Meer samenwerking en minder divagedrag

Interview | door Sicco de Knecht
8 mei 2019 | "We verwachten de wereld van wetenschappers." Volgens bestuursvoorzitter van ZonMw Jeroen Geurts is het hoog tijd voor herbezinning van wat we van wetenschappers verwachten. In het gesprek over erkennen en waarderen staan alle opties open, "dus ook dat we de voorwaarden van subsidies van ZonMw en NWO veranderen."
Jeroen Geurts Foto: Manon Bruininga

Het is het jaar van het nieuwe ‘waarderen en belonen’ voor wetenschappers, als het aan ZonMw, NWO, VSNU en NFU ligt althans. Vorig jaar kondigden de koepels en financiers aan dat het tijd is om afscheid te nemen van de staande praktijken in het bevorderen van academici en het toekennen van beurzen. De Journal Impact Factor, het aantal behaalde beurzen en andere ‘metrics’ moeten niet langer de enige lat zijn waarlangs de academicus wordt gelegd.

Veni-ontvanger is kip met gouden eieren.

Onlangs ondertekenden NWO, ZonMw en de KNAW de San Francisco Declaration on Research Assessment. Daarmee is de intentie om over te schakelen naar een andere kijk op onderzoekscarrières in ieder geval beleidsmatig gestut, maar nu staan de partijen voor de grote vraag wat dan wél een goede manier van belonen en waarderen is.

Bestuursvoorzitter van ZonMw, lid raad van bestuur NWO en actief neurowetenschapper Jeroen Geurts spreekt liever over erkennen en waarderen. “Ik denk dat dit de lading beter denkt dan over ‘belonen’ te spreken.” Met zijn organisatie wil hij een boegbeeld zijn in deze transitie en daarbij is volgens hem de input nodig van alle betrokkenen bij de wetenschap. “Dit moet een open gesprek zijn waarbij de vraag op tafel ligt wat we nu eigenlijk verwachten van de wetenschap en de onderzoeker.” Op ScienceGuide geeft hij vandaag een aanzet tot dit indringende gesprek dat gevoerd wordt in tijden van #woinactie en open access.

Door veel van uw collega’s wordt er momenteel actie gevoerd tegen de hoge werkdruk in de academie. Het is een bekend gegeven dat velen structureel overwerken, ver buiten de uren van de cao. Moeten we het niet eerst hebben over wat er minder moet, voordat we ons systeem van waarderen aanpassen?

“Dat lijkt me een valide vraag en die werkdruk is er zeker. Ik volg #woinactie natuurlijk op de voet en zie dat zij openlijk ageren tegen de universiteit en tegen de politiek die te veel van de wetenschap verwacht. Maar ik plaats daar de kanttekening bij dat wij ook onszelf druk opleggen.

Je moet wel onderscheid maken tussen opgelegde en interne werkdruk. Werkdruk die uit jezelf komt kan heel prettig zijn. Wetenschappers worden meer dan eens gegrepen door hun werk en die gedrevenheid zet ze ertoe aan om extra tijd in hun onderzoek stoppen.

We moeten heel goed kijken naar wat nu die stress veroorzaakt. Als ik naar mezelf kijk dan weet ik dat ik stress ervaar wanneer ik een overvolle agenda heb en het gevoel geen controle te hebben. Wat ik dan heel soms doe is gewoon een derde van de afspraken uit mijn agenda schrappen. Dan worden mensen boos, maar het is even niet anders.”

Is er werkelijk een hard onderscheid te maken tussen interne en opgelegde werkdruk?

“Als je het me op de man af vraagt dan kan ik niet precies aanwijzen waar de interne drive ophoudt en externe druk begint. Drive kan voortkomen uit passie maar het kan ook een geïnternaliseerde druk zijn die in feite van buitenaf wordt aangewakkerd. Laten we het zo zeggen: dit is typisch een onderwerp waar ik het over wil hebben binnen dit thema.

We moeten opnieuw nadenken over onze verwachtingen en welk deel daarvan wenselijk is en wat reëel is. We verwachten namelijk de wereld van wetenschappers. Ze moeten het beste internationaal aangeschreven onderzoek doen, onderwijs van topniveau geven en tegelijkertijd moeten onderzoekers ook goede leidinggevenden zijn. Dat is simpelweg te veel van het goede.”

Terug naar die bevlogenheid, dat argument wordt vaak aangedragen als oorzaak van het overwerken. Laten we stellen dat het klopt, moet je aan die stelling dan ook geen conclusies verbinden? Is het niet beter om collega’s verplicht naar huis te sturen als ze te veel werken?

“Uit ervaring weet ik dat dit niet werkt. Als ik ’s avonds naar huis ga zie ik ook promovendi op mijn afdeling die tot laat doorwerken, soms ook in het weekend. Ik riep vroeger steevast tegen ze dat ze naar huis moesten gaan. Maar onlangs kreeg ik van een van hen de repliek dat ik dat niet steeds hoefde te zeggen: ‘We zitten hier uit eigen vrije wil’.

Ik heb ook wel eens een collega ‘verplicht’ een dag vrij laten nemen omdat die keihard had gewerkt. Mijn intentie was om stress te voorkomen maar zij zei tegen mij: ‘Hier krijg ik nu stress van!’ Je haalt dan de controle weg bij mensen, en daarvan weten we dat het juist bijdraagt aan stress. De uitkomst van dit proces van herwaardering moet natuurlijk nooit zijn dat we meer stress of minder beroepsgeluk creëren.”

Als we de wereld verwachten van wetenschappers, en die herwaardering levert op dat deze verwachtingen bijgeschroefd moeten worden, is dan niet de conclusie dat we meer onderzoekers nodig hebben om het huidige niveau te behouden?

“Als je ‘slow science’ gaat incorporeren in het wetenschapsbedrijf dan heeft dat hoogstwaarschijnlijk gevolgen voor de output. Daar moet je eerlijk over zijn. Alhoewel: misschien wordt het er wel efficiënter van als we iets meer de tijd nemen en beter nadenken.

Op dat punt wil ik echt de wetenschappers zelf aan het woord laten. Als daar uitkomt dat men collectief zegt: wij gaan gewoon 36 uur in de week werken, dan is dat zo. Als er daardoor minder artikelen geschreven worden, dan is dat een logische consequentie die we moeten aanvaarden.”

Zo lijkt het alsof alle opties open staan, maar het ligt vast ingewikkelder. Laten we beginnen met vast te stellen wie er nu eigenlijk behoren tot ‘we’ in deze zaak.

“Wie de wetenschap vertegenwoordigt zal altijd een ongelooflijk lastige kwestie blijven. Het kan heel goed zijn dat lang niet iedereen die mee zou moeten praten over dit onderwerp ook op komt dagen op onze bijeenkomsten. We hebben ook andere discussiekanalen. We houden het gesprek voorlopig wijd open.”

Maar hoe breed is de groep die mee mag praten volgens u? Hebben we het dan alleen over het promovendi, universitair docenten en hoogleraren of is de groep breder?

“Zeker, het moet breed zijn. Dit is de fase van de ‘verrijking’ en daarin moeten we het veld goed aftasten en kijken wat we willen. Wie mee mag bepalen? In principe iedereen, en dan bedoel ik expliciet iedereen, dus ook medewerkers van de technische werkplaats, research software engineers en bibliothecarissen. Het zijn alle mensen die linksom of rechtsom belangrijk zijn voor het wetenschappelijk proces.

Laat me daar aan toevoegen dat dit geen exercitie moet zijn waarin we uiteindelijk een antwoord krijgen dat voor decennia gaat gelden. Kwaliteit is alleen dan echt sturend wanneer het een open vraag blijft. Als je maar de veiligheid hebt en voelt om overal waar je komt mee te kunnen praten. Dat gesprek openen en open houden is het enige dat ik kan doen als bestuurder.”

Dat klinkt alsof u aanstuurt op diversifiëring maar momenteel wordt het leeuwendeel van de beurzen, ook van ZonMw, uitgegeven aan vrijwel hetzelfde doel: het aanstellen van promovendi – niet aan analisten of senior onderzoekers. Moet dat competitieve geld niet terug in de eerste geldstroom?

“Wat mij betreft moet je het gesprek openlijk voeren. Dus ook de vraag of de €100 miljoen die Plasterk heeft overgeheveld moet worden teruggegeven aan de universiteiten ligt op tafel. Maar ik denk dat als je dat bedrag verdeelt over de veertien universiteiten en tientallen faculteiten, je weinig overhoudt. Of je onderzoekers daar beter van worden is dus ook de vraag.

In het algemeen moeten we meer nadenken over de vraag wat dat huis van de wetenschap nu echt nodig heeft. Dat moet in termen van ondersteuning en infrastructuur maar dat gaat óók over mensen.

Daarvoor is er wel een ander landschap nodig, met meer waardering en aandacht voor het geheel. Nu zijn er instellingen die een Vidi-beurs als voorwaarde stellen voor een vaste aanstelling. Dat slaat natuurlijk nergens op.”

Het gesprek openen over andere vormen van waarderen en belonen klinkt onschuldig. Maar er zijn duizenden wetenschappers ‘opgevoed’ in het huidige systeem. Verwacht u niet juist heel veel weerstand en discussie?

“Ik denk dat er bij elke verandering een ongemakkelijke grijze periode komt waar mensen moeten zoeken naar nieuwe aansluiting. Als funders moeten we daarbij helpen door niet te rigide beleid te voeren.”

Maar we moeten wel een stip op de horizon zetten. We weten allemaal dat als je in de academie eenmaal begint te schuiven met de regels, denk aan open access, dat de situatie binnen de kortste keren verzandt. Er zijn dan teveel dingen die anders moeten, en dan laten we het liever bij hoe het is. Maar dat was toch juist waar iedereen ongelukkig mee was?

En stel je nu voor dat een typische gevestigde wetenschapper, die zijn succes te danken heeft aan dit systeem, naar ons toekomt en zegt: ‘jullie begrijpen er niks van, laten we het houden bij wat het is’. Dan wil ik van ze weten of ze het huidige systeem écht vinden werken. Ik geloof eigenlijk niet dat iemand kan stellen dat dit de allerbeste manier is om wetenschapper te zijn.

Ook sommige jonge wetenschappers zullen de transitie lastig vinden. Zij maken zich terecht zorgen of de aansluiting met het buitenland wel gegarandeerd is als wij andere eisen gaan stellen in Nederland. Hen stel ik gerust door te vertellen dat we dit wel degelijk nauwkeurig afstemmen met de landen om ons heen, maar eerlijk is eerlijk, we nemen wel de voortrekkersrol. De meeste jonge onderzoekers schreeuwen overigens om de voorziene vernieuwing!”

Zijn de instellingen wel uitgerust om een nieuw type personeelsbeleid te voeren?

“Het is inderdaad wel zaak dat er met mensen gesproken wordt op het moment dat er nog allerlei mogelijkheden open liggen. Dus niet rücksichtslos het roer om en eruit werken wie niet mee kan. In een jaargesprek moet je daar tijd voor inruimen en dat moet goed gebeuren, beter dan nu soms het geval is.

De uitkomst van zo’n gesprek kan zijn dat iemand voor een onderzoeks- of juist een onderwijspad kiest, en beide moet je faciliteren. Voor docenten hoeft dat overigens niet te betekenen dat ze niet ook onderzoek blijven doen. En onderwijs is geen ‘losersoptie’. Ik vraag mensen in mijn afdeling vroeg in hun carrière naar hun ambities en ga met ze aan het werk aan een loopbaanpad op maat. Er zijn vele verschillende kleuren nodig binnen de universiteit.”

Mochten de wetenschappers de draai weten te maken, heeft u er dan ook vertrouwen in dat de politiek meebeweegt?

“Ik sta ervoor open dat ZonMw en NWO de voorwaarden voor subsidies veranderen. Het is niet in steen gebeiteld hoe dat moet, daar gaan we nu met de achterban over praten. Onze opdrachtgevers hebben natuurlijk ook wensen, maar zullen eveneens geïnteresseerd zijn in een talent- en kwaliteitsopvatting die past bij de tijd. Als je het mij vraagt dan wil ik inzetten op een meer open en een eerlijkere wetenschap waarin we meer inzetten op samenwerking, en niet langer op excellentie-gedreven divagedrag.”

Toch is het interessant dat ook ZonMw en NWO deze taak zo serieus oppakt als onderzoeksfinancier. Moet u vanuit die rol niet wegblijven bij personeelsbeleid?

“Die kaart krijgen we inderdaad vaak toegespeeld, en dat personeelsbeleid voeren moeten we ook zeker niet doen. Maar NWO en ZonMw draaien op commissies. Die commissies bestaan uit wetenschappers. Dus als je stelt, het personeelsbeleid van de wetenschappers ligt bij wetenschappers, dan klopt het beter en vind ik het ook niet zo gek klinken ineens. Funders verdelen geld en dus moeten ze net als de werkgever een goed beeld hebben van wat wetenschappers willen. Hoe ze beoordeeld willen worden.”

Dat klinkt inderdaad heel mooi, maar hebben die wetenschappers de vaardigheden om op die manier naar het verdelen van onderzoeksbeurzen te kijken?

“Ook commissies moeten worden opgeleid in het nieuwe kader dat we met elkaar gaan afspreken. Daar zal best even tijd in gaan zitten.”

Als u nu zelf een vergezicht moet schetsen, hoe ziet een beursaanvraag bij ZonMw en NWO er in de toekomst dan uit?

“Een optie die ik voor me zie is dat we meer projecten gaan beleggen binnen consortia van onderzoekers. Niet uitsluitend, maar wel meer dan nu. Teams met een diverse samenstelling die een onderzoekslijn bouwen. Daarin zitten de ‘traditionele’ veni/vidi/vici-wetenschappers maar ook de software engineer, de data manager, kennisgebruikers en technische ondersteuning in.

Je kunt als financier ook eisen aan zo’n project stellen zoals vernieuwing of open science. Dat die doelen behaald worden kan gegarandeerd worden door een deel van het budget neer te leggen bij de jonge onderzoekers binnen het consortium, die daarmee projecten kunnen starten of bij de data managers die garanderen dat de data zo snel mogelijk opengesteld kan worden.

Wat is kwaliteit? Dat is afhankelijk van de context en de context bepaal je samen. Consortia kunnen zorgen voor bestendigheid en krachtenbundeling. En voor diversiteit en goede discussie. Zo krijg je weer een stukje plezier terug in de academie.”


Op 23 mei vindt het gezamenlijke congres van ZonMw en NWO “Evolutie of Revolutie – De wetenschapper in 2030” plaats in Den Haag. Er zijn nog plekken beschikbaar.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK