Bevorderen van studiesucces is niet altijd evidence based

Nieuws | door Frans van Heest
29 mei 2019 | De ideeën die docenten in het hoger onderwijs hebben over welke maatregelen studiesucces bevorderen stroken niet altijd met de wetenschappelijke inzichten. Zo stellen docenten online videocolleges voor, terwijl de literatuur laat zien dat dit helemaal het studiesucces niet bevordert. Alhoewel er een forse hoeveelheid aan onderzoek over studiesucces beschikbaar is, vinden deze inzichten maar mondjesmaat de weg naar de dagelijkse praktijk.
Studiesucces

Dat stellen onderzoekers Saskia Brand-Gruwel (Open Universiteit), Nynke Bos (Universiteit Leiden & Saxion Hogeschool) en Annelies van der Graaf (Hogeschool Leiden) in een recent gepubliceerd onderzoek. Hiervoor hielden zij brainstormsessies met medewerkers van hogescholen over hoe zij aankijken tegen studiesucces.

Studiesucces bevorderen

Niet alle studenten die aan een studie beginnen, ronden deze af binnen de tijd die er vanuit de overheid voor staat, en daardoor lopen hogescholen en universiteiten bekostiging mis. Hoger onderwijsinstellingen denken daarom voortdurend na over maatregelen en activiteiten die ze kunnen ontplooien om studenten succesvol te laten studeren en minder uit te laten vallen.

De vraag die de onderzoekers stelden is welke van de maatregelen die zij zelf gunstig achten voor het studiesucces ook daadwerkelijk ‘evidence informed’ zijn. Hoewel er in de literatuur veelvuldig is gepubliceerd over werkzame manieren om het studiesucces te vergroten, lijken deze principes nog niet ten volle de weg naar de dagelijkse praktijk gevonden te hebben.

De vruchten van een brainstormsessie

Het onderzoek is gedaan onder 242 docenten en lectoren. In de brainstormsessies met docenten werden zij uitgevraagd over hun overtuigingen over maatregelen die kunnen worden ingezet om studiesucces te bevorderen. Deze ideeën werden vervolgens geclusterd in veertien thema’s waarna de onderzoekers de voorstellen langs de lat van het onderwijsonderzoek op dit gebied legden.

Op een aantal thema’s zoals toetsing en binding met de studie blijken deze ideeën goed overeen te komen met de bevindingen uit de literatuur. Op andere thema’s waaronder digitalisering zit er echter nog een flink gat tussen de wetenschappelijke inzichten en de (beleids)maatregelen waarin docenten zelf het vertrouwen leggen.

Creëren van een veilige leeromgeving

Ook is er gekeken in hoeverre deze aspecten ook raakvlakken met elkaar hebben. Bij digitalisering kan er bijvoorbeeld gedacht worden aan het geven van webcolleges, het ontwikkelen van blended learning en het aanbieden van een chatfunctie. Ook blijkt bij het onderwerp binding lopen de meningen nogal uiteen. Hier gaat het om ideeën om studenten te binden aan een opleiding maar ook om goed contact op te bouwen met studenten, maar ook om extra curriculaire activiteiten en het creëren van een veilige leeromgeving.

Ook bij het onderdeel curriculum lopen de meningen uiteen. Zo wordt er geopperd om studenten meer verantwoordelijkheid te geven en een goede afwisseling tussen basisvakken en algemene vakken en kennismaken met de beroepspraktijk.

Anderzijds zijn de antwoorden rondom toetsing zeer consistent. De belangrijke en haalbare ideeën liggen vooral op het vlak van het verzorgen van formatieve feedback en de realiteit ligt vooral in het primaire onderwijsproces. Ook het cluster selectie en werving is heel consistent. Het gaat hier om allerlei activiteiten die voor de poort van de opleiding kunnen worden ingezet. Om studenten zo goed mogelijk aan een studie te kunnen laten beginnen. Dan gaat het vooral om ideeën als goede en realistische voorlichting. Het aannamebeleid aanscherpen wordt als minder haalbaar gezien.

Waar ook bijzonder veel waarde aan wordt gehecht door docenten is het betrekken van het werkveld bij de opleiding. Het gaat dan om betekenisvol leren in een realistische beroepscontext, het organiseren van gezamenlijke projecten met het werkveld en vroeg in de opleiding stagelopen.

Aantal voorstellen die aansluiten bij de literatuur

Vanuit het docentencorps komen een aantal voorstellen die goed aansluiten bij de literatuur over het bevorderen van studiesucces, zo schrijven de auteurs in de conclusie van het onderzoek. Bijvoorbeeld als het gaat om de drie clusters peers, werkvormen en begeleiding. Dan kan gedacht worden aan het in kleine groepen, de nadruk op het ontlokken van vragen en discussie in het onderwijs. Een ander cluster dat grote overlap laat zien met de literatuur is toetsing. Zowel de literatuur als docenten noemen het belang van formatief toetsen. Om op die manier voortgang in kaart te brengen, maar ook om de student in aanraking te laten komen met toetscriteria.

Er worden door de docenten echter ook zaken genoemd die in hun ogen het studiesucces zouden bevorderen maar die haaks staan op bevindingen in de literatuur. Voorbeelden zijn de inzet van webcolleges, waarvan is aangetoond dat deze nauwelijks een relatie kennen met studiesucces of het afschaffen van aanwezigheidsplicht terwijl uit Maastrichts onderzoek blijkt dat aanwezigheidsplicht juist leidt tot meer studiesucces.

Doorvoeren van innovaties

Volgens de onderzoekers kan deze studie voor de onderwijsinstelling bijdragen aan het opstellen van een innovatie- en onderzoeksagenda op het terrein van het verbeteren van studiesucces. Het doorvoeren van innovaties vraagt immers ook dat wordt onderzocht of de ingezette vernieuwing werkt zoals bedoeld en effect heeft op het studiesucces van studenten.

Overtuigingen van docenten ten aanzien van het vergroten van studiesucces kunnen ook aan het licht brengen dat er ten aanzien van bepaalde aspecten nog weinig evidentie is. Dit zou kunnen leiden tot het opzetten van meer fundamenteel onderzoek en het agenderen van die aspecten op een landelijke onderzoeksagenda ten aanzien van studiesucces in het hoger onderwijs.

De onderzoekers wijzen in hun artikel geen oorzaak aan voor de soms tegenvallende wetenschappelijke onderbouwing van beleid. Wel benadrukken ze dat de overtuigingen van de betrokkenen – docenten – van groot belang zijn voor het ontwikkelen en het slagen van maatregelen is. Docenten hebben immers praktijkervaring, kunnen deze inbrengen en staan daarmee aan de basis van het succesvol implementeren van vernieuwingen. In de literatuur over (onderwijs)innovatie is veel aandacht voor het (vroegtijdig) betrekken van gebruikers, zoals docenten en andere stakeholders.

De focus op de docent als centrale schakel in het onderwijsvernieuwingsproces is een ontwikkeling die eind jaren ‘90 van de vorige eeuw is ontstaan, zeggen de onderzoekers. Eerder werd de docent slechts gezien als de uitvoerder van onderwijsvernieuwingen die door anderen, zoals beleidsmedewerkers of uitgevers, waren bedacht en ontworpen. Van docenten werd vervolgens verwacht dat zij deze vernieuwingen implementeerden en uitvoerden in overeenstemming met de bedoelingen van de ontwerpers.

Een groot deel van de onderwijsinnovaties is niet succesvol, verwatert na verloop van tijd of kent geen effect omdat docenten zijn blijven vasthouden aan of zijn teruggekeerd naar oude routines. Om onderwijsvernieuwingen te laten slagen is het van belang dat de nadruk komt te liggen op de wijze waarop de docent in de vernieuwing wordt meegenomen en dat, naast het ontwikkelen van specifieke uitvoerende vaardig­heden door docenten, ook rekening wordt gehouden met de overtuigingen van deze docenten.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK