiestudenten een dergelijke beurs hebben gekregen. Maar hoeveel promovendi in Nederland promoveren op basis van een buitenlandse beurs, daar zijn geen cijfers over bekend zegt de minister. Zij hoopt dat de werkgroep van de VSNU hier meer duidelijkheid over zal gaan geven.

Van Engelshoven zegt wel toe dat de groep buitenlandse promovendi met een top-up beurs wel wordt meegenomen in deze evaluatie. “De RUG heeft – na overleg met Promovendi Netwerk Nederland – besloten om deze groep aan het experiment toe te voegen. Hierdoor kunnen ook deze promovendi gekwalificeerd worden als promotiestudent met een daarbij behorende positie. Bij de evaluatie zal rekening gehouden worden met de vergelijkbaarheid van deze groepen.”

Voldoende omvang voor experiment

Het experiment beoogde aanvankelijk om maximaal 2000 promotiestudenten deel te laten nemen aan dit experiment. Momenteel zijn er een krappe 1000 beurspromovendi die deelnemen in dit experiment. De Kamerleden vragen zich af of dit aantal wel voldoende is voor een goed experiment. De minister denkt van wel. “Het aantal van 2.000 promotiestudenten is in het besluit opgenomen als een bovengrens en is niet bedoeld als een streefgetal.”

“Doel is met het onderzoek zo veel mogelijk zicht te krijgen in de voor- en nadelen van promotieonderwijs, alvorens een keuze te maken over eventuele structurele inbedding. Daarbij moet enerzijds sprake zijn van voldoende deelnemers om met enig vertrouwen iets te kunnen zeggen over deze effecten.”

De minister wijst de Kamerleden er ook op dat het niet onverstandig is om het experiment beperkt te houden. “Anderzijds is het goed het experiment enigszins beperkt te houden, aangezien nog onduidelijk is wat de effecten zijn, en of deze netto positief of negatief uitvallen. Het onderzoek naar de promotiestudent betreft vanzelfsprekend geen experiment volgens ‘de gouden standaard’, waarbij grote aantallen ‘subjecten’ willekeurig worden toegewezen aan verschillende interventies in een poging een duidelijk causaal verband vast te stellen. Dat zou immers in de praktijk op veel bezwaren stuiten, zo niet onmogelijk zijn. Het aantal promotiestudenten dat nu deelneemt, is daarvoor voldoende.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK